Hugo De Ridder, zonder twijfel een van de kwiekste eenentachtigjarigen van het land, kreeg deze week zijn late gelijk. Het nummer twee van het Vaticaan, staatssecretaris Pietro Parolin, verklaarde dat het celibaat van priesters ‘geen dogma’ is. Over de geheime liefdes van priesters schreef De Ridder al in 1994 het boek De omheinde kamer. Dat kwam er kort na Het ultieme transfer, zijn boek over de vergrijzing en de betaalbaarheid van de pensioenen. Ook dat debat is weer opgelaaid, nu de Ford-werknemers op 52 op brugpensioen mogen. De Ridder: ‘U zou eens moeten weten wat ik nog allemaal gedaan heb na mijn zestigste.’

Ook twintig jaar na het verschijnen van die boeken is Hugo De Ridder in zijn appartement op de Antwerpse Linkeroever gul met beschouwingen over kerk en staat. Niet dat hij nog over te halen is tot de rol van Wetstraatwatcher: ‘Ik zie of spreek de toppolitici niet meer elke dag, dat is dus voor de jongere generatie.’ Maar het bredere kader schetsen of historische inzichten aanreiken kan de nestor van de politieke pers nog altijd als de beste. Is het misschien omdat hij zich als Wetstraatjournalist nooit tot de parlementaire politique politicienne beperkt heeft dat zijn visie over grotere maatschappelijke en politieke thema’s nog niets aan actualiteit heeft ingeboet?

Hugo De Ridder: ‘Dat het verplichte celibaat negatieve gevolgen had, realiseerde ik me ten volle toen een mij onbekende vrouw me begin jaren negentig documenten overhandigde over haar recent overleden vriendin. Ze wilde mij die graag laten lezen. Dat was zo’n aangrijpende lectuur dat ik die meteen wilde gebruiken als basis voor De omheinde kamer. Ik stapte met dat project naar mijn uitgever, Lannoo, maar die reageerde tot mijn verbazing erg terughoudend.’

U was toen een van hun topauteurs.

Hugo De Ridder:De omheinde kamer lag niet in de lijn van mijn Wetstraatboeken. We hebben dan contact opgenomen met Leo Neels, toen vooral bekend als specialist mediarecht aan de KU Leuven, om na te gaan of het uitbrengen van dat boek niet te gevaarlijk was. Uiteindelijk is er toch een contract opgesteld. Ik hoor Godfried Lannoo nog zeggen: ‘Als alle vrouwen die ooit een relatie hadden met een priester dat boek kopen, wordt het een geweldig succes.’ Hij had gelijk, want er zijn 20.000 exemplaren van verkocht. En na publicatie heb ik een eindeloze stroom brieven ontvangen, dat had ik nog nooit meegemaakt. Er zat een boze brief tussen van een priester die voor zijn vriendin een appartement had gekocht, op haar naam. Die vriendin had mijn boek gelezen – waarin de manipulatie van de ‘geestelijke vader’ tegenover zijn vrouwelijk ‘geestelijk kind’ centraal stond – en vervolgens hun relatie verbroken. Maar dat appartement was nu dus wel haar eigendom. Rázend was die priester op mij.

Met mijn boek doorbrak ik een taboe. Een priester die betrapt werd met een vrouw: in mijn jonge jaren was dat het verschrikkelijkste wat kon gebeuren. Of een priester die uittrad: dat was even schandalig. Er was in die tijd een heel bekende film, Le défroqué (‘de afvallige’), en daarin werden priesters die uittraden voorgesteld als mislukkelingen.

Ik kom trouwens uit de tijd waarin homofilie en pedofilie zowat op hetzelfde niveau zaten: het waren twee geaardheden waaraan je niet mocht toegeven. Let wel, met pedofiel bedoel ik geen kinderverkrachter. Vandaag is dat beeld natuurlijk helemaal geëvolueerd. Dat is goed, al worden homoseksuelen nu soms voorgesteld als een superieur mensenras, en pedofielen als de laagste soort die op aarde rondkruipt. Geef toe dat het allebei wat overdreven is.

De kerk is laat bijgedraaid. Pas met Franciscus is er een paus die zich al eens waagt aan een niet-problematiserende uitspraak over homo’s.

De Ridder: Al vanaf mijn collegetijd erger ik me aan de kerkelijke fixatie op het seksuele. Alsof het geloof draaide om huwelijksontrouw, echtscheiding, masturbatie en abortus. Ik ontmoette onlangs een vriend-weduwnaar. Hij is ook 81. Hij zei tegen mij: ‘Hugo, weet je nog, dat ze ons vroeger waarschuwden tegen masturbatie, omdat onze hersenen dan zouden uitlopen? Dat was echt doodzonde. Maar onlangs zei mijn huisdokter me: “Mijnheer, u moet ten minste één keer per week masturberen. Dat is goed voor de hygiëne van uw prostaat.”‘ (lachje) Totaal het omgekeerde dus van wat mensen van mijn generatie in hun jonge jaren als boodschap meekregen. Het vergt wel enige soepelheid van geest van mijn tijdgenoten om die evolutie te kunnen duiden.

Wat ik ook nooit begrepen heb, is dat vanwege die strikte seksuele moraal van Rome veel mensen alleen nog maar kunnen schimpen en spuwen op hun collegejaren en de opvoeding die ze daar ontvingen. Want behalve de seksueel gefrustreerde priesters, die er zeker waren, had je daar ook mannen met een grote liefde voor cultuur, taal en geschiedenis.

Heeft het rapport van Peter Adriaenssens niet aangetoond dat het seksuele misbruik in katholieke scholen, instellingen en verenigingen juist veel ruimer verspreid was dan men dacht?

De Ridder: Over dergelijk misbruik spraken de mensen wel, meer niet. Het gebeurde allemaal in het verborgene. En vergeet niet dat er in die tijd zo’n zestigduizend geestelijken waren, van wie er ongeveer duizend in de fout zouden zijn gegaan. Dat is veel in absolute cijfers, maar in verhouding ook relatief. De kerk heeft vooral te traag en te inadequaat gereageerd op de gevallen van misbruik. Dat culmineerde in de onbegrijpelijke houding van kardinaal Danneels toen hij ingelicht werd over het misbruik van de Brugse bisschop Roger Vangheluwe. Hij had hem onmiddellijk uit zijn ambt moeten zetten, maar in plaats daarvan dacht hij er goed aan te doen Vangheluwe zijn pensioen te laten halen. Dat was een zware fout, en gelukkig geeft Danneels zich daar inmiddels rekenschap van.

Danneels is een man van uw generatie. Ook hij heeft geleefd met de dubbele moraal die toen gold in de katholieke gemeenschap, tot in de CVP (nu CD&V) toe. Tot ver in de jaren tachtig kon geen enkele christendemocraat zich outen als homoseksueel.

De Ridder: In de jaren zestig al wist men dat Raymond Scheyven, meer dan dertig jaar lang de algemene penningmeester van de CVP-PSC, een homo was. Dat was ‘bekend’, maar men sprak of schreef er niet over. En Scheyven repte er natuurlijk met geen woord over: er werd hem trouwens ook niets gevraagd. Maar het was dus ook geen reden om hem uit de CVP te stoten. Ook al omdat toegedekt bleef wat wij journalisten als ‘privé’ beschouwden. Op een dag ga ik naar het kantoor van Paul Vanden Boeynants in het ‘Notarishuis’, hartje Brussel. In de lift sta ik ineens naast prins Albert. Ik stap uit op de eerste verdieping, hij gaat verder naar boven. Ik zeg tegen Vanden Boeynants: ‘Gij hebt hier nogal chique bezoekers.’ Hij antwoordt heel laconiek, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was: ‘Albert? Die komt hier zijn maîtresse bezoeken.’ Ik was nog een jonge journalist en dacht dat ik een grote primeur had. Ik haast me op de redactie van De Standaard naar Louis De Lentdecker met mijn verhaal. Die haalt de schouders op: ‘Maar Hugo, dat weten wij allemaal. Ze heet Sybille de Longchamps.’ Dus zelfs De Lentdecker, die toch van geen kleintje vervaard was, dácht er niet over om dat te publiceren.

Zo waren de tijden: er werd veel verzwegen. Of het nu iemands seksuele geaardheid was of zijn ontrouw: het behoorde tot de privésfeer. En wij schreven er niet over.

Het levensverhaal van Wilfried Martens en Miet Smet is ook het parcours van uw generatie: wat in uw jonge jaren absoluut ondenkbaar of onbespreekbaar was, is vandaag gewoon realiteit.

De Ridder: Dat verhaal van die zo lang volgehouden liefde is natuurlijk heel mooi, maar (aarzelt even) er zijn toch ook slachtoffers gevallen. Martens’ eerste vrouw heeft toch een moeilijk leven gehad: een gehandicapte zoon, een man die haar bedroog, ruzie met haar dochter, een drankprobleem… Maar die ene keer dat ze in een interview gevraagd werd op haar leven terug te blikken, deed ze dat met voornaamheid en klasse. Dat is toch anders dan die interviews met mevrouw Selys de Longchamps.

Het publiek beschikt zo natuurlijk over inside informatie over de monarchie die het zonder die interviews niet zou hebben.

De Ridder: Ik heb alles met aandacht bekeken en gelezen. Zij heeft toch niet de grootheid die ik van haar verwachtte. Mevrouw Selys de Longchamps vertelt vooral kleine details. Vaak zijn ze vernederend: voor Albert, voor Paola, maar ook voor hun kinderen. Zij reageerde niet als een gelouterde vrouw, maar nog altijd als een gewezen minnares.

Krassen op de ziel boen je niet zomaar weg.

De Ridder: Ik begrijp dat mevrouw Selys de Longchamps een vorm van erkenning wil en haar dochter verdedigt. Maar waarom schetst ze geen menselijker, correcter portret van Albert? Ik denk dat het haar zaak beter gediend zou hebben.

Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat de Amerikaanse president Kennedy werd vermoord. Vraag is of hij vandaag nog president had kúnnen worden: de focus zou nu helemaal op zijn vele vrouwenaffaires liggen.

De Ridder: Kennedy was president in mijn eerste Wetstraatjaren, en hij was inderdaad zeer charismatisch. Wij waren echt begeesterd door zijn uitspraak: ‘Vraag niet wat uw land voor u kan doen. Vraag wat u voor uw land kunt doen.’Op elke CVP-vergadering werd dat herhaald. Als ik het enthousiasme van toen vergelijk met het cynisme en de spot van vandaag, dan zijn niet alle evoluties even positief geweest. Wij dachten inderdaad dat we iets voor het land moesten doen: een inlevering goedschiks aanvaarden, onze militaire dienstplicht vervullen, vrijwilligerswerk verrichten… Dat besef is vrijwel verdwenen. En dat straalt ook af op het politieke discours. Waarom zijn er nog zo weinig politici die duidelijk appelleren aan een ideaal, in plaats van elk voorstel af te schieten omdat het deze of gene categorie kiezers zou benadelen of bevoordelen? De snelheid waarmee ideeën worden afgeschoten stoort me enorm. Ik weet wel, de oude journalistiek van vroeger was veel trager. Maar vandaag mag een politicus niets meer lanceren of het wordt afgeschoten. Elke reden is goed om tegen te zijn: voor de ene omdat de socialisten het zeggen, voor de andere omdat het van Philippe Muyters komt. Men verwart politiek met kleiduifschieten.

Die aanhoudende kritiek heeft de drie klassieke politieke families wel aan het wankelen gebracht: de N-VA houdt hen op haar eentje zowat in evenwicht.

De Ridder: Is dat zo? Sinds de Tweede Wereldoorlog waren de christendemocraten en Vlaams-nationalisten samen altijd ongeveer goed voor de helft van de stemmen. Dat publiek was er en blijft er: Vlamingen die ongeveer hetzelfde denken, dezelfde smaken hebben, en die hun kinderen naar dezelfde scholen sturen. Tegenwoordig heet dat ‘de Vlaamse grondstroom’, maar die heeft eigenlijk altijd bestaan. Het enige wat veranderde, is het stemgedrag van de kiezers. In de jaren vijftig haalde de CVP ongeveer vijftig procent, de Vlaams-nationalisten tussen de vijf en tien procent. Nu is dat dertig procent voor de N-VA en ongeveer twintig voor CD&V. Je ziet dat het best in de gemeentepolitiek. De meeste nieuwe N-VA-burgemeesters zouden vroeger CVP’ers geweest zijn: het zijn in wezen dezelfde mensen. Velen van hen zijn trouwens van partij veranderd, en meestal om futiele redenen. Ze zijn gegroeid uit dezelfde humus. Ze zijn behoudsgezind, zonder echt rechts te zijn. Die grondstroom is het product van het katholiek onderwijs en wordt verder gevoed door organisaties als de Boerenbond en Unizo. En omdat er geen klassieke verzuiling meer bestaat, heeft CD&V in 2010 zwaar betaald voor een aantal foute keuzes, waardoor haar publiek massaal is overgestoken naar de N-VA.

Wat waren die fouten?

De Ridder: Na ‘de vijf minuten’ politieke moed van Leterme is de CD&V toch in een regering zonder staatshervorming gestapt. Vervolgens hebben ze het kartel opgeblazen. En dan kwam er de bankencrisis. Daarin ben ik trouwens niet té streng voor Leterme: pas twee dagen voordat die bankencrisis losbrak, wist hij wat op ons land afkwam. In de gegeven omstandigheden heeft hij er nog het beste van gemaakt.

Weet u, ik bezoek graag het Hiltonhotel om er de buitenlandse kranten te lezen. Wat mij dan telkens opvalt, is de ingenieuze, bijna geruisloze manier waarop een klein land als België zich door de crisis beweegt. Op de werklozen na heeft eigenlijk niemand moeten inleveren. Er is niet op onze pensioenen gekort, de index bleef behouden, er is geen ambtenaar die minder verdient. Vergelijk dat eens met het buitenland. Overal leveren ambtenaren in en krijgt men minder pensioen. Hoe komt het toch dat dit kleine land zijn welvaart behoudt, zelfs met onze hoge loonkosten, onze zware fiscaliteit en moeilijke staatsstructuur? Wij blijven brugpensioenen toekennen, maar we kunnen ook nog altijd 325 miljard euro op onze spaarboekjes zetten. Dat is toch heel verheugend? Wij Belgen zijn echt dé plantrekkers van Europa. Mijn enige vraag daarbij is hoelang wij dat kunnen volhouden. Of we niet op een of andere tijdbom zitten. Maar het blijft een feit dat we zonder grote inspanningen en zonder algemene verarming door die grote crisis aan het komen zijn. Elke maand komt er zelfs anderhalf miljard euro spaargeld bij. En maar klagen!

Zijn wij Belgen dan te negatief over onszelf?

De Ridder: Voor wie zijn geschiedenis kent, klinkt het wat ironisch, maar het moet gezegd: Elio Di Rupo is de beste Waalse eerste minister die we ooit hebben gekend. Ik sta ervan te kijken wat hij allemaal voor elkaar krijgt. Vlamingen hebben dan ook een verkeerd beeld van Wallonië en de Walen. Telkens wanneer ik in Wallonië kom, en dat gebeurt vaak, zie ik een economische revolutie: een opgang van kmo’s die doet denken aan wat Vlaanderen in de jaren zestig kende. Ik heb er zelfs een eigen theorie over. Het succesrijke instrument van de ‘streekeconomie’, een concept dat Gaston Eyskens en Gaston Geens indertijd aan de Leuvense economische faculteit hadden uitgedacht, was op Vlaamse maat gesneden. De Walen hebben daar toen geen gebruik van kunnen of willen maken. Zij subsidieerden bedrijven die verlies maakten. Maar die Vlaamse opleving van toen wordt nu in Wallonië voortgezet, via een nieuwe vorm van streekeconomie en via kmo’s. Er vertrekt een as in Waals-Brabant, en die loopt via Namen door naar Luxemburg en naar de streek van Bergen. Maar wij Vlamingen zien dat niet. Wij staren ons nog altijd blind op Charleroi. Die stad blijft inderdaad een probleem, maar Wallonië is groter dan Charleroi. En er zijn veel Walen die niet op de PS stemmen. Al helpt het ook niet om alleen in clichés over de PS te spreken. Die partij heeft natuurlijk knappe koppen. Een minister als Jean-Pascal Labille is bepaald geen domoor.

De belangrijkste Vlaamse kritiek op de regering-Di Rupo is dat dit kabinet misschien wel doet wat nu nodig is, maar geen noodzakelijke beslissingen neemt om de toekomst veilig te stellen.

De Ridder: Daar zit een grond van waarheid in, al gold dat verwijt evengoed voor de vorige regeringen: Het Ultieme Transfer, mijn boek over het probleem van de (brug)pensioenen, dateert al van 1992. Men heeft het brugpensioen ingevoerd met het argument dat ouderen op de arbeidsmarkt plaats moesten maken voor jongeren. Bruggepensioneerden stelden dus een nobele daad: zij gaven jongeren een kans. Economen waren er toen van overtuigd dat een land met x aantal inwoners y aantal arbeidsplaatsen had. Waanzin natuurlijk, want er hangt zo veel af van het dynamisme van een land. Was dokter Paul Janssen er niet geweest in Beerse, dan waren er in de Kempen geen vijfduizend arbeidsplaatsen extra geweest. Al die moeilijke meetbare factoren zijn zoveel belangrijker voor de economie: innovatie, arbeidsethos…

Inmiddels is er gelukkig een breed besef dat we met z’n allen langer zullen moeten werken. Een regering die daarop handig inspeelt, kan dus grote stappen zetten. Men moet de mensen vooral niet opjagen met boodschappen als ‘vanaf nu moet iedereen tot zijn zeventigste werken’. De minister van Pensioenen zou beter een stappenplan opstellen: iemand die nu 45 is zal tot zijn 62e moeten werken, iemand die nu 40 is tot zijn 64e. Dat zou veel vlugger aanvaard worden dan zogenaamde ‘shocktherapieën’.

Ikzelf ben op mijn zestigste met pensioen gegaan. Op een lezing heeft men mij ooit gevraagd wat ik daarna nog heb gedaan. (schraapt de keel) Wel, ik heb nog meer dan vijftien boeken geschreven. Het Ultieme Transfer heb ik herwerkt tot een toneelstuk. Ik gaf meer dan duizend lezingen. Ik heb de master journalistiek opgericht bij de Lessius-hogeschool, nu Thomas More. Ik ben actief bij het ‘Actiecomité Linkeroever’. Ik heb de studies van mijn kleinkinderen begeleid. En de oudste van mijn acht achterkleinkinderen, die nu zeven jaar wordt, leer ik schaken. (met blinkoogjes) Met succes, want ik moet al goed opletten of hij zet me vast. Waarom zouden mensen op hun vijftigste dus al uitgeblust moeten zijn? Volgens de filosoof Lewis Wolpert begint het leven zelfs pas bij zeventig, of tachtig.

U vergeet in uw opsomming nog een paar klussen. Christendemocratische ministers blijven uw advies en raad vragen.

De Ridder:(lachje) Dat is mijn vorm van dienstbetoon. En verder begeleid ik nog wat oudere staatslieden. Ik heb ook geholpen bij de memoires van Tindemans, Martens en Dehaene.

Over jongere staatslieden gesproken: wat vindt u van CD&V-voorzitter Wouter Beke?

De Ridder: Wouter Beke doet het zeer goed. In het begin stond ik zeer sceptisch tegenover hem. Ik vreesde dat hij vermorzeld zou worden door de grote machine van de Wetstraat. Ik ging ook niet akkoord met zijn standpunt: ‘liever geen regering dan een regering zonder staatshervorming’. Dat klonk mij te hard, zeker na vijfhonderd dagen regeringscrisis. Maar vandaag heeft Wouter Beke de CD&V heel goed in handen. Hij heeft geen vijanden. Hij heeft ervoor gezorgd dat zijn partij niet meer in een spagaat zit tussen de Vlaamse en de federale regering. Koen Geens is veel pragmatischer dan Steven Vanackere. Geens is tegelijk technocraat en toch een aangename persoonlijkheid, met hem als vicepremier is het gedaan met dat voortdurende geruzie met de Vlaamse regering. Ik vraag me alleen af of Beke niet meer moeite had moeten doen om die oude krokodillen op de lijst te houden. Hij stuurt CD&V naar de verkiezingen zonder Herman Van Rompuy, Jean-Luc Dehaene of Yves Leterme. Maar anderzijds: sinds je meer dan één voorkeurstem mag uitbrengen en bijvoorbeeld tegelijk voor Yves Leterme en Hilde Crevits kunt stemmen, zijn veel van die exceptionele kiesresultaten natuurlijk electorale fictie. De CD&V is in West-Vlaanderen de honderdduizend stemmen van Leterme dus nog niet kwijt. Wouter Beke heeft een keuze gemaakt. Misschien is het zelfs een moedige zet.

DOOR WALTER PAULI, FOTO’S FILIP VAN ROE

‘De snelheid waarmee ideeën worden afgeschoten stoort me enorm. Men verwart politiek met kleiduifschieten.’

‘Elke maand komt er zelfs anderhalf miljard euro spaargeld bij. En maar klagen!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content