Honderd jaar geleden publiceerde hij drie revolutionaire artikels, vijftig jaar geleden stierf hij. Van de vele verhalen over Einstein is er één dat zelden volop wordt belicht: het Belgische. Een boeiend stukje vaderlandse geschiedenis.

INFO : Bronnen

Les Conseils Solvay et les Débuts de la Physique Moderne, Université Libre de Bruxelles, 1995. Einstein et la Belgique, catalogus van de tentoonstelling in het Paleis der Academiën, 1979. Albert Einstein, Ideas and Opinions, Crown Publishers, 1954. Met grote dank aan professor Franklin Lambert, voor zijn archief- en knipselmappen.

Vijftig jaar geleden, op 18 april 1955, werd Albert Einstein ’s morgens niet meer wakker. Nog dezelfde dag kreeg zijn dochter Margot het volgende telegram: ‘Dit vreselijke nieuws dompelt mij onder in een onzegbaar verdriet. De wereld verliest een groot geïnspireerd genie, een profetische stem en een onvervangbaar hart. Ik verlies een zeer dierbare en oude vriend. Ik huil met u mee.’ Was getekend: Elisabeth van België.

Dat telegram was meer dan een formaliteit. Ruim veertig jaar lang had koningin Elisabeth inderdaad een bijzondere vriendschap met Einstein onderhouden. Van bij hun eerste ontmoeting koesterden de twee warme – doch ongetwijfeld zedige – gevoelens voor elkaar. Ze praatten en musiceerden graag samen, en bleven elkaar ook na 1933, toen Einstein definitief naar de Verenigde Staten was vertrokken, brieven en gedichtjes toesturen.

Zijn banden met het hof – ook met koning Albert I trad Einstein op een aantal cruciale momenten in contact – zijn maar één ingrediënt in het Belgische hoofdstuk van de Einsteinbiografie. De beroemdste wetenschapper van de 20e eeuw was een vaste klant op de legendarische Solvay Conferenties, maakte kennis met een aantal Belgische politieke leiders, woonde zes maanden in een villa aan de Belgische kust, en speelde een cruciale rol bij de totstandkoming van de atoombom – een verhaal waar, via het Congolese uranium, óók een Belgisch luik aan zit. ‘Bijna dertig jaar lang heeft er een heel bijzondere band bestaan tussen Einstein en België’, zegt Frank-lin Lambert, hoogleraar natuurkunde aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). ‘Een interessant stukje vaderlandse geschiedenis, dat wel eens volledig mag worden verteld.’

Lambert werkt al enige tijd aan wat het definitieve boek Einstein en België moet worden, dat alle gegevens, anekdotes, foto’s en documenten zal bevatten. Later dit jaar – 2005 is overal ter wereld hét Einsteinjaar – volgt nog een tentoonstelling met dezelfde titel. Voor Knack haalde Lambert zijn archiefmappen alvast te voorschijn. Het verhaal begint in juni 1911, met een uitnodiging voor een wetenschappelijk congres in het Brusselse Hotel Métropole.

Heksensabbat in Brussel

Het moest een soort Belgische tegenhanger worden van de Nobelstichting, die sinds 1901 elk jaar mensen bekroonde die iets bijzonders hadden gepresteerd in de wetenschap. Ernest Solvay, stichter van de gelijknamige chemiereus, had fortuin gemaakt als industrieel, maar voelde zich toch vooral een wetenschapper. Wat Alfred Nobel in zijn testament had bepaald, wilde Solvay nog tijdens zijn leven doen: als mecenas bijdragen tot de vooruitgang van de wetenschap – want dáárvan, meende hij, was voor de mensheid alle heil te verwachten. De Duitse chemicus Walter Nernst, die in onmin was geraakt met de Nobelstichting, hielp hem in 1911 bij het organiseren van de eerste Solvay Conferentie.

Mede door de drie revolutionaire artikelen die Albert Einstein in zijn wonderjaar 1905 had gepubliceerd – over speciale relativiteit, het atoom en de energiekwanta – bevond de natuurkunde zich aan het begin van de vorige eeuw op een keerpunt. Om een grondige discussie over de talrijke vragen te bevorderen, nodigden Solvay en Nernst in 1911 de belangrijkste achttien fysici van het moment uit om in het Brusselse Hotel Métropole een paar dagen lang met elkaar van gedachten te wisselen. Bij dat selecte groepje van achttien zaten elf, al dan niet toekomstige Nobelprijswinnaars – onder wie Max Planck, Marie Curie, Hendrik-Antoon Lorentz, en uiteraard: Albert Einstein, die de bijeenkomst ‘een heksensabbat’ noemde.

Bij het grote publiek was Einstein toen nog niet bekend. Solvay had hem al wel ontmoet, twee jaar eerder, toen ze allebei een eredoctoraat hadden gekregen aan de universiteit van Genève. De industrieel, die graag in het gezelschap van geleerden vertoefde omdat hun geleerdheid zo op hem kon afstralen, was een wetenschappelijke autodidact en had al jaren vóór Einstein met ‘E = mc2’ voor de dag kwam, het vermoeden dat materie (m) en energie (E) equivalent waren. Het was onder meer over die ‘meest intieme eigenschappen van de materie’ dat de genodigden van 29 oktober tot 4 november 1911 discussieerden. De gedetailleerde verslagen werden na afloop verspreid in de wetenschappelijke wereld en bezorgden de eerste Solvay Conferentie een ronduit mythische status. In het Métropole-salon was niet alleen een stand van zaken opgemaakt, er was wetenschappelijke vooruitgang geboekt.

Behalve op een honorarium van duizend Belgische frank werden alle deelnemers ook getrakteerd op een bezoekje aan het Belgische vorstenpaar Albert en Elisabeth, van wie Solvay voor zijn conferenties de bescherming genoot. Bij die eerste ontmoeting moet het, aldus professor Lambert, met-een ‘geklikt’ hebben tussen Einstein en de koningin. Ze zouden elkaar nog vaak terugzien, om samen viool te spelen, maar ook om te praten over fysica. ‘Ik ben uw wonderbaarlijk heldere voorstelling van de causaal- en waarschijnlijkheidstheorieën niet vergeten, en zal het kleine licht dat u hebt aangestoken, goed bewaren’, schreef Elisabeth hem na een van die bezoekjes. Waarop Einstein antwoordde: ‘Het was een grote vreugde voor mij u te vertellen over de mysteries waarvoor de natuurkunde ons stelt.’

De dobbelstenen van God

Die mysteries werden na 1911 alleen maar groter. De kwantummechanica, waarvoor Einstein mee de fundamenten had gelegd, bleek haaks te staan op het klassieke beeld dat de fysica altijd had gekend: elke gebeurtenis is een gevolg met een oorzaak. In de interpretatie van kwantumverschijnselen – op het kleinste, subatomaire niveau – die Niels Bohr en zijn collega’s in Kopenhagen hadden uitgewerkt, was van dat soort determinisme in 1927 geen sprake meer. In oktober van dat jaar, op de vijfde Solvay Conferentie, hadden Bohr en Einstein hun ondertussen legendarische meningsverschil. In de woorden van Einstein, die niet met waarschijnlijkheden kon leven: ‘God dobbelt niet.’ In de woorden van Bohr, die zich strikt aan de experimentele gegevens hield: ‘Hou op met God te vertellen wat hij moet doen.’

Net omdát ze het fundamenteel oneens waren, bleven ze dagenlang onafscheidelijk. Aan het ontbijt in het hotel, wandelend door de straten van Brussel – keer op keer probeerde Einstein voorbeelden te bedenken waaruit moest blijken dat Bohr ongelijk had. Maar keer op keer wist Bohr zijn theo-rie te redden. ‘Einstein heeft de discussie uiteindelijk verloren’, zegt professor Lambert. ‘De nieuwe garde heeft het toen gehaald. Die vijfde Solvay Conferentie in 1927 was in feite de conclusie van de kwantumrevolutie. Einstein bleef tot aan zijn dood de interpretatie van Bohr verwerpen, en dat maakt hem eigenlijk tot een tragisch figuur. Naarmate hij steeds beroemder werd, raakte hij in wetenschappelijk opzicht steeds meer geïsoleerd.’

Tussen de eerste conferentie in 1911 en de vijfde in 1927 – twee mijlpalen in de geschiedenis van de 20e -eeuwse fysica – had Einstein een paar keer verstek laten gaan. In 1921, omdat hij in de VS op tournee was om fondsen te werven voor de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem. En in 1924, omdat hij niet akkoord ging dat de andere Duitse fysici – zo kort na de Eerste Wereldoorlog – nog altijd niet werden uitgenodigd. Einstein vond het ‘niet opportuun om deel te nemen aan de Solvay Conferentie omdat mijn Duitse collega’s daarvan worden uitgesloten’. Wetenschap en politiek, vond hij, mochten niet met elkaar worden vermengd, en geen enkel individu kon ‘verantwoordelijk worden geacht voor de daden van de regering van het land waartoe hij behoort’. In 1926, toen Duitsland lid was geworden van de Volkenbond, werden de betrekkingen met Duitse wetenschappers genormaliseerd. Lorentz, die de conferenties voorzat, kreeg daarvoor op 2 april van dat jaar tijdens een privé-audiëntie de toestemming van koning Albert.

Einstein was ondertussen een internationale vedette geworden. In november 1919 werd zijn algemene relativiteitstheorie voor het eerst experimenteel bevestigd: het was geleden van Wilhelm Röntgen en diens x-stralen dat de pers zo gretig en massaal aandacht besteedde aan een wetenschapper. In 1921 kreeg Einstein de Nobelprijs, overigens niet voor de relativiteitstheorie, maar voor zijn bijdrage aan de kwantummechanica – waarvan hij de consequenties in 1927 nog zo fel zou bestrijden. Na die vijfde Solvay Conferentie trad hij steeds minder vaak als fysicus op het voorplan, en steeds vaker als pacifist en pleitbezorger van een wereldbestuur.

Een prijs op zijn hoofd

Aan de catastrofale impact van het Hitlerbewind heeft Einstein nooit een seconde getwijfeld. Al in 1932, toen de nazi’s de grootste fractie werden in de Reichstag, wist hij dat het faliekant zou aflopen. Toen Hitler in januari 1933 aan de macht kwam, besloot Einstein – die zich toen in de VS bevond – om nooit meer terug te keren naar Duitsland. Hij nam het oprukkende fascisme zo ernstig dat hij zelfs zijn visie op het leger aanpaste.

In februari 1933 hadden twee Belgische jongemannen militaire dienst geweigerd. Hun advocaat, de Franse pacifist Al-fred Nahon, had Einstein gevraagd of die zijn contacten aan het Belgische hof niet kon aanwenden om de gewetens- bezwaarden vrij te pleiten. Tot grote ontzetting van Nahon deed Einstein niet echt wat hij van hem had verwacht. In een brief aan koning Albert, die hem expliciet naar zijn standpunt ter zake had gevraagd, schreef Einstein dat gewetensbezwaarden weliswaar niet als criminelen moesten worden behandeld, maar dat een defensief leger in de gegeven omstandigheden wel degelijk gerechtvaardigd was. Einstein weigerde te getuigen op het proces van de dienstweigeraars, die werden veroordeeld tot twee jaar gevangenis.

Op 28 maart 1933 arriveerde in de Antwerpse haven vanuit Amerika de SS-Belgenland. Aan boord: de familie-Einstein – Albert, zijn tweede vrouw Elsa en zijn jongste stiefdochter Margot. Na een ontvangst door onder meer de Antwerpse burgemeester Camille Huysmans, de Brusselse fysicus Théo-phile De Donder en vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap, en na enkele overnachtingen in Mortsel, vertrokken de Einsteins naar De Haan, waar hen door de koninklijke familie een bescheiden villa ter beschikking was gesteld: de Villa Savoyarde aan de Shakespearelaan. Ze zouden er zes maanden blijven.

Uit verslagen van de Oostendse gendarmerie uit die periode blijkt dat Einstein er bescherming genoot, omdat de nazi’s naar verluidt een prijs op zijn hoofd hadden gezet. Toch lag Einstein kennelijk niet echt wakker van zijn eigen veiligheid. ‘In principe is hij tegen speciale beschermingsmaat-regelen’, schreef luitenant Arnoul op 12 april aan de staatsveiligheid. ‘Hij lijkt de dreigbrieven waarvan hij het voorwerp vormt, niet ernstig te nemen: zelf neemt hij geen enkele beschermingsmaatregel. Hij werkt tot erg laat ’s nachts en laat de deur van de villa vaak open. De toegang is erg makkelijk, het bureau van de professor is vooraan op het gelijkvloers, een daad van agressie zou er dan ook makkelijk kunnen plaatsgrijpen. In die omstandigheden is het niet mogelijk om op een absolute wijze de veiligheid van de geleerde te waarborgen.’ Luitenant Arnoul gaf zijn gendarmen de opdracht om – ‘en tenue bour- geoise’ – de professor tijdens zijn wandelingen te volgen, elke nacht een aantal controles uit te voeren rond de villa, en alle Duitsers in De Haan goed in de gaten te houden. Pittig detail: een dronkelap die Einstein op de openbare weg had uitgescholden û ene Van Hoornweder – werd door het gemeentebestuur veiligheidshalve gecolloqueerd.

Elsa was wél als de dood dat haar man iets zou overkomen – ze schreef smeekbrieven aan de minister van Justitie om de bescherming op te drijven. Op 31 augustus 1933, toen in Tsjecho-Slowakije de Duits-joodse filosoof Theodor Lessing werd vermoord, besloot ook Einstein zelf om het zekere voor het onzekere te nemen. Begin september vertrok hij definitief naar de Verenigde Staten: hij zou de laatste twintig jaar van zijn leven verbonden zijn aan het Institute for Advanced Studies in Princeton.

Een geit gekonterfeit

Tijdens zijn verblijf in De Haan bleef Einstein contact houden met de wetenschappelijke wereld. Zo gaf hij in Brussel een aantal lezingen over de relativiteitstheorie, waarop onder meer ULB-prof Théophile De Donder en de Belgische kanunnik Georges Lemaître aanwezig waren. Toen hem werd gevraagd of iemand er iets van zou begrepen hebben, zei Einstein: ‘De Donder misschien, Lemaître vast en zeker, de rest dat geloof ik niet.’

Lemaître, een van de eerste fysici die geloofden dat het heelal was ontstaan na een oerknal, had Einstein al in januari 1933 ontmoet in Pasadena. Einstein zelf geloofde niet in de oerknal, hij ging ervan uit dat het heelal statisch, onveranderlijk is, en voerde zelfs de zogenaamde ‘kosmologische constante’ in om de ogenschijnlijke uitdijing van het heelal te kunnen verzoenen met de formules van de relativiteitstheorie. De Donder, die ook deelnam aan de Solvay Conferentie van 1927, was een van de eerste fysici die met Einstein correspondeerden over de algemene relativiteitstheorie. Ook in de Belgische politiek maakte Einstein in die periode vrienden. Over Emile Vandervelde, voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij, schreef hij in een brief aan koningin Elisabeth: ‘Een wijze en goedaardige mens. Hij sprak over u en uw man met grote hartelijkheid.’

Maar het was de Oostendse schilder Alfons Blomme die wellicht de meeste tijd met Einstein doorbracht. Vermoedelijk in ruil voor de schilderlessen die Blomme aan Einsteins stiefdochter gaf, had hij de toestemming gekregen om diens portret te schilderen. En als Einstein in de Villa Savoyarde last kreeg van handtekeningenjagers, mocht hij zich in het huis van Blomme terugtrekken om zich aan zijn wetenschappelijk denkwerk te wijden. In 1975 vertelde de toen 86-jarige Blomme aan Gazet van Antwerpen hoe hij had kennisgemaakt met de Einsteins. Tijdens een wandeling door de polders zag hij een jongedame die een geit probeerde te schilderen: ‘Om haar concentratie niet te verstoren, maakte ik een omweg. Na een uur of drie kwam ik terug langs dezelfde plek. Het beest stond nog niet op het doek. Ik bood mijn hulp aan. Na twintig minuten was de geit gekonterfeit. We keuvelden nadien en het meisje stelde zich voor als de dochter van Einstein.’

Van Einsteins ontmoeting met de, iets bekendere, Oostendse schilder James Ensor bestaat een beroemde foto. De heren zitten op het terras van restaurant Le Coeur-Volant, in het gezelschap van de Franse minister van Onderwijs Anatole de Monzie, die naar België was gekomen om Ensor te onderscheiden met het Légion d’Honneur. Over het gesprek van de dag is niets overgeleverd, maar in de archiefmappen van professor Lambert zit wel het menu van de dag: Melon glacé, La sole meunière, Poulet grillé à la chapelure, Crêpes suzettes en Fruits.

Uit protest tegen de massapsychose waaraan Duitsland steeds grondiger ten prooi valt, heeft Einstein dan al ontslag genomen uit de Pruisische Academie en verzaakt aan de Duitse nationaliteit. ‘Meer dan ooit, nu ze niet meer Duits is, is de stem van Einstein universeel’, schrijft de krant Le Soir. In juni 1933 reist hij even naar Engeland, om Churchill te waarschuwen voor Hitler. In de Verenigde Staten zal hij zes jaar later een beslissende rol spelen bij de totstandkoming van de atoombom – en ook aan dat verhaal zit een Belgische connectie.

Belgisch uranium en de bom

De sleutel zat in zijn eigen formule. Aangezien energie (E) gelijk is aan materie maal het kwadraat van de lichtsnelheid (mc2) kan uit een minimum aan materie een maximum aan energie worden vrijgemaakt – hóé dat precies moest, ontdekten fysici eind 1938 zowat tegelijkertijd in Berlijn en Kopenhagen. De jacht op de bom was begonnen.

In België was Edgard Sengier, directeur van de radiumfabriek in Olen, zich er terdege van bewust dat het uraniumerts dat hij bij de Shinkolobwe-mijnen in Congo betrok, van enorm groot belang zou zijn voor de productie van die atoombom. Op eigen initiatief besloot hij 1200 ton van dat erts te verschepen naar Staten Island, vlakbij New York, zodat het zich alleszins buiten het bereik van de nazi’s zou bevinden.

In de VS maakten drie Hongaarse fysici (Edward Teller, Leo Szilard en Eugene Wigner) zich grote zorgen dat Duitsland de race naar de bom toch zou winnen. Ze vroegen Einstein of hij geen gebruik kon maken van zijn banden met het Belgische koningshuis om erop aan te dringen dat het bewuste uranium aan de Amerikanen zou worden verkocht. Einstein weigerde dat, hij wilde zijn vriendschap met koningin Elisabeth (koning Albert was intussen overleden) niet misbruiken. Hij schreef op 11 oktober 1939 wel een brief naar de Amerikaanse president Roosevelt, die enige tijd later het initiatief nam voor het Manhattan Project: de ontwikkeling van de atoombom, waarvan slechts één Belg al die tijd op de hoogte was, fabrieksdirecteur Edgard Sengier. Op 26 september 1944 ondertekent Sengier een commercieel akkoord met de Amerikaanse overheid: in ruil voor tien jaar Amerikaanse exclusiviteit op de uraniumproductie van Shinkolobwe, krijgen Belgische onderzoekers het recht om betrokken te worden bij de ontwikkeling van kernenergie voor industriële doeleinden.

‘Dat verhaal moet het slothoofdstuk worden van mijn boek Einstein en België‘, zegt professor Lambert. ‘Om verschillende redenen lijkt het mij nochtans belangrijk dat wij daar als Belgische burgers achterkomen. Einstein zelf was trouwens enorm gechoqueerd toen hij hoorde dat de Amerikanen de bom op Japan hadden gedropt. Het staat vast dat het Belgische uranium van wezenlijk belang is geweest voor het Manhattan Project. Toen generaal Leslie Groves samen met Edgard Sengier werd ontvangen op het Witte Huis, zei hij dan ook tegen president Truman: ‘ Zonder deze man zou het Manhattan Project niet mogelijk zijn geweest.’

Fluitend door het park

Op de tentoonstelling Einstein in België, later dit jaar aan de VUB, zullen toch vooral de brieven en gedichten over, van en aan koningin Elisabeth de aandacht trekken (zie ook kaderstuk). Zo is er het mooie verhaal van zijn eerste privé-bezoek aan de koningin, op 29 mei 1929. De chauffeur die was uitgestuurd om Einstein aan het station op te pikken, kwam zonder passagier terug aan in Laken. De koningin was ongerust en stuurde een hofdame naar de ingang om Einstein op te wachten. Na enige tijd zag die een man vrolijk fluitend het park in wandelen – hij zat helemaal onder het stof, de haren in de war, een viool op zijn arm. ‘Hoe kon ik weten dat u een chauffeur had gestuurd?’, vroeg hij aan de koningin.

De chauffeur, zo bleek, had alleen aandacht gehad voor de passagiers in eerste klasse. Maar Einstein was in derde klasse gereisd, omdat hij op weg naar het station naar eigen zeggen een paar mensen was tegengekomen die het geld ‘beter konden gebruiken’ dan hijzelf. Met het kleingeld dat hij nog over had, probeerde hij in een café vlakbij het station naar Laken te bellen. Toen de waardin hoorde dat die rare snuiter echt naar het paleis probeerde te bellen, dacht ze dat hij ‘een gek’ of ‘een anarchist’ was, en belde de politie. Toen het misverstand was opgelost, verheugde Einstein zich erover dat hij voor één keertje eens niet herkend was.

Aan het bezoek van die dag bewaarde Einstein trouwens de allerbeste, ook culinaire, herinneringen. Na zijn dood bezorgde Margot Einstein aan koningin Elisabeth de brief die haar vader over dat bezoek aan Elsa had geschreven. Albert en Elisabeth waren volgens Einstein ’twee mensen van een puurheid en goedheid die zelden te vinden is. Eerst praatten we een uur, dan kwam er een Engelse muzikant en speelden we muziek. Daarna ging iedereen weg en was ik alleen bij de koning en de koningin voor het eten: zonder bediening, vegetarisch, spinazie met aardappelen. Het was niet voorzien dat ik bleef eten.’

Door Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content