August Sander fotografeerde systematisch de mensen van zijn tijd. Ouderwets nobel.

DE FOTO’S van August Sander zijn een beetje belachelijk. Ze zijn te serieus. Ze weerspiegelen een wereld van mannen, en mannen zijn belachelijk als ze zich uitsloven en de grote principes najagen, vooral als de kijker in een oogopslag kan zien hoe kwetsbaar ze zijn. August Sander (1876-1964) was een Duits fotograaf. Een middenstander die zich iets in het hoofd haalde. Hij had zich voorgenomen om met een systematische reeks portretten een totaalbeeld te brengen van de ?Mensheid in de Twintigste Eeuw”. En meer nog, ook van de zuivere natuur en van de stedelijke, historische landschappen van zijn streek. Hij is daar niet in geslaagd, maar toch heeft hij een reeks portretten gemaakt die stuk voor stuk een treurig, lief of koddig beeld geven van boerenkinkels, advocaten, artiesten, landlopers en andere lieden van deze eeuw. Het zijn wereldberoemde foto’s geworden. De nevenverschijnselen van een levenswerk.

In het voorjaar van 1952 maakt August Sander de foto die ik niet kan vergeten. Op dat moment is hij zesenzeventig jaar en lijkt de grootste misère voorbij : twee oorlogen, de pijn om de foto’s die verloren gingen tijdens een bombardement van Keulen en de andere foto’s die door de nazi’s werden opgeëist en verbrand. De oudere Sander woont in het dorpje Kuchhausen en fotografeert ?ongevaarlijke” onderwerpen zoals de landschappen en die ene boer die zaait. De man staat in het licht van een lage zon, de ogen dichtgeknepen en met smalle lippen. Hij houdt de rechterarm horizontaal uitgestrekt, een hand vol zaad. Met de andere hand houdt hij de metalen teil vast. Wat me opvalt is dat de boer naar de fotograaf kijkt, en we krijgen de indruk dat het compagnons zijn. Ze zijn allebei bezig met hun eigen werk en wisselen daarbij na alles wat er gebeurd is een blik van verstandhouding. Serieus en toch jongensachtig.

Vader Sander is een mijnwerker en August een van zijn zeven kinderen. August gaat naar de Evangelische school van het dorp, en als hij zestien is daalt hij voor het eerst af als hulpje in de mijn. Van zijn oom krijgt hij een fototoestel en al tijdens zijn legerdienst werkt hij bij een fotograaf in Trier. Daarna reist hij als leerjongen van het ene fotografenatelier naar het andere en werkt zo in Berlijn, Maagdenburg, Halle, Leipzig en Dresden. Na zijn huwelijk opent hij zijn eigen zaak in Linz. Hij is dan vijfentwintig.

OMFLOERST.

August Sander krijgt tal van onderscheidingen en medailles in binnen- en buitenland. Sander is een bekwaam vakman en hij heeft zelfs ?artistieke gaven”. Het is de tijd van de picturale fotografie en de kunstzinnige zweempjes. Hij kent er wat van, maar de omfloerste manier van doen ligt niet in de aard van deze jonge man : hij is rechtlijnig en ambitieus. In 1910 installeert hij zijn eerste studio in Keulen. Hij verdient geld als commercieel fotograaf en tegelijkertijd werkt hij al aan het Grote Plan. Pas in november 1927 schrijft hij in hoekige gotische letters een plechtige intentieverklaring in verband met zijn project, ?Menschen des 20. Jahrhunderts”. Hij bepaalt wat het moet worden : ?Een cultureel werk in foto’s, ingedeeld in 7 groepen, gerangschikt volgens stand, in totaal 45 mappen.” En ook nog : ?Er scheen mij niets passender te zijn dan door middel van fotografie in een absoluut natuurgetrouwe weergave een tijdsbeeld van onze tijd te schetsen.” De rechtlijnige ambitieuze August Sander is ook ontroerend naïef.

De indeling van ?Mensen van de twintigste eeuw” begint passend met De Boeren, de ?aardgebonden” mensen. Voor die ?stand” heeft hij zeven mappen gereserveerd (een map bevat telkens twaalf foto’s), elke map heeft een thema : de jonge boer, het boerenkind en de moeder, het boerengezin… Na de boeren zijn het De Handarbeiders (met vijf mappen), dan De Vrouw (eveneens vijf mappen), De Standen (elf mappen), De Kunstenaars (zeven mappen), De Grootstad (tien mappen) en ten slotte De Laatste Mensen met één map over idioten, zieken, geesteszieken en materie (het dode lichaam).

In het Paleis voor Schone Kunsten hangen meer dan 200 originele prints van August Sander. Het zijn kleine, nogal sombere foto’s, vaak scheef ingelijst en zuinig verlicht. Om ze te bekijken moet je dichtbij komen, want in de diepte van elke foto ontwaren we ouderwets nobele trekken. De foto’s zijn scherp, maar toch iets minder scherp dan ik dacht. Ze zijn ook grauwer dan de gedrukte foto’s. Het zijn echte oude foto’s en ze hebben elk een kleine ronde blinddruk in de linkeronderhoek. Het is haast niet te zien, maar het is er, zoals er zoveel is in die foto’s.

August Sander maakte niet meer dan één of twee opnamen van zijn onderwerp. Hij werkte met een zware platencamera met een negatiefformaat van 13 x 18 centimeter vanop een statief. De fotograaf was een kleine man en hij installeerde de camera zo dat het matglas op zijn ooghoogte kwam. Hij werkte met een normale brandpuntsafstand, en met behulp van een waterpasje lette hij er op dat de opname recht stond, evenwijdig met de zeespiegel en in een hoek van negentig graden.

Hij fotografeerde de mensen in hun ?natuurlijke” omgeving. Soms zittend, vaak rechtopstaand, ten voeten uit of tot de knieën of alleen het hoofd met de schouders. Hij sprak met de mensen die hij fotografeerde, probeerde hen te kennen en plaatste hen dan in een houding voor de camera. Waardig, zwijgend, afwachtend. Omdat hij werkte met een groot formaat kreeg hij minder scherptediepte. Hoe groter een negatief is hoe groter ook de brandpuntsafstand (zowat de afstand tussen het objectief en dat negatief), en hoe groter die brandpuntsafstand hoe kleiner de scherptediepte. Dat is een onontkoombare regel van de optica. De achtergrond bij de foto’s van Sander is donzig. Ze is er, we herkennen ze, maar ze prikt niet. Het is een bescheiden, zinvolle aanwezigheid.

De mensen op de foto, de mensen van de tijd van Sander, zijn op een grappige manier serieus. Ze kijken zo ernstig dat we er de kriebels bij krijgen. Die Duitse mensen lijken zwaar te tillen aan het leven. In onze Amerikaans-westerse cultuur is het gewoon om te lachen naar de fotograaf, op die manier verschaft men zich een vriendelijk en zorgeloos masker, een relativerende blik van het-gaat-me-goed. Maar voor de camera van August Sander kijken de mensen ernstig en bezorgd. Dat prikkelt ons. Het lijkt alsof we toneelspelers zien die een rol spelen, een karikatuur soms.

NIETIGHEID.

Er zijn ook de kleren en de accessoires die onze aandacht trekken en die het geheel een grappig effect geven. Bijvoorbeeld bij de dikke banketbakker met de hagelwitte schort, bij de boksers met hun hoog opgetrokken broekje en schattige knieën, of bij de gerechtsdienaar met de gladde kepi. De zogezegd objectieve benadering van August Sander geeft merkwaardige nevenverschijnselen : elke foto biedt een overvloed aan informatie waarin de kijker blijkbaar zijn draai vindt. De strengheid van de reeks en van elke foto afzonderlijk zet ons aan om te genieten van de zijdelingse onbedoelde frivoliteiten. Zoals de meisjes in het strenge pensionaat lachen met iets van niets.

De portretten van Sander behoren hoe dan ook tot de bekendste foto’s van de geschiedenis. Ze werden tijdens zijn leven nog opgemerkt, tentoongesteld en gedrukt in alle werelddelen. Op de tentoonstelling zien we dus oude bekenden. Sommige reeksen werden ook geëxposeerd in groepjes van twaalf, zoals ze in de mappen werden verzameld en zoals Sander ze eigenlijk ook wilde laten zien. Maar behalve de portretten heeft August Sander ook nog talloze landschappen gefotografeerd en bloemen en historische gebouwen (voor en na de bombardementen). Sander heeft zelfs collages gemaakt en foto’s gecombineerd met teksten. Toch blijven de portretten zijn belangrijkste werk. De rest is alleen maar verdienstelijk en zelfs zonder de prikkelende nevenverschijnselen.

Tijdens de voorstelling van de tentoonstelling maakte ik kennis met Gerd Sander, de kleinzoon van August. Het is een ronde man met een baard en gemoedelijke ogen. Hij is fotograaf en samensteller van deze tentoonstelling. Eigenlijk houdt hij zich voornamelijk bezig met de foto’s en negatieven van zijn grootvader die men heeft kunnen redden. Het is maar een fractie van het grote werk van August Sander, maar toch nog genoeg om er een beroepsleven aan te wijden.

Ik vroeg hem hoe het kwam dat zijn grootvader de mensen zo scherp catalogeerde. In vijfenveertig vakjes, elk volgens hun beroep of persoonlijkheid. Hij zei dat zijn grootvader de mensen helemaal niet beoordeelde, maar wel rangschikte naar beroep en sociale stand. En toen wees ik op het onderschrift van de dichtsbijzijnde foto : ?onbetrouwbare advocaat rond 1945″.

?Welnee,” zei Gerd Sander, ?de man op deze foto is helemaal geen advocaat, ik heb die man nog gekend, hij woonde bij ons in de buurt, het was iemand die de brieven schreef voor de mensen die analfabeet waren en die zaken regelde voor anderen. Het was een gewiekste kerel, maar hij was door en door betrouwbaar, in ieder geval voor zijn klanten”.

Ik heb dus verder niet meer geïnformeerd naar de foto’s, maar gevraagd of zijn grootvader hem ooit op zijn knie nam en verhalen vertelde zoals grootvaders dat doen, en of hij foto’s maakte van zijn kleinkinderen. Gerd Sander was blij met de vraag. ?Ja, ik heb vaak bij hem op schoot gezeten, maar de verhalen die hij vertelde waren stichtende oude verhalen over het goede en het slechte, over de armen en de rijken, over de schoonheid van de natuur en de nietigheid van de mensen” ?En hij heeft veel foto’s van ons gemaakt, ze zien er net uit zoals de foto’s die op de tentoonstelling hangen, geposeerd en met de mooie achtergrond. Maar we moesten nooit lang stilzitten, want hij kon zeer snel zijn camera installeren. Toen ik ooit eens een snoepje stal uit de trommel had hij het gezien, en hij vroeg me om in die houding te blijven zitten, hij haalde haastig zijn camera erbij en het zware statief voor een foto, en hij was niet kwaad.”

Johan De Vos

?August Sander” in het Paleis voor Schone Kunsten, Ravensteinstraat 23 voor groepen en Koningstraat 10 voor individuele bezoekers, Brussel, nog tot 12/5, elke dag van 10 tot 17 u, gesloten op maandag.

‘Ingetogenheid en harmonie, 1912, 260x190mm : op een grappige manier serieus.

‘Meester-slotenmaker, 1928, 230x145mm : alsof we toneelspelers zien die een rol spelen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content