Zestien maanden geleden luwde het geweld. Maar aan vrede is Noord-Ierland niet toe.

TOEN HET verboden Iers republikeins leger (IRA) op 1 september 1994 het ?einde van de militaire operaties” afkondigde, leek een eind te komen aan meer dan een kwarteeuw geweld in Noord-Ierland. Zeker toen de protestantse benden een maand later ook een staakt-het-vuren afkondigden. Dat was minstens zo belangrijk, omdat zij het nationalistische IRA in vuurkracht en blind geweld overtroffen. Vrede in Noord-Ierland : het leek het meesterstuk van de veelgeplaagde en weinig populaire Britse premier John Major.

Het was immers duidelijk dat het geduldige onderhandelen van Major succes had. Vooral het feit dat hij de Ierse republiek bij de hele zaak betrokken had, betekende een doorbraak. Na de befaamde Downing Street Declaration van 1993 werkten Groot-Brittannië en de Ierse republiek officieel samen aan een duurzame vrede in Noord-Ierland. De strategie was overzichtelijk. Dublin praatte met de katholieke Noord-Ierse partijen en gaf hun standpunten door aan Londen. Major onderhandelde met de protestantse partijen en lichtte Dublin in.

De hinderpalen waren ook duidelijk. Dublin wilde vooruit, en snel. Zijn katholieke gesprekspartners moesten immers zo vlug mogelijk resultaten kunnen voorleggen om het IRA in toom te houden. Londen wou voorzichtig en traag manoeuvreren. Niet alleen omdat de protestantse partijen in Noord-Ierland de toestand liever niet zagen veranderen. Ook omdat John Major de Noord-Ierse parlementsleden nodig had en heeft. Zonder hen heeft hij een heel krappe meerderheid in zijn eigen parlement. Voorzichtigheid leek dus geboden.

Toch kwam na veel getrek en geduw een datum uit de bus. Eind februari 1996 zouden alle Noord-Ierse partijen samen onderhandelen over de moeilijkheden die een echte vrede belemmerden. Die knelpunten zijn ondertussen gedeeltelijk opgelost : de vertegenwoordigers van de katholieke partijen mogen op de Britse radio en tv praten. Verkeer tussen Ierland en Noord-Ierland wordt toegelaten, zij het nog altijd gecontroleerd. In maart 1995 zijn een paar honderd Britse soldaten die in Noord-Ierland de orde handhaven, teruggeroepen naar Engeland. De straatcontroles, die steden als Belfast het uitzicht geven van een bezet gebied, werden teruggeschroefd. Een aantal politieke gevangenen (van beide kanten) zijn ondertussen vrijgelaten. En zowel Dublin als Londen verklaarden dat het statuut van Noord-Ierland pas verandert als de meerderheid van de bevolking dat zo wil. En die meerderheid is tot nader order protestants. Hoewel ook de aanhang afkalft : 50,6 procent noemt zich protestant (met alles wat dat in Noord-Ierland betekent) ; 38,4 procent noemt zich katholiek. Een steeds groter wordende groep herkent zich in geen van beide kampen.

Al de traag en moeizaam tot stand gekomen feiten, vormden echter details, vergeleken bij wat te doen rest : de ontwapening en de opbouw van een toekomstige politieke struktuur van Noord-Ierland.

MUURVAST.

Londen wil dat de IRA-leden (?terroristen”, in tegenstelling tot de ?paramilitairen” aan protestantse zijde) hun wapens inleveren voor er van onderhandelingen sprake kan zijn. De politieke arm van het IRA, Sinn Fein van Gerry Adams, stelt dat niemand mag verwachten dat het IRA zijn wapens inlevert, voor alle Britse soldaten weg zijn en ook de protestantse killers hun wapens inleveren. Een extra-probleem bestaat erin dat zo’n 120.000 Noord-Ieren merendeels protestanten een wapenvergunning hebben.

Major beschouwt de totale ontwapening van de ?IRA-terroristen” dus als voorwaarde om te onderhandelen. Hij wordt daarin gesteund door de protestantse partijen, die nochtans zelf nauwe banden hebben met de paramilitaire organisaties. Sinn Fein en IRA beschouwen ontwapening als een agendapunt bij onderhandelingen.

Op dat verschil van instelling liep alles vast. De Brits-Ierse top van november 1995 werd uitgesteld omdat het geen zin had nog maar eens dezelfde standpunten te herhalen. Wel werd een tweesporen-plan uitgewerkt. Een internationale commissie zou de ontwapening onderzoeken en ondertussen zouden de voorwaarden voor onderhandelingen voort besproken worden. Onderhandelingen die zoals gezegd eind februari zouden beginnen.

Belangrijk was dat de Amerikaanse president Bill Clinton zwaar op Londen leunde en zelfs een bezoek bracht aan Noord-Ierland. Met het gevolg dat de internationale commissie zeer snel aan het werk ging. Ze bestond uit drie leden. Voorzitter was de Amerikaanse senator George Mitchell, speciaal raadgever van Clinton voor Noord-Ierland en verantwoordelijk voor de Amerikaanse hulp daar. Hij werd bijgestaan door de Canadese generaal John de Chastelain en de Finse ex-premier Harri Holkeri. Hun rapport was na een maand klaar en werd door alle partijen als objektief aanvaard.

Mitchell streeft naar een compromis. Om de zaak te ontmijnen, stelt hij voor dat iedereen belooft af te zien van geweld. Alle paramilitaire organisaties moeten zich zo vlug mogelijk en onder internationale controle ontwapenen. De regering in Londen moet beloven iedereen die wapens inlevert meteen amnestie te verlenen. ?Straffen”, dat wil zeggen mensen in elkaar slaan of vermoorden, wordt verboden. Iedereen belooft verder zich bij de uitkomst van de onderhandelingen neer te leggen.

SECTARISCH.

Het plan van de internationale commissie speelt met goed inzicht in op de situatie in Noord-Ierland. Sinds september 1994 flakkerde het geweld op telkens het vredesproces stilviel, als ?normaal pressiemiddel”. De strafexpedities die plaats hadden, waren veel verontrustender. Die raken immers het hart van het probleem.

Noord-Ierland is sinds 1968, het begin van wat eufemistisch de troubles heet, opgedeeld via religieuze lijnen. Dat geldt niet alleen voor de politieke partijen, dat gaat ook op voor de wijken in de steden. Zowel de katholieke als de protestantse paramilitaire organisaties vonden en vinden steun in hun eigen wijken. Daar halen ze hun geld, daar regeren ze. Ze handhaven er de orde op de simpelste manier. Bewoners worden aangevallen, vermoord. De gewapende groepen spelen politie, rechter en beul. Het kan omdat de politie in de gevaarlijkste wijken alleen patrouilleert in zwaar gepantserde voertuigen.

Te vrezen valt dat de paramilitairen hun greep op de bevolking niet zomaar opgeven, om nog van de bijzonder winstgevende ?omhalingen” te zwijgen. Dat de ?strafexpedities” de jongste maanden in aantal en geweld toenemen, kan erop wijzen dat de betrokken partijen zich ingraven in hun politieke getto’s. Of en dat is op lange termijn zeker verontrustend dat de gewapende groepen nu een machtsbasis veroveren die ook in vredestijd kan standhouden. Een geleidelijke ontwapening zou dus de toekomst veiliger maken. En dat is wat het rapport voorstelt.

De reacties waren teleurstellend. Iedereen trok zich op de bekende stellingen terug. Geen ontwapening, wel onderhandelingen, oordeelde Sinn Fein. Geen ontwapening, dan ook geen onderhandelingen, herhaalden de protestantse partijen.

John Major probeerde tijd te winnen. Hij stelde voor de onderhandelaars te laten verkiezen. Hoera-geroep onder de protestanten, die dat al twee jaar willen, omdat ze toch de meerderheid hebben. Afkeuring bij de katholieken, die wijzen op het tijdverlies, op toegevingen aan de protestanten en op het verleden.

Inderdaad, tussen 1921 en 1972 bestond in Noord-Ierland een door protestanten gedomineerd parlement. Dreigden de katholieken in bepaalde landsdelen de overhand te halen, dan werden de kiesdistricten meteen aangepast. Dat sectarische parlement, naar het gebouw waar het zetelde Stormont geheten, was één van de oorzaken van de troubles. Verkiezingen voor zo’n parlement roepen bij de katholieke bevolking angsten wakker die het IRA kan voeden.

Muurvast, alweer. De streep van eind februari lijkt niet meer haalbaar. Daardoor wordt de toekomst nog wankeler. Want de onderhandelingen hoe, waar en tussen wie ze ook plaatsvinden zullen gaan over de politieke toekomst. Nu is in Noord-Ierland al zowat alles geprobeerd. En alles is mislukt, zowel een Noord-Ierse regering met Stormont-parlement als direct bestuur door Londen. Om een parlement op te richten waarin de protestantse meerderheid de katolieke minderheid niet op alle fronten dwarszit, is in de eerste plaats vertrouwen nodig. En dat ontbreekt bij alle partijen.

Bovendien moet Major bijzonder voorzichtig zijn. Hij wil de Noord-Ieren immers een parlement laten kiezen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging. Exact wat de oppositie voor Engeland vraagt. Major wil het Noord-Ierse parlement echt macht geven. Uitgerekend wat hij weigert aan Schotland en Wales, met het argument dat daardoor de eenheid van het land in gevaar komt.

De premier zit klem. Hij kan de protestantse parlementsleden niet voor het hoofd stoten, maar krijgt alleen vrede als hij met de katholieken overeenkomt. En als er een nieuwe politieke entiteit Noord-Ierland ontstaat, kan hij er donder op zeggen dat Wales en Schotland ook die weg op willen. Nu de Britse begroting duidelijk gericht is op verkiezingen, een bijzonder moeilijke positie. Wellicht daarom schoof Major de kwestie nog maar eens op de lange baan, door voor te stellen de onderhandelaars te kiezen. Het IRA dreigde al de wapens weer op te nemen. De protestantse benden verklaarden niet ?als eersten” te zullen schieten. Nieuw geweld in Noord-Ierland is een te hoge prijs voor enkele maanden tijdwinst. Dus toch maar onderhandelen ?

Misjoe Verleyen

De strafexpedities worden talrijker en gewelddadiger.

Hoe lang kunnen de Sinn Fein-leiders Gerry Adams (links) en Martin McGuinness de wapens doen zwijgen ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content