Een redelijke rebel in Rome

© Donatella Giagnori/Belgaimage

Op 13 maart 2013 werd de Argentijn Jorge Bergoglio verkozen tot paus Franciscus. En warempel, ineens werd de paus best hip. Katholieke media zien met vreugde dat er eindelijk nog eens een kerkleider populair is. Maar ze bikkelen onderling of deze paus nu een vernieuwer is, dan wel een man van het rechte geloof. Na één jaar Franciscus is het antwoord: hij is beide. En dus is hij anders.

Een beetje koning of president zou jaloers zijn op de nieuwe paus. Franciscus krijgt alom applaus, en niet alleen van katholieke media. Hij wordt bewonderd als hij op Lampedusa solidair is met de vluchtelingen, als hij zieken omhelst of jonge delinquenten (onder wie vrouwen en moslims) de voeten wast. Hij heeft een onderhoud met Gustavo Gutierez, de beroemde inspirator van de Bevrijdingstheologie, en spreekt over de onrechtvaardigheid van de financiële markten. Het leverde hem wereldwijd erkenning en appreciatie op: het toonaangevende opiniemagazine Time verkoos Franciscus tot Man van het Jaar 2013.

Dat zijn vernieuwing wellicht meer is dan alleen maar vrome woordenkramerij, dat hij echt een aantal katholieken in beweging zet, werd vorige week nog geïllustreerd door een merkwaardig incident bij de creatie van de nieuwe kardinalen. Daaronder Vincent Nichols, de aartsbisschop van Westminster. Normaal gezien zou de Britse minister Eric Pickles de plechtigheid bijwonen, maar op het laatste ogenblik bleef hij thuis. Officieel zegde hij de trip naar Rome af vanwege de overstromingen in eigen land. Maar volgens het goed geïnformeerde katholieke tijdschrift The Tablet gebeurde het onder druk van conservatieve (en ook wel anglicaanse) parlementsleden, die Nichols’ voortdurende kritiek beu waren op het zogezegde ‘asociale’ beleid van premier David Cameron.

En vorige week pas was er een interventie van Franciscus bij Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de Verenigde Naties: hij wil dat er in Venezuela ‘vrede’ en ‘nationale verzoening’ komt, en vooral dat er zo snel mogelijk een einde komt aan het zeer gewelddadige protest tegen Nicolas Maduro, de opvolger van Hugo Chavez. En ook al is het regime in Caracas nog altijd een beslist tegenstander van Washington, toch spreekt ook de Venezolaanse kardinaal Jorge Urosa zich uitdrukkelijk uit tegen de door extreemrechtse milities geïnfiltreerde betogingen. Dat is een heel ander standpunt van de Vaticaanse hiërarchie dan in de jaren tachtig, toen Johannes-Paulus II in zijn strijd tegen het wereldwijde communisme als een van de beste bondgenoten gold van de Amerikaanse president Ronald Reagan en de Britse premier Margaret Thatcher.

In een tijd van verscherpte internationale spanningen neemt het Vaticaan standpunten in die tot voor kort vrijwel ondenkbaar waren. En paus Franciscus geeft daarin doorgaans het voorbeeld. Zijn bekendste uitspraak blijft die waarin hij plots homo’s de hand reikte: ‘Wie ben ik om een homoseksuele persoon die van goede wil is en de Heer zoekt, te veroordelen? Je kunt die personen niet marginaliseren.’

Zeker, Franciscus blijft een tegenstander van het homohuwelijk en van homoadoptie. Maar dat de paus in een tijd dat van Moskou tot Kampala antihomobepalingen afgekondigd worden het omgekeerde doet door homo’s openlijk de hand te reiken, dat is in de homogemeenschap niet ongemerkt voorbijgegaan. Vandaar dat ook The Advocate, het toonaangevende blad van de Amerikaanse homogemeenschap, hem verkoos tot Man van het Jaar. Ook al wijzigt deze paus de doctrine niet, hij vernieuwt wel het discours.

Vraag blijft of Franciscus deze versie van ‘aggiornamento 2.0’ kan volhouden. Opiniepeilingen geven geen eenduidig beeld: veel Angelsaksische katholieken blijken zich níét te herkennen in de lijn van Franciscus. Dat hoeft niet te verwonderen: ook al zijn ze hun hele leven Rome-getrouw, de voorbije jaren hadden velen onder hen zich ontpopt tot vrij fanatieke hardliners in de ethische strijd waartoe de katholieke kerk hen had opgeroepen. Ze zijn tegen abortus, tegen homo’s, tegen fertiliteitsbehandelingen, tegen Obama, tegen sociale hervormingen.

Maar voor anderen is het nieuwe beleid een verademing. Eindelijk hoeft men niet meer beschaamd te zijn om zich katholiek te noemen, of kan men zelfs trots zijn om de eigen paus. Omdat, zoals The Catholic Herald het stelde, ‘Franciscus geen man is van de revolutie, wel van de verandering’.

Inderdaad, in Rome omwentelt nog niets, maar er beweegt best wat. En dat ging dus niet ongemerkt voorbij. Niet in Venezuela, noch in Groot-Brittannië, en evenmin in België. Zelfs de vrijzinnige moraalfilosoof Patrick Loobuyck schreef in een opiniestuk in De Morgen: ‘De katholieken hadden het slechter kunnen treffen. En hetzelfde geldt voor de niet-katholieken: als er dan toch kerkleiders nodig zijn, dan is Franciscus nog de kwaadste niet.’

De Vlerickboys van Rome

Als die positieve evaluatie van Loobuyck ergens niet zomaar gedeeld zal worden, dan wel in het Vaticaan zelf. De curie, doorgaans ‘de Romeinse curie’ genoemd, heeft de hakken in het zand gezet. Het eerste jaar van Franciscus is uitgedraaid op een strijd/discussie van de man tegen het Vaticaanse apparaat, met als inzet de koers van de kerk. Want minstens evenveel als de opeenvolgende pausen belichaamt de curie de continuïteit van de kerk, de traditie van het geloof, de onverstoorbaarheid vooral van het roomse gezag.

De curie zet de krijtlijnen uit van het kerkelijke beleid, regelt de benoemingen van bisschoppen, stuurt de Vaticaanse diplomatie aan, organiseert de pauselijke reizen, vaardigt de normen en regels uit, verklaart zalig en heilig, waarschuwt en veroordeelt, beheert de financiën enzovoort. Bovendien heeft Johannes-Paulus II tijdens zijn lange pontificaat (1978-2005) de oude zucht naar centralisatie nog versterkt.

Zoals in bijna alle organisaties bestaat de curie vooral uit mensen. In het Vaticaan betekent dat: meestal uit mannen. Zeker de top van de curie is een netwerk waarop de Vlerickboys stikjaloers zouden zijn: de zwaargewichten zitten allemaal in het bestuur van elkaars congregaties, waardoor ze een netwerk vormen waarvan de leden elkaar voortdurend zien en spreken, die samen beslissingen nemen en dus automatisch de neiging hebben elkaar te steunen. Zelfs niet-Italianen die in de curie hun stek vinden, hebben weinig andere keuze dan zich te laten absorberen door de Vaticaanse ‘bedrijfscultuur’. Vaak worden ze Romeinser dan de Romeinen zelf.

Het beste voorbeeld daarvan was Benedictus XVI, toen hij nog Joseph Ratzinger heette en prefect was van de Congregatie voor de Geloofsleer. Dat is, behalve het staatssecretariaat, dé topfunctie van de curie. ‘Geloofsleer’ waakt over de rechte lijn van het geloof. Men controleert niet alleen de katholieke theologen maar ook de andere Vaticaanse congregaties (die zouden maar eens een document publiceren met één zin die niet waarachtig katholiek zou zijn), tot – om dezelfde reden – zelfs de encyclieken en geschriften van de paus. Nederig heet het dat men zo de Heilige Vader ‘een dienst bewijst’.

De curie bewees de paus zo’n dienst toen in november 2013 de tekst van een interview van Franciscus met de toonaangevende krant La Repubblica boudweg verwijderd werd van de Vaticaanse website. Het interview was van de hand van de krasse, 89-jarige Eugenio Scalfaro. Hij noemt zichzelf ‘in principe geen anticlericaal,’ zo zei hij tegen Franciscus, ‘maar ik word dat vaak als ik met een priester praat.’ Waarop Franciscus: ‘Dat is me ook al overkomen.’

De toon was gezet. Franciscus kwam ongemeen scherp uit de hoek. Hij sprak bijvoorbeeld boze taal over het ‘vaticanocentrisme’ (zijn woord) van de curie, een visie die het Vaticaan centraal stelt en verder vooral neerkijkt op ‘de buitenwereld’. Buitenwereld, het woord alleen al: een verzamelnaam vol dedain voor alles wat niet tot het Vaticaan behoort. Franciscus: ‘Ik ben het niet eens met die visie, en ik zal alles doen om ze te veranderen.’ Ergens in het interview vergeleek Franciscus het Vaticaan met ‘lepra’.

Dat was duidelijk een paar passen te ver – voor de curie, maar ook voor veel priesters en gelovigen. Op de koop toe bleek dat het interview niet op band was opgenomen, niet was nagelezen door de paus, én dat Scalfaro, ten behoeve van de ‘leesbaarheid’, hier en daar extra piment had toegevoegd. Het woord ‘lepra’, met name. Dat volstond dan weer voor de katholieke pers om meteen het hele interview af te serveren. En natuurlijk werd het meteen verwijderd van vatican.va, de Vaticaanse website. Want wat niet honderd procent juist is, is helemaal fout. En dat geldt ook voor de paus, vindt de curie.

Eén gezag, één commando

Franciscus is niet de eerste paus die weet dat hij aan zijn eigen curie een taaie klant zal hebben. Sinds de Eerste Wereldoorlog zijn er drie pausen geweest die een goede tot uitstekende relatie onderhielden met het Vaticaanse bestuursapparaat. Paus Pius XII (1939-1958) had zijn hele leven alleen maar in de curie gewerkt. Onder zijn pontificaat kreeg de curie een haast absolute macht.

Paus Paulus VI (1963-1978) was onder Pius zo’n man van de curie. Maar een aantal ‘collega’s’ (dus andere monsignori) slaagde er bijna in om zijn Romeinse carrière te breken. Als gevolg daarvan zou Paulus, toen hij zelf paus was, zich haast overdreven voorzichtig opstellen tegen kritiek van ‘het apparaat’. Hij werd een vertwijfelde, Hamletachtige bestuurder, die zo bezorgd was om het perfecte evenwicht dat hij vergat om eenvoudig voor het goede of het juiste te kiezen.

Van nog een andere orde was Johannes-Paulus II (1978-2005), de fameuze paus uit Polen. Hij wierp zich zelfs op als de kampioen van de curie: hij drukte wel een paar hervormingen door (bij de Vaticaanse bank, bijvoorbeeld, die toen aan schandalen ten onder dreigde te gaan), maar uiteindelijk wilde hij een supersterk centraal gezag dat de vijanden van de kerk het hoofd kon bieden: de externe, politieke vijanden (hij zou een van de historische figuren zijn die in de jaren tachtig de val van het communisme mee bewerkstelligden) en de interne vijanden: katholieken die te liberaal waren, te rekkelijk, te modern, te laks, en in zijn ogen te weinig gelovig.

Daartoe behoorde bijvoorbeeld (de top van) de jezuïetenorde, die met ijzeren hand in de pas werd gedwongen, omdat Johannes-Paulus II schaamteloos gebruik- maakte van de speciale (‘vierde’) gelofte van gehoorzaamheid aan de paus die (alleen) de jezuïeten afleggen. In zijn kerk was er één gezag, één commando. En dat werd toevertrouwd aan één administratie, één van geest en één van visie (of toch zo veel mogelijk): de curie.

Zijn opvolger Benedictus XVI (2005-2013) was dus gepokt en gemazeld in die curie. Hij zette de lijn van Johannes-Paulus II grosso modo verder, al kende Benedictus de zwakheden van het systeem. Alleen was hij niet de krachtdadige bestuurder die de organisatie kon veranderen. En dat was nochtans nodig, want een administratie zonder enige ernstige tegenmacht heeft altijd de neiging om te ontsporen. En zo is ook gebeurd met de curie. Het Vaticaan kreeg de seksuele schandalen die de kerk wereldwijd teisterden nooit onder controle, meer nog: het heeft die crisis door allerlei halve en hele doofpotoperaties wellicht zelf aangewakkerd. Benedictus greep in, maar te weinig en te laat.

De drie simpelen

Toen Benedictus XVI op 13 maart 2013 ineens als eerste niet-Europese paus op de loggia van de Sint-Pietersbasiliek verscheen, en hij het volk toesprak met een simpel ‘Buonasera’ (‘Goedenavond’) wist men eigenlijk al hoe laat het was. Simpel taalgebruik, dat is het kenmerk dat de drie pausen bindt die dat een beetje tegen de zin van de curie zijn geworden. Alle drie waren ze van eenvoudige afkomst.

De eerste was Johannes XXIII (1958-1963), de vierde van dertien kinderen van een arme landarbeider. Hij leek een goeiige dikkerd en werd zijn hele leven lang door Romeinse bureaucraten als een soort onbenul beschouwd: hij kreeg verre en weinig gewilde diplomatieke posten, in landen (Bulgarije, Turkije, Griekenland) met weinig of geen katholieke inwoners, en dus weinig of geen macht en prestige. Dat veranderde alleen omdat na de oorlog iets te veel Vaticaanse diplomaten iets te gemene zaak hadden gemaakt met de Nieuwe Orde, en plots de nuntiatuur van Parijs ‘vrijkwam’. Zo werd zijn carrière alsnog gelanceerd. Toen hij paus werd, zette hij de Vaticaanse curie op haar plaats, door haar te plagen. (Een gast: ‘Hoeveel volk werkt er eigenlijk in het Vaticaan?’ De paus: ‘De helft, hoop ik.’). En vooral: hij brak haar macht door een (tijdelijke) parallelle structuur op te zetten: Johannes XXIII riep een concilie samen, een wereldvergadering van alle bisschoppen. Van 1962 tot 1965 vergaderde men in de Sint-Pietersbasiliek en zette daar collegiaal de nieuwe lijn van de kerk uit. Tijdens die conciliaire debatten werden de bisschoppen en kardinalen van de curie bijna voortdurend in de minderheid gesteld door de niet-Romeinen. En dat voor het oog van de hele wereld. Ineens werden moderniseringen mogelijk die tot dan onmogelijk werden geacht (zoals de afschaffing van het verplichte gebruik van het Latijn). Johannes XXIII noemde die beweging ‘aggiornamento’, te vertalen als het ‘bij de tijd brengen’ van de kerk. Tegelijk verbood hij dat L’Osservatore Romano nog zou schrijven dat er ‘woorden ontsproten aan zijn heilige lippen’: ‘Wie wil zeggen: “De paus zegt dat”, schrijft: “de paus zegt dat.”‘ Dat alles maakte ‘il bono papa Giovanni’ in de jaren zestig mateloos populair, ook bij niet-katholieke Italianen. Vandaar dat zelfs de aartsconservatieve kardinaal Siri toch enige bewondering had voor de paus: ‘Zelfs de communistische havenarbeiders hebben zijn portret in hun huis hangen.’

De tweede was Johannes-Paulus I (1978), zoon van een metselaar die als emigrant ging werken in Duitsland en Zwitserland (toen kon dat nog zonder veel problemen). De intellectueel geschoolde topbestuurders van de curie gruwden van zijn al te eenvoudige toespraken. Na zijn dood wijdde Fabien Deleclos, een Belgische franciscaan, een korte biografie aan hem: Jean Paul Ier – L’espérance. Daarin nam de auteur de officiële tekst op van zijn eerste toespraak tot de kardinalen die hem verkozen hadden, en vervolgens ‘l’allocution réellement prononcée’. Het verschil is pijnlijk om te lezen, hoe zijn eenvoudige taal werd ‘verbeterd’ tot het vertrouwde Vaticaanse jargon, waarbij verstaanbare zinnen van a tot z werden vervangen door gekunstelde en hoogst devote schrijftaal.

En de derde eenvoudige is Franciscus, de Argentijnse zoon van Italiaanse emigranten, met een vader die bij de spoorwegen werkte. Hij was bij zijn verkiezing niet de man van het Vaticaanse apparaat. En anders dan Johannes-Paulus II is hij als paus niet van mening dat de katholieke kerk de crisis die zij doormaakt kan bekampen door de Romeinse machtsinstellingen te versterken. Wel integendeel. Als jezuïet heeft hij met eigen ogen gezien hoeveel pijn dergelijke machtsingrepen ‘van bovenaf’ veroorzaakten, hoezeer ze hun doel ook misten. Zijn idee is dus: niet centraliseren maar decentraliseren. Vandaar dat Franciscus het klassieke christendemocratische begrip ‘subsidiariteit’ in de mond neemt: laat beslissingen genomen worden op een zo laag mogelijk niveau. Vandaar dat hij ook meer macht wil toekennen aan de (lokale) bisschoppenconferenties. Die zijn een ‘kind’ van het Tweede Vaticaans Concilie van Johannes XXIII, maar Johannes-Paulus II en Ratzinger deden wat ze konden om de bevoegdheid ervan zo beperkt mogelijk te houden. Rome moest namelijk zo weinig mogelijk laten beslissen door ‘de buitenwereld’.

Het debat is open

In Rome grijpt Franciscus naar het recept van Johannes XXIII. Ook hij legt (een deel van) de leiding van de kerk in handen van een parallelle structuur naast de bestaande curie: een informele groep raadgevers bestaande uit acht kardinalen uit de hele wereld en van alle strekkingen. Zo hoeft de paus niet te onderhandelen met een onbeweeglijke administratie, maar kan hij in debat gaan met een ‘informeel’ college dat hij zelf heeft gekozen.

Tegelijk intervenieert Franciscus ook rechtstreeks in de curie. Hij verving de vaak bekritiseerde staatssecretaris van Benedictus, Tarcisio Bertone, door zijn eigen vertrouweling, Pietro Parolin. In een van zijn eerste interviews zei Parolin: ‘Over het celibaat voor priesters kan gediscussieerd worden.’ Daarmee ging de nieuwe staatssecretaris een stap verder dan de paus – Franciscus zelf blijft voorstander van het celibaat. Maar nadat Parolin uit de kast was gekomen, waren ineens meerdere kardinalen ook voor een opheffing van het verplichte celibaat. En weer anderen zeer vehement tegen. Waardoor één feit voltrokken is: het debat is open.

Franciscus wrikt wel meer tradities los. Hij weigert om zijn intrek te nemen in de pauselijke appartementen, waar zijn voorgangers al honderden jaren wonen. Hij blijft logeren in het ‘Domus Mariae’, een relatief eenvoudig gastenverblijf in het Vaticaan.

Die openlijk geëtaleerde ‘eenvoud’ wordt intern op tandengeknars onthaald, zo blijkt uit een intrigerend interview in Die Zeit met Georg Gänswein, de secretaris van emeritus paus Benedictus XVI. Gänswein zei onder meer dat hij zich ‘beledigd’ voelde omdat Franciscus in de pauselijke appartementen weigerde te wonen (versta: door dat statement van Franciscus lijkt het alsof de vorige pausen liever luxueus leefden dan eenvoudig). Hij zei ook dat hij ‘elke dag opnieuw wachtte op wat weer zou veranderen’.

Nadat Die Zeit het interview had gepubliceerd, was Gänswein buiten zichzelf van woede: ‘Ik tegen de paus? Dat is quatsch!’ Waarop het Vaticaan opnieuw reageerde zoals na het Repubblica-interview van de paus zelf: de zaak afdoen, want er zijn hem woorden in de mond gelegd. Terwijl Gänswein óók had gezegd: ‘Ik had een tijd geleden een gesprek met een journalist. Maar dat was geen interview.’

Zo bevestigde de eerste vertrouweling van de afgetreden paus zijn onvrede met de koers van diens opvolger. Het apparaat van Benedictus XVI moet Franciscus niet. En die curie heeft geduld. Christus’ eeuwige kerk is nog maar tweeduizend jaar jong, en paus Franciscus is al 77 jaar oud.

DOOR WALTER PAULI

Simpel taalgebruik: dat is hét kenmerk van de drie heren die tegen de zin van de curie paus zijn geworden. Alle drie waren ze van eenvoudige afkomst.

In een tijd van verscherpte internationale spanningen neemt het Vaticaan standpunten in die tot voor kort quasi ondenkbaar waren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content