Elke toerist heeft dit al eens beleefd op de calvarie die soms vakantie heet.

Een nachtmerrie in de ware zin van het woord is het wanneer de zon begint te zakken, de schaduwen langer worden, het licht mild en de kleuren verzachten en wij dan met de vakantiewagen geconfronteerd worden met ?sorry, but I’m afraid we’re fully booked?, of in Frankrijk met het bordje waarop het weinig medelijdende complet geschreven staat. In welke doeken de boodschap ook gewikkeld wordt, er bestaat geen twijfel over dat wij plots van de status van vakantieganger afgedaald zijn tot die van landloper.

Laten we eerlijk zijn, hoe uitgekookt wij ook mogen lijken, wanneer wij oog in oog staan met bordjes als complet wellen er onwillekeurig wraakgevoelens in ons op tegen het volle etablissement en niet weinig afgunst tegenover de hotelgasten die er reeds een bed voor de nacht veroverd hebben en soms al aan de ruif zitten en zorgeloos, alsof er geen dompelaar aan de balie stond, hun consommé rubis aux quenelles naar binnen lepelen. Dan ziet en ruikt het hotel er nog veel beter en gezelliger uit dan wij eerst al dachten en keren wij ons af vol bitterheid. Want als wij ons zuurverdiende geld aan een instelling willen toevertrouwen en dit vertrouwen wordt geweigerd, dan zijn we op zijn minst op de tenen getrapt. Wij schudden het stof van onze schoenen, springen in de wagen en koersen naar de volgende slaapgelegenheid. Bij het zevende of achtste volgepropte hotel slaat de paniek toe. Bij het twaalfde steekt de nachtmerrie de kop boven water. Wij tanken nog eens vol om desnoods de hele nacht door weer naar huis te rijden, enige uren slaap te snappen en hier ’s anderendaags terug te staan.

Gewoonlijk echter slaapt men in de auto. Ik heb het zelf enige malen gedaan en ik raad het niemand aan, men valt of kruipt de volgende morgen uit de wagen, verkreukeld en gedeukt als een hoedendoos waarmee jongens hebben gevoetbald. Het duurt een dag eer er weer bloed door je benen stroomt en drie dagen eer die pijn in het kruis verdwenen is. Op zulke ogenblikken wordt er beslist een tent te kopen en ik deed dat dan ook ogenblikkelijk wanneer ik terug thuis kwam en heb er nog geen ogenblik spijt van gehad. Die dingen kosten geen geld, als men zich tevreden stelt met het hondenhoktype en zijn op een, twee, drie opgesteld.

Nu kan men onbezorgd en onbevreesd elk bordje met complet tegemoet treden en toch de glimlach bewaren, want heeft men niet vijf minuten geleden een plakkaat gezien waarop camping municipal geletterd stond ? Allen daarheen, en een kwartiertje later zitten wij aan de met hagelwit linnen gedekte tafel te kiezen welke gebraden of gekookte dieren wij gaan gebruiken. Weer anderhalf uur later staan we in het bedauwde gras naar de wassende maan te zien naast ons linnen huis, een koe loeit in een naburige wei, een trekpaard snuift. Jawel, het is allemaal zo’n beetje indianerig, maar wij hebben toch allen Karl May gelezen, met Winnetoe over de prairie geraasd en in het washok onze vader zijn vredespijp gerookt. Kortom het is zo’n beetje avontuurlijk en net niet te veel, zodat ook de zwakke tentgebruiker aan zijn trekken komt. Men heeft er wel eens te maken met sommige dieren des velds van de minder aantrekkelijke soort zoals de sprinkhaan en de duizendpoot. Maar heeft u nog nooit een spin op uw hotelkamer ontmoet die een maat te groot en te harig was om gerust bij in te slapen of van die glanzende kevers, die met lichtsnelheid onder het bed verdwijnen als men nog maar een worp met de schoen overweegt ?

Wat mij nog fris voor de geest staat, was toen wij in Nuits-St-Georges op een complet-bordje botsten, en nog een en nog een. Maar niet getreurd, enkele minuten buiten het stadje lokte de camping Au Vieux Moulin. Het was een warme dag geweest en ik trok gewapend met handdoek en zeep naar de douches. Het waren van die eenmanshokjes met een klapdeurtje ervoor dat de interessante lichaamsdelen bedekt en slechts de kuiten en voeten aan de publieke blikken bloot geeft. Waarschijnlijk moeten de onderste ledematen goed zichtbaar zijn opdat de zedenmeester zich kan vergewissen dat er, met al die vrije natuur rondom, geen kattekwaad met de meisjes achter de klapdeurtjes uitgehaald wordt. En welke methode is hiervoor zekerder dan het aantal benen per hokje te tellen ?

Ik stond dus onder de lauwe waterstralen en had me reeds voor een goede driekwart ingezeept toen er op de bovenste rand van het deurtje een grijs eekhoorntje verscheen dat mijn doen en laten met vinnige oogjes gadesloeg. Nu ik echter beter toekeek moest ik zoals de grootmoeder van Roodkapje vragen : Eekhoorntje waarom hebt gij zo’n spitse snuit ? Het eekhoorntje antwoordde natuurlijk niet, zodat ik ook tevergeefs vroeg : En waarom hebt gij zo’n grote voortanden ? Om tenslotte met verstikte stem uit te roepen : Eekhoorntje, waarom ziet gij eruit als een rat ?

Het was waarachtig een kanjer als een konijn die mijn wasbeurt met aandacht volgde. Zich wassen voor een publiek is niet ieders werk. Voor iemand als Candida, de karakterdanseres uit de jaren vijftig die zich in een zaaltje in Parijs tweemaal per dag inzeepte, eenmaal voor de matinee en eenmaal voor de avondvertoning was daar niks aan. Het was haar beroep en maakte haar meteen tot de properste stripper van de Lichtstad. Overtuig uzelf in het boek van Jan Brusse ?Nachten van Parijs?. Ik vraag me echter af of deze Candida even rustig het washandje zou hanteren met een waterrat van vier pond op armlengte afstand. Ik waste en waste in de hoop dat de knager genoeg zou krijgen van dit vertoon, maar het dier bleef zitten in de hoop dat ik mezelf dood zou wassen om er dan met mijn neus en oren vanonder te gaan. Na een oneindige twintig minuten liet het zich achterover vallen en verdween. Jubelend verliet ik mijn douchecel, ik was gered, ik was tevens de properste toerist van Nuits-St-Georges.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content