Anna Luyten Freelance journaliste

‘Michel en Monique’, zo noemen ze de Fournirets nog steeds in het kleine Ardense dorpje Sart-Custinne. Terwijl in de tuin van ‘het monster van de Ardennen’ naar lijken werd gegraven, vond het jaarlijkse dorpsfeest plaats. Enkele dagen later werd Elisabeth Brichet begraven.

De oud-burgemeester ziet vanuit zijn ziekbed in de woonkamer een vreemde optocht voorbijtrekken. Hij herstelt. Zijn venster en deuren staan open. Binnenlandse en buitenlandse cameraploegen lopen zenuwachtig voorbij. Televisiereporters oefenen hun nieuwsbericht in. Dat hij dit nog moet meemaken, zegt Gilles Leon (72). Hij was de laatste burgemeester van het dorp. Van 1970 tot 1978, ’tot de fusies’. In die tijd was Sart-Custinne nog een dorp met tien cafés. Nu is er niets meer. ‘Alleen die ellende.’

Hij zoekt de afstandsbediening naast zijn hoofdkussen. Hij ziet op televisie de optocht van de troepen ter ere van de nationale feestdag. Zelfs de koning heeft die dag verwezen naar de gruweldaden van zijn buurman. Gilles Leon laat in zijn herinnering een andere optocht voorbijtrekken. In 1990 hadden de kinderen van de oom van Leon een oude familietraditie doorbroken. Al die tijd was de huizenrij, links van de helling die officieel de Rue de Gedinne heet, in handen van de Leons geweest. Op nummer 24 woonde hij. Nummer 22 was zijn geboortehuis. Op nummer 20 zijn zuster. Maar de kinderen van zijn oom hadden nummer 18 via een vastgoedkantoor te koop gesteld. ‘Die familiekwesties ook altijd.’ Michel Fourniret had het huis cash betaald. Dat Fourniret dat geld verworven had door een goudschat van ‘de bende van de postiche’ te stelen en een moord te plegen op de vrouw van een kompaan uit de gevangenis, vernam de oud-burgemeester veel te laat. Niet dat de oud-burgemeester veel over zijn buurman te klagen had gehad. ‘Hij heeft mijn dak gemaakt. Hij heeft de rommel na de brand in mijn geboortehuis opgeruimd. Allemaal op factuur.’ Leon kon al eens bij Fourniret binnenkijken. ‘Ik zag weleens jonge meisjes in zijn caravan spelen. Ik denk dat het Michels dochters uit een vorig huwelijk waren. Een mens houdt zich afzijdig van de zorgen van een ander.’

***

Op 21 juli zijn vroeg in de ochtend, op de plaats waar die caravan stond en bij de vijver, de graafwerken in de tuin van buurman Fourniret begonnen. Politie en de civiele bescherming zijn massaal aanwezig. Men hoopt er het lichaam te vinden van de blonde, Franstalige au pair die in juli en augustus 1993 bij de Fournirets verbleef en nadien spoorloos is verdwenen. Volgens Monique Olivier is de onbekende au pair een van de tien slachtoffers van haar man. Er wordt tot drie meter diep gegraven. Het is precisiewerk. Per laagjes van vijf centimeter wordt de grond afgeschraapt. Men vindt niets. Het parket meldt die dag dat uit DNA-analyse bleek dat een van de twee lijken die begin deze maand bij Fournirets kasteel Sautou in het Franse Donchery werden opgegraven, dat van Elisabeth Brichet is. Ze was al 15 jaar vermist.

***

‘Nog vijf rondes’, roept het meisje achter de microfoon. Ze zit in een feesttent met gele en witte strepen die honderd meter verder staat opgesteld. Terwijl de graafmachines en politiewagens wegrijden voor het huis van Fourniret, racen mannen in zelfgemaakte zeepkisten de helling rond de kerk af. ‘Het parcours is verlegd wegens de graafwerken in de tuin van Michel en Monique’, zegt Elise Evrard. Ze zit stil naast de omroepster. Ze is de overbuur van Fourniret. ‘Hij heeft ons huis opgeknapt toen we hier in 1994 kwamen wonen’, zegt ze. ‘Ik was toen negen. Ik had zijn slachtoffer kunnen zijn.’ Elise zegt dat ze bang is. De dorpelingen drinken bier dat ze aanlengen met limonade. Er worden vele rondjes gereden en nog meer rondjes getrakteerd. ‘We voelden dat er iets was met Michel’, zeggen ze. ‘Hij heeft ooit een tournée generale willen geven. Velen hebben toen instinctief hun pint geweigerd.’ De moeders roepen hun kinderen toe dat ze moeten oppassen. Ze halen ze van de straat, voor er weer een zeepkist de helling afkomt. Maar als iemand hen vraagt naar de au pair, houden ze de lippen stijf op elkaar.

***

Enkele dagen later klinkt uit het raam van de oud-burgemeester een lied. Stabat Mater Dolorosa. Zijn gordijn wappert door een hete windstoot naar buiten. De burgemeester ligt te huilen op zijn bed. Hij staart naar de televisie. Hij ziet hoe op de tonen van Vivaldi een witte kist een kerk wordt binnengedragen. Hij kijkt naar de afscheidsmis van Elisabeth Brichet. Hij zegt niets. Hij murmelt. ‘Ik woonde naast een monster.’

Op straat, voor de voordeur van Fourniret, ligt een boeket. Een vrouw is vroeg in de ochtend met twee kinderen op de achterbank van haar auto in de straat gestopt. Ze heeft schreiend gevraagd waar ‘het monster woonde’. Ze heeft zeven witte rozen op zijn drempel gelegd. Er zit een brief bij. Het is een smeekbede om gerechtigheid. De brief is getekend met: ‘Het slachtoffer van haar vader.’

Anna Luyten

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content