Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Hij maakte zich weinig illusies. ‘Het enige wat de mensen zich van mij zullen herinneren is die “Godverdomme, Bavo” op het strand van Zeebrugge’, voorspelde hij in 2005 in een interview met De Morgen. Er is in de dagen na zijn dood inderdaad eindeloos aan gerefereerd: Tuur Van Wallendael, die na de ramp met The Herald of Free Enterprise blauwbekkend van de kou Bavo Claes staat uit te kafferen. Maar dat was dan ook ‘den Tuur’, zoals hij gemeenzaam genoemd werd, ten voeten uit.

Hij was niet echt piepjong meer, toen hij in 1972 op de redactie van de openbare omroep arriveerde. Bijna twintig jaar volgde hij als journalist het reilen en zeilen in de Wetstraat. Hij zou er later op terugkijken als ‘de mooiste jaren van mijn carrière’. Maar in 1990 hield hij het toch voor bekeken. ‘Toen ik als journalist begon, had ik mezelf het edele doel gesteld om de ingewikkelde democratische processen te vertalen voor het grote publiek. Na een tijdje heb ik er dan lichtjes ontgoocheld in berust dat de televisie alleen maar dient om dampkappen en strijkijzers te verloten.’

Dat zal meegespeeld hebben, maar zijn vertrek had nog een andere reden. In 1989 moest een nieuwe directeur-generaal voor de televisie benoemd worden. Dat gebeurde toen nog volgens een politieke verdeelsleutel en den Tuur was een van de twee socialistische kandidaten. De baan ging uiteindelijk naar zijn partijgenoot Jan Ceuleers. Van Wallendael verbeet zijn ontgoocheling en besloot nieuwe horizonten op te zoeken.

Na een korte passage op het kabinet van Willy Claes werd hij benoemd tot de eerste ombudsman van de stad Antwerpen. In die functie verwierf hij een groot moreel gezag. De echte overstap naar de politiek maakte hij in 1995, toen hij met 30.000 voorkeurstemmen in het Vlaams Parlement werd gekozen.

Van 2000 tot 2006 was hij in Antwerpen schepen van Sociale Zaken, eerst onder burgemeester Leona Detiège, daarna onder Patrick Janssens. Het VRT-journaal roemde hem afgelopen week als ‘de klokkenluider in de Visa-affaire’, maar die kwalificatie lijkt toch lichtjes overdreven. Het was weliswaar Van Wallendael die namens het schepencollege een klacht indiende bij justitie – íémand moest het doen – maar zelf beschouwde hij dat toch meer als ‘een bescheten commissie’. ‘Ik ben op een punt gekomen’, zei hij in oktober 2003 in Knack, ‘dat ik kan zeggen: ge kunt allemaal mijn kloten kussen. Wie meent dat hij me op café moet blijven lastigvallen met de Visa-affaire mag die kaart voortaan steken op een plaats die daar normaal niet voor geschikt is.’

Hij kon het plastisch zeggen, den Tuur. Hij vertelde altijd waar het op stond en kon niet alleen politieke tegenstanders maar ook partijgenoten behoorlijk schofferen. Maar door zijn ontwapenende charme en zijn gevoel voor humor kwam hij overal mee weg. Niemand kon kwaad zijn op Tuur Van Wallendael – een mens zonder vijanden.

Hij leed al sinds 2003 aan darmkanker en wist dat hij zijn laatste gevecht niet kon winnen. Net als Hugo Claus besloot hij de regie over zijn leven niet uit handen te geven. ‘Death shall have no dominion’ citeerde hij zijn geliefde dichter Dylan Thomas in een van zijn laatste interviews. Hij organiseerde nog een afscheidsfeest voor zijn vrienden – ‘een prebegrafenis’ – en koos voor euthanasie.

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content