De Britse premier Tony Blair heeft de verkiezingen gewonnen. Maar zijn meerderheid is veel kleiner dan de vorige keren. Wat nu?

Tony Blair heeft drie parlementsverkiezingen op rij gewonnen. Sterker, niemand twijfelde er vooraf aan dat Blair zou winnen. De vraag was alleen met welke meerderheid zijn partij, Labour, in het parlement zou zitten. Ook dat is nu bekend: Labour heeft een ruime meerderheid, zij het een veel kleinere dan na de vorige verkiezingen. Maar toen was er met recht en reden sprake van een landslide. Zowel in 1997 als in 2001 behaalden de Britse socialisten zo’n grote overwinning dat de oppositie gewoon van het politieke toneel verdween. Zeker de Conservatieven, die van 1979 tot 1997 onafgebroken aan de macht waren, werden zodanig vernederd dat ze jaren nodig hadden om van de schok te herstellen.

Die enorme Labour-meerderheid is nu weggesmolten en dat drukt de pret bij Labour. Maar ondanks de duidelijke afstraffing (Labour raakte bijna zestig zetels kwijt) behoudt Blair een comfortabele meerderheid. Des te meer omdat de verloren zetels verdeeld worden over de Conservatieve en de Liberaal Democratische partij, die alleen al vanwege hun programma geen blok kunnen vormen.

Drie overwinningen op rij: zijn premier Blair en zijn partij dan zo populair? Neen, Blair wordt gezien als onbetrouwbaar. Hij loog zowel zijn regering, het parlement als het volk voor over Irak. Hij wordt beschreven als ‘meer verpakking dan inhoud’, een gevolg van zijn onbetwistbaar talent voor one-liners en van de gestroomlijnde propagandamachine. Die er overigens voor zorgde dat geen enkel thema echt de campagne kon beheersen, zelfs Irak niet. De teneur van de verkiezing werd: ‘Oordeel over één enkele fout of over acht jaar regeringswerk’. En: ‘Wie tegen Labour stemt, haalt de Conservatieven terug’.

Dat laatste sloeg aan. De meeste kiezers vinden nog altijd dat zelfs een slecht Labour nog altijd te verkiezen is boven de Conservatieven. Die zijn er na acht jaar oppositie wel in geslaagd een zekere eenheid te hervinden en ook weer meer zetels te behalen, maar ze blijven hun harteloos, antisociaal imago meeslepen. Labour maakte daar ook dit keer dankbaar gebruik van.

Een vreemde conservatief

Op zich is dat bizar, want ook Blair voert een niet erg links beleid. Het Britse weekblad The Economist noemt hem zelfs ‘de vreemdste conservatief die ooit rondliep’. Het is de basis van zijn succes. Blair won in 1997 op basis van een conservatief programma met een rood tintje, nam zo het politieke centrum in en gaf die plaats niet meer op. Hij voerde veel punten van de Conservatieven uit: een strenge controle op de begroting, meer samenwerking tussen de publieke sector en de privé-sector en een veel hardere aanpak van immigratie. Hij slaagde erin om oud-socialisten aan boord te houden en tegelijk nieuwe kiezers te overtuigen. Daar had hij inderdaad zijn spindoctors voor nodig, zijn redenaarstalent ook, en een gedisciplineerde partij.

Die drie-eenheid leverde hem vorige week opnieuw een verkiezingsoverwinning op, ondanks alle heisa over Irak en zelfs ondanks een indrukwekkende lijst van economische tegenvallers in de week voor de verkiezingen. Met een geslonken meerderheid kan premier Blair nu meteen weer aan de slag. Maar makkelijk wordt het hoegenaamd niet.

Eén: buitenland. Daar zal Irak nog wel wat blijven spelen, zeker omdat de Liberaal Democraten, die zich van in het begin tegen de oorlog verzetten, op dit thema scoorden. Maar ook dichter bij huis zijn er voldoende problemen. Op 1 juli wordt het Verenigd Koninkrijk voorzitter van de Europese Unie. Op dat moment is bekend hoe de Fransen gestemd hebben over de Europese grondwet. Bij een negatief resultaat moet Blair de brokken lijmen, maar hoeft hij niet meer te tobben over het door hem aangekondigde Britse referendum. Altijd meegenomen in een land waar Europa een vies woord is en Brussels synoniem van de vijand.

Twee: eigen land. Daar ligt de zwaarste opdracht te wachten. Het tekort op de begroting is met stip de grootste uitdaging, omdat de beschikbare oplossingen altijd pijn zullen doen. De regering kan besparen in de uitgaven en dus minder geld beschikbaar stellen voor gezondheid, scholen en sociale programma’s. Maar juist daar heeft Labour zijn successen behaald. De wachtlijsten voor operaties zijn verminderd omdat privé-ziekenhuizen tot 15 procent van de ingrepen mogen uitvoeren – de staat betaalt. De scholen zijn verbeterd door royale subsidies en de allerslechtste huizen worden gerenoveerd. Dat blijft allemaal geld kosten, en dat geld is er niet meer.

De regering zou ook meer inkomsten kunnen creëren. Bijvoorbeeld door mensen te vragen langer te werken. Maar de weerstand daartegen is even groot als in België. Of bijvoorbeeld door de belastingen op onroerend bezit te verhogen. De opbrengsten daarvan gaan weliswaar grotendeels naar de gemeenten – waar de belastingdruk al fors gestegen is – maar meer lokale belastingen betekenen minder geld dat uit Londen moet komen. Dat overschot kan Blair dan besteden aan een reeks populaire maatregelen, die de uittredende regering al aankondigde.

De bestrijding van de armoede bij bejaarden is zo’n punt. Veel mensen zagen in 1992, onder een conservatieve regering, de pensioenfondsen wegsmelten toen het Britse pond kelderde. De regering-Blair is zelfs al een paar keer moeten tussenbeide komen om de mensen met het kleinste pensioen te helpen bij het betalen van hun elektriciteitsrekeningen en zelfs van hun lokale belastingen.

De opstand

Bijzonder populair bij links én rechts is de vermindering van de armoede bij kinderen. Blair II zette daartoe een aantal programma’s op de sporen. De invloed ervan wordt nu zichtbaar, maar nog altijd leven zo’n twee miljoen kinderen, vooral uit eenoudergezinnen, onder de armoedegrens. Hun ouders kunnen niet aan het werk omdat er geen kinderopvang is. Die opvang creëren zal arbeidsplaatsen scheppen, maar de investering is hoog.

Er zijn nog een paar heikele punten. De met atoomkoppen bewapende duikboten zijn verouderd, maar algemene besparingen doorvoeren terwijl je veel geld uitgeeft aan defensie, is moeilijk verkoopbaar. Ook de modernisering van verouderde kerncentrales en de bouw van nieuwe zijn geen populaire maatregelen, zelfs niet als het écht de enige manier is om de Kyoto-normen te halen.

Een bijzonder probleem vormt Noord-Ierland. Ondanks alle jaren van vrede blijven de oude tegenstellingen er de agenda bepalen. Met de overwinning van de hardliners bij de jongste deelstaatverkiezingen lijkt een oplossing verder af dan ooit. Zeker nu de Engelse kiezers steeds meer gewonnen lijken voor een hereniging van heel Ierland, waardoor Londen van die zeer dure en vervelende provincie af is.

En dan is er de eigen partij. Al jaren smeult daar de ontevredenheid. Zeker bij de linkervleugel die de oude Labour-idealen verloren zag gaan, maar ook bij de grote groep die nooit bij de beslissingen betrokken wordt en enkel dient om – via een rigide partijdiscipline – braaf ja te stemmen. En ook bij de vakbonden, die een kans zien om hun macht te herstellen. Zolang alles goed ging, bleef het protest beperkt tot ontevreden gemopper. Nu het minder goed gaat en vooral nu Blairs gedoodverfde opvolger, minister van Financiën Gordon Brown, duidelijk klaar is om over te nemen, worden de eerste tekenen van een opstand zichtbaar. En dat is het allergevaarlijkste punt voor Blair.

Nu al belooft Blair dat hij voortaan beter zal luisteren naar ‘wat de mensen bezighoudt’. Maar de kans dat hij de boodschap graag zal horen, is bijzonder klein geworden.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content