?Ile du Salut? van Matthias Langhoff naar de novelle van Franz Kafka in deSingel.

In het leven van regisseur Matthias Langhoff (55) zit een brok Europese geschiedenis samengebald. Zijn vader, ook theatermaker, was een Duitse communist, zijn moeder een Italiaanse van joodse afkomst. Ze vluchtten voor de nazi’s naar Zürich, en daar werden hun twee zonen geboren. Na de oorlog keerde de familie terug naar het verwoeste Oost-Berlijn, waar ze de ontaarding van het marxisme in het stalinisme meemaakten. Die loodzware achtergrond heeft het theater van Langhoff diep getekend.

Binnen enkele maanden doet hij voor het eerst ons land aan : ?Ile du Salut? komt naar deSingel. Die voorstelling, gebaseerd op Franz Kafka’s novelle ?In de strafkolonie?, zorgde in oktober voor ophef in het Parijse Théâtre de la Ville.

Matthias Langhoff maakt er in zijn regienota’s geen geheim van dat theater voor hem het tegengestelde is van vrijblijvend entertainment : het heeft de verplichting altijd weer tot het uiterste te gaan. ?In het theater is de strafkolonie van Kafka een extreem geval. (…) In een periode waarin de grenzen worden overschreden, is het extreme geval een noodzaak, (…). De dagelijkse gruwel kleeft aan onze pleziertjes. De stilte is een huwelijk met de moordenaars. Maar een theater dat een enorm kerkhof van de wederopstanding zou zijn, een ontmoetingsplaats waar we de gevluchte slachtoffers terugvinden, dat theater behoudt het voordeel van de twijfel.?

Zware woorden dus, waarmee Langhoff zich een enorme verantwoordelijkheid op de hals haalt. Enerzijds pretendeert hij zich op het theaterpodium te kunnen meten met het genie van Kafka, dat in ?In de strafkolonie? een haast akelig hoogtepunt bereikte. Anderzijds wil hij komen tot een theater als een soort ruimte van ?uitgestelde verlossing?, dat hoop en heling biedt aan de slachtoffers van een politiek die zowat overal tekortschiet.

Dat Langhoffs vertrouwen in de politiek al vroeg onherstelbaar was aangetast, is niet verwonderlijk. Hij werd geboren in ballingschap en zag als kleuter welke verwoestingen Wereldoorlog II in Berlijn had aangericht. Vervolgens liep hij school in het stalinistische onderwijssysteem in de DDR, een ervaring die mee de grondslag vormde voor ?een minachting voor politici, wat ook hun kleur is?. Ook Langhoffs jeugd kan je dus zonder al te veel overdrijving ?een extreem geval? noemen, wat zich van bij het begin weerspiegelt in zijn keuze van theaterteksten. Veel Brecht, veel Heiner Müller en enkele van de ?bloedigste? klassiekers uit het wereldrepertoire, zoals Shakespeares ?Titus Andronicus? en ?Richard III?.

HET RADERWERK VAN DE MACHT

Maar voor zijn recentste productie kwam hij terecht bij Kafka (1883-1924), een auteur die nooit echt voor het theater schreef. De novelle ?In de strafkolonie? is een van de weinige teksten die langs de strikte zelfkritiek van de auteur heenglipte en die hij nog tijdens zijn leven liet publiceren, in 1919 met name. Hij schreef ze echter in 1914, terwijl hij aan ?Het proces? werkte, en Wereldoorlog I al in de steigers stond.

Een erg donkere periode in het leven van de auteur hij had net een mislukte liefde achter de rug en flirtte met het idee van zelfmoord. Dat zowat de hele wereld aan een gruwelijk hoofdstuk begon, ook daar lijkt Kafka zich scherp van bewust te zijn geweest. Zo schreef hij aan zijn uitgever die met het manuscript van de novelle erg verveeld zat : ?… niet enkel zij (de novelle, red.) is penibel, maar onze tijd in ’t algemeen en de mijne in ’t bijzonder zijn penibel geweest, en zijn ’t nog steeds.? Bij de critici kon ?In de strafkolonie? evenmin op veel bijval rekenen : bij een lezing van de tekst in 1916 in München botste Kafka op ?een ijzige stilte?.

Op een tropisch gevangeniseiland woont een reiziger in opdracht van de ene of andere overheid een openbare executie bij. Alles draait om de machine die de executie zal voltrekken : ze ?schrijft? de straf onophoudelijk ?in? het lichaam van de veroordeelde die doorgaans na zowat twaalf uren bezwijkt. Een officier voor wie het een passionerend ritueel is, leidt het evenement.

De reiziger voor het ingenieuze van de hele procedure enthousiast maken : dat is de enige kans voor de officier om de executies nog enige legitimiteit te verschaffen. De nieuwe commandant van het eiland is de barbaarse machine immers liever kwijt dan rijk, ook het vroeger zo talrijke publiek laat het nu afweten. Maar de officier slaagt niet in zijn opzet en de executie neemt een bizarre wending. De officier laat de veroordeelde vrij en pleegt zelfmoord met de machine die zich daarbij ook zelf vernietigt.

Kafka’s novelle heeft iets van een traktaat over ?het raderwerk van de macht?, zoals Langhoff zelf stelt, over ?de beulen en de slachtoffers, de machtigen en de zwakken?. Geschreven in een heldere, doeltreffende, bijna journalistieke stijl zonder franjes. Vaak balancerend op het randje van het burleske zo werd de gevangene veroordeeld omdat hij zijn superieur had toegesnauwd ?Doe die zweep weg of ik vreet je op?. De personages zijn niet meer dan schetsen. Toch is ?In de strafkolonie? volgens Langhoff geen fantasie of allegorie : ?alles is er politiek. Het gaat om extreem reële verslagen, over individuele situaties en gebeurtenissen binnen een repressieve omgeving. (…) Schrijven was voor hem uit de rij van de moordenaars springen.?

DE LACH VAN DE SABOTEUR

Hoe zet je nu zo’n verhaal om naar het theaterpodium ? Langhoff heeft eigenlijk geopteerd voor een bijna episch ?verteltheater?. Bij Kafka blijft wat zich tussen de personages de reiziger en de officier, de reiziger en de veroordeelde afspeelt, vaak onuitgesproken. Het is precies een kwestie van een oogopslag, of een brokje commentaar dat de auteur via het vertelperspectief van de reiziger subtiel binnensmokkelt.

Bij Langhoff wordt alles gezegd. Daar geeft ook het impressionante eenheidsdecor van Jean-Marc Stehlé, die ook de rol van de reiziger voor zijn rekening neemt, aanleiding toe. Enerzijds is het uiterst expressief een reeks zandheuveltjes, wat palmbomen, en in ’t midden een huizenhoge houten constructie waarin de stotende en kreunende ?machine? schuilt. ?… het zonlicht bleef al te heet in dit schaduwloze dal hangen, je kon je gedachten slecht bij elkaar houden? : Stehlé maakt Kafka’s beschrijving bijna tastbaar.

Anderzijds ?weegt? dit decor ook een beetje op de voorstelling : het laat weinig aan de verbeelding over en beperkt sterk het palet van regisseur en acteurs. Variatie in de acteursregie is nauwelijks mogelijk : het deel van het decor dat als speelvlak dienst kan doen, is uiteindelijk erg beperkt. Variatie in de acteerstijl evenmin : die wordt nu en dan wat grof en schreeuwerig, en een enigszins subtiele mimiek of gestiek krijgt weinig kans.

Nog problematischer is dat Langhoffs aanpak ten dele uitwist wat Kafka’s tekst precies zo fascinerend maakt : de pijnlijke morele tweestrijd die zich in het hoofd van de reiziger afspeelt. Wordt hij door zijn aanwezigheid niet medeplichtig ? In de novelle is die tweestrijd alweer een kwestie van kleine gedragingen, of van een gedachtenflard hier of daar.

In Langhoffs enscenering is daar geen ruimte meer voor, hoewel hij het tracht op te vangen met een kunstgreep aan het begin van de voorstelling. Gunt Kafka je een blik op de strafkolonie via de reiziger, de buitenstaander dus, dan draait het bij Langhoff eerder om de tragedie van de officier die als een barbaarse ?Don Quichote? tekeer gaat tegen de windmolens van de westerse civilisatie. Bij hem komt zowat alle tekst terecht. Bovendien is de jonge Argentijn Marcial Di Fonzo Bo zo’n virtuoos acteur dat hij zowat alle aandacht naar zich toe zuigt.

In zijn regienota’s stelt Langhoff dat Kafka’s politieke instrument bij uitstek ?de lach van de saboteur? is. Dankzij die groteske lach, die ?het doodgewone uitvergroot? en ?het exces normaliseert?, steekt de auteur telkens weer een stok ?in de raderen van de macht?. Bovendien laat die lach zich nooit recupereren. Langhoff : ?de humor van Kafka weigert elk gelukkig evenwicht, (…), en dat een legitieme orde schept waarin de gezonde, menselijke rede triomfeert.? Zo richt die lach zich tot ?de slachtoffers? en sluit ?elke medeplichtigheid met de moordenaars? uit. In ?In de strafkolonie? weergalmt Kafka’s lach tot het hele eiland ervan davert.

EEN ERG ZWARE BROK

In Langhoffs enscenering klinkt die lach echter te zelden, en waar hij weerklinkt is het eerder de ietwat grove schaterlach van de boulevardkomedie dan de beangstigend gillende salvo’s van Kafka’s wereld waarin de absurditeit voortdurend op de loer ligt. Het personage van de veroordeelde soldaat illustreert dat perfect : in de novelle gaat het om een ietwat gekke, ongrijpbare maar ook tragische figuur, in de voorstelling is het een bijna carnavalesk en dom personage dat maar matig weet te boeien en nauwelijks kan ontroeren.

Daarmee is aangegeven op welk vlak ?Ile du Salut? werkelijk tekortschiet : noch in de tekstbewerking, noch in de acteursregie heeft Langhoff de ijzingwekkende scherpte, de spitse humor en de efficiënte precisie van Kafka’s verhaal kunnen benaderen. Is de novelle haast een scheermes, dan heeft Langhoffs voorstelling eerder iets van een botte bijl.

?Ile du Salut? is een erg zware brok : lang, een beetje zwaar op de hand en niet erg gevarieerd. Toch is de voorstelling de moeite waard, al was het maar omwille van de vragen die ze oproept, over de relatie tussen theater en literatuur en die tussen theater en politiek.

Uiteindelijk is Matthias Langhoff met ?Ile du Salut? tot een uitgesproken politiek statement willen komen en trekt hij in zijn regienota’s parallellen tussen Kafka’s strafkolonie en zowat alle haarden van onheil en geweld op deze aardbol. Zo noemt hij de strafkolonie een verwaarloosd beest dat dan al te makkelijk een vraatzuchtig roofdier wordt, van het soort waardoor we overal omgeven worden : de vluchtelingenkampen van de VN en het Rode Kruis, Grozny, de Bezette Gebieden in Israël of zelfs de vluchtelingencentra in de Franse provincies. Radicale taal dus, maar het is erg jammer dat het politieke engagement nauwelijks een theatrale vorm heeft gekregen op de bühne.

?Ile du Salut? is een monumentale, uitputtende en ongetwijfeld ook dure voorstelling, maar ze is zeker geen ?extreem geval?. Daarvoor blijft ze teveel vastzitten in een traditionele en oninteressante vormentaal en neemt Langhoff teveel zijn toevlucht tot kunstgrepen, zoals het bizarre en open eindbeeld van de voorstelling. Voortdurend behoud je als toeschouwer het gevoel dat je in een knus theater zit, nooit krijg je de indruk dat wat er zich voor je ogen afspeelt iets intens en dieps zegt over die ?extreme? buitenwereld.

Waar halen we als theatermakers het recht vandaan om zulke ?extreme gevallen? te tonen op de bühne, vraagt Langhoff zich af. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat zijn politieke engagement te weinig vorm heeft gekregen in zijn enscenering. En is het engagement van de kunstenaar niet in de eerste plaats een vorm-engagement ? Nu stelt hij zich uiteindelijk ook bloot aan het verwijt dat Claude Lanzmann, maker van ?Shoah?, en ook J.L. Godard of Heiner Müller aan Spielberg richten naar aanleiding van ?Schindler’s List?. Dat hij een ?extreme? periode uit de wereldgeschiedenis banaliseerde door er een onaangepaste, gefictionaliseerde vorm aan te geven.

Jan Goossens

?Ile du Salut? in deSingel op 17, 18, 19/4.

Ile du Salut : Is de novelle haast een scheermes, dan heeft Langhoffs voorstelling eerder iets van een botte bijl.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content