Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

De eeuwige terugkeer van ‘New Classical Movements in Art’. Het PMMK in Oostende situeert ze ‘Between Earth and Heaven’.

De postmoderne beweging in de kunst bracht in de jaren zeventig opnieuw de klassieke vormentaal in circulatie. Onvrede met conceptuele kunstvormen en het verlangen naar een klassiek schoonheidsideaal speelden daar een rol in. Deze richting is overeind gebleven, zonder dat ze ooit een klimaatswijziging ten gronde kon bewerkstelligen. Ze is de jongste decennia alleszins internationaal in de breedte aangegroeid: van Rome tot Sint-Petersburg en Peking werden haarden aangetroffen van lui die naar eigen zeggen van een ‘schaamteloze drang naar schoonheid’ bezeten zijn – om de woorden van Edward-Lucie Smith te gebruiken.

De Britse kunstkenner, schrijver en naaktfotograaf stelde zijn expertise ter beschikking van het jongste grote tentoonstellingsproject New Classical Movements in Art van Willy Van den Bussche, directeur van het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst (PMMK) in Oostende. Beide mannen vonden elkaar al eerder, eveneens in het PMMK in 1998, voor de niet minder omvangrijke expositie René Magritte en de Hedendaagse Kunst. Hoewel voorzien van andere kunstenaars en een ander thema, heeft de nieuwe tentoonstelling dezelfde matrijs als de eerste: eigentijdse figuratieve kunst waar een duidelijk spoor van technisch vakmanschap en een respect voor academische normen uit spreekt.

Een hedendaags levensgevoel overbrengen in een klassieke vorm heeft iets van een gemaskerd bal weg, niet onverwacht in de stad van James Ensor en in de periode van het jaarlijkse Bal du Rat Mort. De personages die daar zo knap in antieke poses geschilderd zijn, bedienen zich van het medium van het travestietheater om eenzaamheid en vervreemding, erotische en andere fantasieën uit te drukken. Hun verlangen naar schoonheid mag intact gebleven zijn, het geloof in een engagement tegenover de reële wereld hebben ze verloren. In het kader van een narcistische zelfreflectie strelen ze de decorstukken van een vergane wereld en herscheppen het ahistorisch opgevatte verleden tot een artificiële biotoop.

Ze appelleren aan de ongebreidelde honger naar tijdloos beeldgenot. In tegenstelling tot hun negentiende-eeuwse geestgenoten beperken ze zich niet tot een nostalgische, integrale imitatie van de klassieken. Ze recreëren die selectief volgens de noden van hun ego, geblutst door de harde, globale realiteit.

SCHERPE TEGENPOLEN

De leveranciers van klassiek spul putten uit de fotografie en manipuleren digitale beelden. Ze zien er hun verleidingspotentieel door vergroot en komen met schilderijen of sculpturen voor de dag waarin het onderscheid tussen ‘echt’ en ‘net echt’ opgeheven is. Maar doordat zij bij het eeuwenoude gebruik van penseel, verf en doek blijven zweren, heeft het resultaat een zo stoffelijke verschijningsvorm dat het lijkt alsof de antiek aangeklede figuren inderdaad levende anachronismen zijn, die onder ons hebben plaatsgenomen.

Wegens die knetterend scherpe tegenpolen bestaat de kans dat er tussen de new classical movements enkele grote talenten tot ontwikkeling komen, een zeldzaam fenomeen in kringen van kunstenaars en bewegingen die oude wijn in nieuwe zakken doen. Met drie nummertjes onvervalst neoclassicisme in travestie levert het Russische duo Oleg Maslov & Victor Kuznetsov het bewijs dat, in de vermomming van antieke lichamen, poses, kostuums, taferelen ( De Dood van Narcissus, Homerus’ Triomf) en decors, een onderhuids onbehagen kan worden gelegd dat ijzingwekkend hedendaags is.

Kostuumdrama’s voor onaangepasten horen evenwel in elke tijd thuis. Maslov & Kuznetsov omschrijven hun antihelden dan ook knap toepasselijk als ‘elegante speelgoedjes, waarmee een onverschillig lot zich amuseert’.

Dat een pakkend mommenspel niet noodzakelijk in het morbide moet vissen, toont de ervaren Britse schilder Stephen McKenna, wiens historische allusies (aan Davids Dood van Marat of de Franse Revolutie) subtiel en poëtisch zijn. Dat zijn ook de dromerige schilderijtjes van Katherine Doyle, die anders dan de meesten te werk gaat: kleine taferelen uit het leven van vandaag met een licht, een kleurengebruik en een compositorisch concept dat ze bij een klassieke schilder uit de achttiende eeuw als Philippe de Champaigne geleend lijkt te hebben. En van pure fantasten met verrukkelijk dwaze dromen als die van Massimo Livadiotti ( Ballando con Qat), Stefano di Stasio of Nir Hod ( The Lost Paradise) kun je nooit genoeg krijgen.

Willy Van den Bussche heeft er jaren genoeg op zitten studeren om met een tentoonstelling tevoorschijn te komen die behoorlijk representatief mag heten voor een reëel bestaand, internationaal fenomeen van ‘classical movements in art’. Door de werken bij honderden over de vier verdiepingen van zijn museum uit te stallen, balde hij ze bovendien tot een krachtig statement samen.

Desalniettemin zijn de bepalende figuren die een bewuste strategie in een consequente vorm kunnen gieten, niet zo overdreven talrijk. De grote meerderheid van de geselecteerde werken bezorgt de niet al te veeleisende bezoeker enkele uurtjes genot met prikkelende beelden, instantpoëzie, nummertjes tollen-door-de-tijd, snel-klaargerechten. Ware dat niet zo, dan zou de bezoeker ergens halverwege uitgeput in elkaar zakken, want honderden kunstwerken van hoge kwaliteit na elkaar bekijken, is een inspannende bezigheid.

DUIVELSE GRIJNS

Laat u niet beetnemen: het is niet omdat het verleidelijk geschilderd is en iets voorstelt – nogal eens narcistisch travestie – dat het noodzakelijk om grote kunst gaat. Die laat zich niet zo snel decoderen, is inhoudelijk en materieel veelgelaagd en bezit een structurele en picturale complexiteit die hier soms ver te zoeken is. Aan de andere kant onderscheidt deze show zich over de hele lijn van vulgaire kitsch, wat in het licht van de oeverloosheid van het thema toch goed mogelijk geweest was. Meer nog: dit is noch goedkope noch commerciële, maar knap geformuleerde kunst met de minimale ambitie om niet alleen het oog maar ook het hart en de geest even aan het plat alledaagse te onttrekken.

De Romein Carlo Maria Mariani, in 1970 al het boegbeeld van de postmodernen, blijft vooraan in het legioen van de new classical movements vechten met schilderijen die een heel programma verraden. Zo is Head Rack (’90) een ware clash tussen de conceptuele kunst en de klassieken. Op de pinnen van een flessenrek – onmogelijk om er niet een van de beroemdste readymades van Marcel Duchamp in te zien – zitten antieke koppen gespietst, alsook de blauwe, afgehakte hand van een schilder. Mariani’s hommage aan de schone kunsten bevestigt tegelijk wel de historische rol van Duchamp als verdelger van al dat fraais.

Ook de Chinees Wang Xingwei gaat de confrontatie aan met een heilige van de hedendaagse kunst, de ‘sjamaan’ Joseph Beuys. Op zijn schilderij The Testimony of the Hare (’95) voert Wang Xingwei zichzelf en zijn op de folterbank gebonden haas ten tonele: met een duivelse grijns wijst de kunstenaar het dier op de beroemde foto van Beuys’ performance met een dode haas, alsof hij het spottend zijn hogere roeping als ‘symbool van geboorte en reïncarnatie'(Beuys) in herinnering wil brengen.

De humor waarmee de Chinees de geschiedenis bekijkt, is op het randje. Zoals wanneer hij zichzelf portretteert naast de jonge Hitler, die hij net tot de leer van Gandhi heeft bekeerd en gedwongen heeft om zijn nazi-ideeën af te zweren. Cynisme tegenover de kunst en de politiek, cynisme in het privé-leven: de held die in All happy Families are Similar zo gefascineerd naar het veelbelovende tv-scherm staart, heeft er geen erg in dat zijn vrouw tussen enig ander huismeubilair (een mini-urinoir van Duchamp inbegrepen) snikkend aan zijn voeten op het tapijt ligt.

Wat heeft Wang Xingwei met new classical movements te maken? Niets. Heeft hij last van een ‘schaamteloze drang naar schoonheid’? Neen. Maar als je er een late, komische voetnoot bij de klassieke categorie van het historieschilderen in ziet – zoals in Duitsland Jörg Immendorf -, dan hoort hij er beslist ook bij.

Timur Novikov, de goeroe van de Sint-Petersburgse Nova Akademia, vertegenwoordigt de meest reactionaire loot binnen de nieuwe klassieke bewegingen. Hij maakt daar helemaal geen geheim van. Noch in zijn kunstig geborduurde vaandels met de beeltenis van tsaar Nicolaas II, de tsarin Alexandra Fedorovna of de martelares Elisabeth Federovna, noch in zijn uitspraken in de catalogus: ‘Jonge idioten die zich in het huis van de muzen hebben gevestigd, zullen reeds vlug de beeldhouwkunst, de schilderkunst, de grafische kunst en de toegepaste kunst overboord gooien. De taak van alle voorstanders van de klassieke kunst bestaat erin de krachten te bundelen en de grote erfenis van de Europese cultuur intact te houden.’

Met dat laatste zullen alleen barbaren het oneens zijn, dat van die jonge idioten wijst op de paranoïa van een oude sater. In het tijdperk van het postmodernisme is er helemaal niets overboord geraakt, en in tegendeel veel heropgevist. Misschien wordt het tijd om weer eens wat af te slanken.

Tot 2/9 in het PMMK, Romestraat, Oostende. Elke dag open van 10 tot 18 uur. Gesloten op maandag.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content