Scholen kampen met een gebrek aan computers, maar de verantwoordelijke ICT-coördinatoren bezwijken nu al onder de onderhoudslast van het bestaande netwerk. Beide problemen worden opgelost als een school van de producten van Microsoft afstapt, en voor het gebruik van open source software kiest. Dat is toch de mening van Herman Bruyninckx, die als deeltijds docent aan de KU Leuven is verbonden. Zijn dertig pagina’s tellende rapport staat op internet ( www.mech.kuleuven.ac.be/~bruyninc/ictvisie.html) en is aan te raden lectuur voor wie met onderwijs te maken heeft.

Het gebruik van Microsoft doet de kosten van een computernetwerk snel oplopen. De software mag immers maar op één computer geïnstalleerd worden. Voor elk bijkomend toestel moet een extra licentie worden aangekocht. Aangezien de strategie van Microsoft op constante upgrades is gericht, is software bovendien een steeds weerkerende kost. Omdat elke nieuwe versie van Windows of Office meer geheugen en rekenkracht vraagt, zijn er ook geregeld nieuwe, krachtiger machines nodig.

Open source software is gratis, mag onbeperkt gekopieerd worden en vraagt aanzienlijk minder geheugen en rekenkracht dan vergelijkbare commerciële programma’s. Oudere (tweedehands)computers kunnen daardoor dezelfde functies aanbieden als nieuwere machines waarop software van Microsoft draait. Bovendien volstaat het om een open source toepassing op één computer te installeren, om ze daarna op alle andere computers van het netwerk te kunnen gebruiken. Installatie en onderhoud van de software worden dus aanzienlijk makkelijker gemaakt.

Het is een misvatting dat open source software op het vlak van kwaliteit voor commerciële software moet onderdoen, integendeel zelfs. De programma’s worden ontwikkeld door honderden of duizenden vrijwillige medewerkers, met onverbiddelijke peer reviews tot gevolg. Elke nieuwe ontwikkeling wordt dadelijk door veel anderen bekeken en eventueel verbeterd. Een commercieel softwarebedrijf schermt daarentegen de broncode af, zodat gebruikers enkel feedback kunnen geven over de functionaliteit van de software, niet over de manier waarop de code zelf zou kunnen worden verbeterd.

Daarmee is niet gezegd dat een overschakeling naar open source software eenvoudig is. De overvloed aan verschillende programma’s met gelijkaardige functies schrikt veel gebruikers af en er bestaat natuurlijk ook slechte open source software. Het gebruik ervan vraagt ook meer inzicht in de manier waarop software functioneert. Toch is dat laatste, zeker voor scholen, veeleer een bijkomend argument. Het rapport wijst erop dat iedereen het normaal vindt dat mensen leren lezen én schrijven, hoewel de meesten alleen ‘gebruikers’ van teksten worden. Diezelfde creativiteit wordt niet verlangd als het om computers gaat. De nu aangeboden ICT-opleidingen leren kinderen of volwassenen op de juiste knopjes duwen, maar het blijft een mysterie wat software nu eigenlijk is en hoe het werkt. Boosdoener is de grafische interface, die bij Microsoft (maar ook bij Apple) een onlosmakelijk onderdeel van de software vormt. De grafische interface verlaagt weliswaar de drempel tot computergebruik, maar verhindert dat meer ervaren gebruikers verder evolueren. Of anders gezegd: er is een fundamenteel verschil tussen gebruiksvriendelijkheid en leervriendelijkheid.

Kris De Decker

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content