Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Welke verweermiddelen heeft West-Europa tegen de opkomst van extreem-rechts ? Uit een vergelijkend onderzoek blijkt hoe kwetsbaar de Belgische democratie wel is.

HOE LANG is het al niet geleden dat Filip Dewinter (Vlaams Blok) en de Fransman Jean-Marie Le Pen elkaar in het Antwerpse café De Engel om de hals vielen en onder het genot van een bolleke overlegden hoe ze het avondland van een wisse ondergang konden redden ? De idylle binnen de Zwarte Internationale lijkt verstoord. De oproep van Le Pen en de Rus Vladimir Zjirinovski om te komen tot een ?Europees Blok” van nationalistische partijen krijgt nauwelijks weerklank. De afgeborstelde Italiaanse ?postfascist” Gianfranco Fini herhaalt tijdens zijn verkiezingstoespraken voortdurend dat hij meer op heeft met de Franse neogaullisten dan met de straatvechters van Le Pen.

Europees parlementslid Frank Vanhecke van het Vlaams Blok eiste op hoge toon dat de Franse kameraden hun steun aan het Belgische Front National-Nationaal Front publiekelijk zouden intrekken. En Vlaams Blok-kamerlid Alexandra Colen schreef vorige week een ingezonden stuk in de Volkskrant om duidelijk te maken dat haar partij ?niet thuishoort in het rijtje van extreem-rechts waartoe in Frankrijk het Front National, in Duitsland de Republikaner, in Rusland de Liberaal Democraten van Zjirinovski, in Nederland de Centrumpartij, de Centrumdemocraten, het Nederlands Blok en andere duistere clubjes horen.”

Haar favoriete ?ideoloog” is niet Adolf Hitler maar econoom Friedrich Hayek, laat Colen weten. Het feit dat het Vlaams Blok er een derde van de stemmen haalde, maakt van Antwerpen nog geen bruine stad. Sterker nog : volgens Colen mogen alle democraten het Vlaams Blok dankbaar zijn. Immers : ?het bestaan van een conservatieve, populistische, maar niet-fascistische en niet-nazistische partij, kanaliseert de kiezers die in andere landen kiezen voor formaties zoals het Front National. In die zin is het Vlaams Bok een dam tegen extreem-rechts, zoals Frits Bolkestein dat in Nederland is. Het bestaan van het Vlaams Blok maakt de democratie in België juist minder kwetsbaar in plaats van meer kwetsbaar.”

Gewoon het zoveelste charme-offensief ? Of toch ruzie in het extreem-rechtse huishouden ? Filip Dewinter haastte zich om (in De Standaard) te verklaren dat mevrouw Colen ?zeker niet het partijstandpunt vertolkt.” Wat mag haar dan wel bezield hebben ?

PROPAGANDA.

Met haar ingezonden stuk reageerde Alexandra Colen op het boek ?De staat paraat ?” van de Nederlandse publicist Jaap van Donselaar. Van Donselaar, wetenschappelijk vorser aan de universiteit van Leiden en medewerker van de Anne Frank Stichting, maakte in opdracht van het Nederlandse ministerie van Binnenlandse Zaken een studie van het instrumentarium dat de overheid in een aantal Europese landen bij de bestrijding van extreem-rechts ter beschikking staat. Hij vergeleek de situatie in Frankrijk, Duitsland, Engeland, Nederland en België, en kwam tot de conclusie dat nergens zo lankmoedig wordt opgetreden tegen racistische propaganda als bij ons. Nederland en Duitsland zijn het strengst, Engeland en Frankrijk hangen er ergens tussenin. Alle vijf de landen ondertekenden het Internationale Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie, maar België was het laatste land dat (in 1981) een antiracismewet goedkeurde, die overigens nauwelijks wordt toegepast.

Van Donselaar verklaart die slappe houding door het zogenaamde Hydra-syndroom : zoals de mythische halfgod Hercules in zijn gevecht met de zevenkoppige draak Hydra merkte dat er voor elke afgehakte kop twee in de plaats kwamen, zo zijn overheden bang voor het averechts effect van repressieve maatregelen. Zeker in België heerst grote angst om van de rechter nul op het rekest te krijgen. En overal is men beducht voor het creëren van extreem-rechtse martelaren.

Ten onrechte, vindt Van Donselaar, en hij geeft het voorbeeld van Duitsland en Nederland waar extreem-rechtse manifestaties in de regel preventief worden verboden (hoewel de Centrumdemocraten vorige week in Zwolle voor het eerst ongemoeid werden gelaten) en waar politici die racistische taal uitslaan onmiddellijk een proces aan hun broek krijgen. ?In beide landen keerde het (electorale) tij voor sterk opkomende extreem-rechtse partijen onder invloed van een repressief klimaat. Het op de huid zitten van Franz Schönhuber en Hans Janmaat maakte van hen geen aantrekkelijke underdogs, maar veeleer paniekerige herders die niet bij machte waren de opgejaagde kudde bijeen te houden.”

PARTIJVERBOD.

Van Donselaar bepleit een ?weerbare democratie”, waar extreem-rechts (zoals in Duitsland het geval is) voortdurend als een zwaard van Damocles een partijverbod boven het hoofd hangt. Maar het hele arsenaal van antiracistische wetten en maatregelen (in Duitsland riskeren ambtenaren die lid zijn van de Republikaner een Berufsverbot) heeft de klopjacht op Turken, de brandstichtingen en de bloedige aanslagen in Mölln en Solingen niet kunnen verhinderen. Is er dan geen sprake van kurieren am Symptom ?

Op die vraag moet Van Donselaar het antwoord schuldig blijven hij beperkt zich tot de studie van de politieke uitingen van vreemdelingenhaat. In Duitsland zijn er (anders dan in België) geen duidelijke verbanden te leggen tussen gewelddadige voorvallen en extreem-rechtse organisaties. Door de dreiging van een partijverbod worden extreem-rechtse politici er voor een dilemma geplaatst. Ze moeten op het randje van de wettelijkheid balanceren, ze moeten zich in duizend bochten wringen om hun racistische boodschap nog aan de man te brengen, met verhullend taalgebruik en grappen van het allooi : ?Een Zwitser heeft mijn Marokkaans horloge gestolen.” Maar het streven naar fatsoen gaat ten koste van de herkenbaarheid. Het profiel van de Leider wordt vaag en dat leidt tot spanningen met het meer radicale gedeelte van de achterban, tot schisma’s en in Nederland bijvoorbeeld tot een totale versplintering van extreem-rechts.

Alleen in België, schrijft Van Donselaar, heeft de wetgever geen matigende invloed van betekenis gehad op de propaganda van extreem-rechts. ?De gedachte dringt zich op want te bewijzen is het niet dat de stabiele successen van het Vlaams Blok in België en het Front National in Frankrijk voor een deel verklaard kunnen worden door het liberale klimaat in die landen.” Het grootste gevaar noemt hij de gewenning aan het extreem-rechtse gedachtengoed. De publieke opinie en de media worden alleen nog opgeschrikt door zogenaamde trigger events : in Frankrijk de grafschennis op de joodse begraafplaats in Carpentras, in België Zwarte Zondag of de incidenten tijdens het optreden van Willem Vermandere op de Brusselse Grote Markt. Alleen op die momenten bezint de overheid zich opnieuw op repressieve maatregelen.

CORDON SANITAIRE.

In nogal wat landen proberen ?traditionele” politici extreem-rechts de wind uit de zeilen te nemen. In Nederland wilde de liberale voorman Frits Bolkestein de grenzen sluiten voor niet-Europese vluchtelingen onder het motto ?de boot is vol”. In Frankrijk waarschuwde ex-president Valéry Giscard d’Estaing tegen een ?invasie” van vreemdelingen en beklaagde de toekomstige president Jacques Chirac zich over de vieze etensluchtjes in trappenhuizen van appartementsgebouwen waar veel allochtonen wonen. In België pocht Filip Dewinter dat minister van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte (SP) een gedeelte van het 70-puntenplan van het Vlaams Blok aan het uitvoeren is. Is dit soort ontwikkelingen niet veel verontrustender dan de afbrokkeling van een cordon sanitaire ? Van Donselaar is daar nogal aarzelend over. Toen bijvoorbeeld de VLD’er Ward Beysen campagne voerde met de slogan ?Het belangrijkste land is… het binnenland” meende menigeen daarin de echo van ?Eigen volk eerst !” te beluisteren. Toch is het niet vanzelfsprekend ?dat de kiezers liever het origineel hebben dan de kopie”, zoals Le Pen graag beweert. Volgens Van Donselaar geldt dat alleen als extreem-rechts niet achter zijn vodden worden gezeten : ?Misschien geven de kiezers wel de voorkeur aan de kopie als in hun ogen het origineel gekreukeld en gescheurd is, of wanneer er een grote vlek op zit.”

In zijn epiloog formuleert Van Donselaar een paar aanbevelingen : de overheid moet repressief optreden en extreem-rechts moet gecriminaliseerd worden. Daarvoor zijn niet alleen aangepaste wetten maar ook een actief vervolgingsbeleid noodzakelijk. Bovendien moet de toegang tot het parlement en de daaraan gekoppelde overheidsfinanciering van politieke partijen bemoeilijkt worden. In Frankrijk en Engeland bestaat sinds jaar en dag een districtenstelsel, dat functioneert volgens het principe : the winner takes it all. Toen de Franse president François Mitterrand in 1986 uit schrik voor een dramatische socialistische verkiezingsnederlaag een systeem van evenredige vertegenwoordiging invoerde, had dat tot gevolg dat Le Pen met 35 van zijn kompanen de Assemblée binnenmarcheerde. Chirac maakte die hervorming opnieuw ongedaan en dat verklaart waarom het Front National in 1993 met 12,5 procent van de stemmen niet één parlementszetel in de wacht kon slepen. In Duitsland wordt een kiesdrempel van vijf procent gehanteerd en dat bleek tot nu toe voldoende om extreem-rechts buiten de Bundestag te houden. Nederland en België hebben verhoudingsgewijs het meest ?open” systeem.

Het opwerpen van barrières tegen extreem-rechts houdt natuurlijk een aantal gevaren in. Want hoe zat dat ook alweer met het kind en het badwater ? Met fundamentele politieke rechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering ? Wanneer houdt een ?weerbare democratie” op een democratie te zijn ?

Piet Piryns

Jaap van Donselaar, ?De staat paraat ? De bestrijding van extreem-rechts in West-Europa”, Uitgeverij Babylon-De Geus, Amsterdam, 380 blz., 950 fr.

De dreiging van een verbod plaatst extreem-rechts voor een dilemma.

Wanneer houdt een weerbare democratie op een democratie te zijn ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content