Auteur Jef Geeraerts wordt 75. De publicatie van zijn Gangreen-cyclus deed einde jaren ’60, begin ’70 het nodige politieke, literaire en ethische stof opwaaien. Een impressie.

Op 20 november van het magische jaar 1968 tekenen Jef Geeraerts en uitgeverij Manteau het contract voor Gangreen I (Black Venus). De roman verschijnt nog datzelfde jaar als Grote Marnix Pocket en veroorzaakt beroering, zeker ook omdat een naakte zwarte vrouw het omslag siert. Conformistisch België is geschokt. Niet zonder ironie schrijft René Gysen in Het Laatste Nieuws van 26 december 1968: ‘Ten alle kante [sic] doemt het zedenbederf op, samen met een zo ongevaarlijk fenomeen als onverbloemde waarheidsliefde. Nu is daar weer dat boek Gangreen I, ondergetiteld Black Venus.’ De ‘onverbloemde waarheidsliefde’ staat in de jaren zestig hoog op de literaire agenda en kent een hele schare pleitbezorgers, zoals de scherpzinnige René Gysen. Voor hem is schrijven ‘een daad van bewustwording’. Een daad die Jef Geeraerts in de Gangreen-cyclus als geen ander beoefent.

Met de ontvangst van Gangreen I is de toon gezet voor de andere delen. Geeraerts sluit de jaren zestig af als schandaalschrijver en pornograaf. Sommigen beschuldigen hem zelfs van racisme of erger, getuige een recensie van Herwig Leus in Het Parool van 15 november 1969. ‘In een samenleving waar auteurs gelauwerd worden die het neerschieten van negers verheerlijken omdat het toch maar bavianen zijn, maakt Mein Kampf nog best een kans.’ De negatieve kritiek wordt echter overstemd door de grote waardering voor Geeraerts’ eerlijkheid en literaire durf. ‘Dit proza heeft zijn gelijke niet in ons taalgebied’, schrijft Marnix Gijsen. Gangreen I wordt op 9 oktober 1969 met de driejaarlijkse Staatsprijs voor proza bekroond. De jury bestaat uit Piet Van Aken, Paul De Vree, Marcel Janssens, Lieve Scheer en Clara Haesaert. De beslissing gaat gepaard met rumoer. De socialistische schrijver Piet Van Aken weigert aan de stemming deel te nemen. Hij keurt het boek om ideologische redenen af. De rel krijgt zelfs een politiek staartje. Senator Guy Cudell, een Franstalige socialist uit Brussel, doet naar aanleiding van de Staatsprijs officieel zijn beklag bij de Nederlandsta-lige minister van Cultuur Frans Van Mechelen. Cudell – die het boek niet heeft gelezen – verwijt Geeraerts een epigoon van Henry Miller te zijn en bestempelt Gangreen I als een ophemeling van racisme en pornografie. Op 27 november 1969 wordt een exemplaar van Gangreen I op last van de procureur des konings in beslag genomen, samen met andere ‘bedenkelijke’ boeken zoals De brede rug van de Nederlandse maagd van R. Ferdinandusse. Plaats van het gebeuren: de Brusselse vestiging van boekhandel Corman. Het gerecht controleert of Gangreen I een schending van de openbare zedelijkheid is en brengt het exemplaar na twee dagen terug naar de rechtmatige eigenaar. De absurde situatie wordt ten top gedreven door de socialistische minister van Justitie Alfons Vranckx. Hij verklaart dat het exemplaar Gangreen I is meegenomen voor ‘onderzoek’. De Vlaamse socialistische senator Willy Calewaert was dan weer een vurig verdediger van de toekenning van de Staatsprijs aan Gangreen I en interpelleert minister Van Mechelen daarover.

Wanneer eind 1972 Gangreen 2. De goede moordenaar verschijnt, is er weer heisa. In Gangreen 2 beschrijft Gee-raerts zijn ervaringen als lid van een paracommando-eenheid tijdens stammenoorlogen tussen de Lulua’s en Baluba’s eind jaren vijftig. Het hoofd van de afdeling public relations van de Belgische Landmacht publiceert op 28 februari 1973 een brief in de krant Het Belang van Limburg waarin hij de door Geeraerts beschreven feiten als onzin en onwaarheid bestempeld. Ook nu weer schieten conservatieve critici met grove hagel op Geeraerts. Volgens de katholieke criticus Paul Hardy is het boek geschreven ‘met de knapentrots van een morbiede padvinder [… ], een gefrustreerd en derhalve geestelijk “onbevrijd” man’. In Gangreen 3. Het teken van de hond (1975) en Gangreen 4. Het zevende zegel (1977) rekent Geeraerts af met zijn jeugd en zijn eerste huwelijk. De sterk wisselende reacties op beide boeken spitsen zich, net als bij de vorige delen, toe op Geeraerts’ genadeloos autobiografisch proza. ‘Hoe komt iemand ertoe zo’n afschuwelijkheden op zo’n manier te beschrijven?’, noteert Remy Van de Moortel in Gazet van Antwerpen van 30 december 1975.

Vrijheidsdrang

Met zijn moraliserende uithaal stelt Van de Moortel een vraag die de kern van de Gangreen-cyclus raakt. Gangreen I en Gangreen 2 spelen zich af in de voormalige Belgische kolonie Congo, waar Geeraerts de jaren vijftig doorbracht als koloniaal ambtenaar. Congo wordt in 1960 onafhankelijk. Aan het einde van dat jaar legt een enorme stakingsgolf België lam. Het is een woelig begin van een nog woeliger decennium. België barst, ontkerkelijkt en ondergaat de schokgolven van een maatschappelijke revolutie die de hele westerse wereld op haar grondvesten doet daveren. De oude vormen en gedachten zijn rot. In de Gangreen-cyclus hanteert Geeraerts de literatuur om die rotte stukken uit zijn leven weg te snijden.

De morele verontwaardiging waar de Gangreen-cyclus op stuit, is evenzeer politiek getint. De krant Het Laatste Nieuws leunt bijvoorbeeld van oudsher aan bij de liberale partij. In de jaren zestig was de liberale politiek uitgesproken Franstalig, belgicistisch en conservatief. Uiteraard spoorde die overtuiging niet met Geeraerts’ demasqué van het koloniale bestel in Gangreen I en Gangreen 2. Maar de jaren zestig leden ook aan een acuut generatieconflict. Oude socialisten als Piet Van Aken of Alfons Vranckx kotsten Geeraerts uit, omdat hij volgens hen een aanslag pleegde op heilige idealen. Vranckx was dé moraalridder van zijn tijd. Hij bestreed als minister de ‘zedenverwildering’ onder het voorwendsel de waardigheid van de mens te beschermen. Het is net die waardigheid waaraan Geeraerts in de Gangreen-cyclus een andere invulling wil geven. Geeraerts veegt de vloer aan met de maakbare samenleving – het was ook die maakbaarheid waarmee het establishment het kolonialisme verantwoordde. De socialistische mythe kreeg tijdens de jaren zestig gestalte in betonnen woonkazernes waar de arbeider naar hartelust de luxe kon consumeren. Tegenover dat burgerlijke klatergoud plaatst Geeraerts de werkelijkheid van de Gangreen-cyclus: in-tuïtie, geweld en lichamelijkheid. Met alle mogelijke stijlmiddelen creëert Geeraerts de illusie dat de tekst in één adem is geschreven. Die overdonderend vormgegeven vrijheidsdrang geeft de Gangreen-cyclus een literaire kracht die niet aan tijd of plaats is gebonden.

Harold Polis

Tegenover het burgerlijke klatergoud plaatst Geeraerts de werkelijkheid van de intuïtie, het geweld en de lichamelijkheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content