Patrick Martens

De ziekteverzekering stevent af op een rampscenario. Ook zonder nieuwe initiatieven is er volgend jaar eigenlijk 50 miljard frank extra nodig. Maar paars-groen zit op droog zaad en lijdt aan privatiseringsaanvallen.

In de regering geloofden de meeste ministers hun oren niet toen premier Guy Verhofstadt (VLD) anderhalve week geleden nog een goednieuwsshow bracht over genoeg financiële armslag in 2002 voor een nieuwe sociale lastenverlaging, hogere uitkeringen, lagere belastingen en nog enkele andere ideetjes. ‘Hij kletst uit zijn nek, want eigenlijk kan er niks meer’, zo werd hoofdschuddend in paars-groene kringen gezegd.

Op dat moment was al bekend dat voor minstens 100 miljard frank (2,4 miljard euro) nieuwe uitgaven moesten worden geschrapt als de regering het Europese stabiliteitspact verder wil respecteren. En als ze zich door de slabakkende economie tevreden zou stellen met een nulbegroting – zonder tekort en zonder overschot -, dan moesten de ministers minimaal 75 miljard frank (1,8 miljard euro) inleveren op al hun plannen. In de komende uren en dagen worden die pijnlijke knopen definitief doorgehakt, want volgende week moet Verhofstadt met een nieuwe state of the union naar het parlement.

Het optimisme van de premier stond ondertussen in schril contrast met zijn schraperigheid tegenover de ziekteverzekering. Eind vorige week legde zijn kabinet in een van de begrotingswerkgroepen een bom onder het stelsel. Voor de premier en voor de VLD moet de ziekteverzekering het volgend jaar uitzingen met 568 miljard (14 miljard euro) en geen frank meer, want dat stemt overeen met de afgesproken groei van 2,5 procent en de indexaanpassing.

Bij de andere coalitiepartners – socialisten, groenen en ook de Franstalige liberalen, die allemaal een veel hoger bedrag in gedachten hadden – werd de demarche van de eerste minister uitgelegd als een aansporing om de schier onverzadigbare financiële behoeften van de gezondheidszorg op te vangen door een gedeeltelijke privatisering. Dat werd ook geconcretiseerd door een nota van een beleidsmedewerker van de premier en die loog er niet om. Naast suggesties om bijvoorbeeld de terugbetaling van materialen en therapieën te herzien, het persoonlijke aandeel in de thuisverpleging effectief te innen en te snijden in de personeelsomkadering van zieken- en rusthuizen, stond er zwart op wit dat de verplichte ziekteverzekering beter alleen nog een basispakket van medische zorgen zou terugbetalen, ook voor weduwen, weduwnaars, invaliden en gepensioneerden. Uit een verwijzing naar ‘de Nederlandse basisverzekering’ kon worden afgeleid dat patiënten dan voor tandheelkunde en kinesitherapie aangewezen zouden zijn op een tweede pijler, in casu een aanvullende verzekering bij hun ziekenfonds of bij een privé-maatschappij. Tandartsen en kinesisten slorpen nu samen 30 miljard (743 miljoen euro) van het ziekteverzekeringsbudget op.

HARDE NOTEN

Een lek in De Financieel-Economische Tijd bracht de poppen aan het dansen. Socialisten en groenen spraken een veto uit tegen zo’n tweede pijler, die niet in het regeerakkoord is opgenomen. Maar ook een geïrriteerde premier nam zelf heel vlug afstand van de nota, officieel omdat een dergelijk privatiseringsspoor niet met hem besproken was. Blijkbaar moet Verhofstadt in het nieuwe Copernicustijdperk de communicatie met de beleidsstaf in zijn overheidsdienst nog beter regelen. Anders is het heel moeilijk uit te leggen dat meerdere medewerkers zo ver hun nek konden uitsteken in de miljardendans rond de ziekteverzekering. De onrust bij de coalitiepartners was overigens niet zonder reden, want eerdere initiatieven van VLD-parlementsleden zoals Yolande Avontroodt wezen ook al in de richting van een privatisering.

Voor minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP) was dat kortstondige privatiseringsoffensief alweer een harde noot om te kraken. Daarnaast liggen de klinisch biologen, radiologen en nierspecialisten nog altijd met hem overhoop. Zij zijn deze week bezig aan een tweede stakingsronde tegen een inlevering (dit jaar nog) van 2,4 miljard frank (59 miljoen euro) op hun medisch-technische prestaties. Maar dat dispuut is klein bier in vergelijking met de complexe oefening om voor volgend jaar genoeg miljarden bijeen te schrapen en de pijlsnelle kostenstijging in de gezondheidszorg bij te houden.

Voor 2001 kon Vandenbroucke vrij probleemloos 42 miljard frank (1041 miljoen euro) meer uit de brand slepen om de uitgavengroei in de ziekteverzekering en speciale zorgprogramma’s voor chronisch zieken te financieren. Daardoor namen de middelen toe met ruim 8 procent ten opzichte van het jaar 2000. Voor 2002 zit dat er duidelijk niet meer in en bevindt het budget voor de gezondheidszorg zich op een keerpunt. Ofwel wordt een uitweg gevonden die in de verplichte ziekteverzekering eindelijk leidt naar een betere uitgavenbeheersing en die tegelijk de gezondheidsfactuur van de patiënten binnen de perken houdt. Ofwel worden onder druk van een veel te krap budget de deuren toch opengezet naar een privatisering van de ziekteverzekering en daarmee meteen naar ‘een gezondheidszorg met verschillende snelheden’ voor armere en rijkere patiënten.

Sinds begin september circuleren voor de ziekteverzekering in 2002 botsende ramingen en tegengestelde wensen. Voor de organisaties van werknemers en werkgevers, die het stelsel met sociale bijdragen financieren, moet 581 miljard (14,4 miljard euro) volstaan. De ziekenfondsen hebben een gezamenlijke lijst van nieuwe noden en vragen 594 miljard (14,7 miljard euro). Ziekenhuizen, artsen en andere zorgverleners mikken op minstens 600 miljard (14,8 miljard euro).

De jongste versie van de zogeheten technische ramingen, die in de voorbije dagen ook dienden als feitelijke basis voor de middelendiscussie in de gezondheidszorg, zit op die laatste lijn. ‘Bij constant beleid’, zonder nieuwe dure initiatieven, komen die ramingen uit bij 603 miljard (14,9 miljard euro), of ruim 50 miljard (1,2 miljard euro) meer dan in 2001. Tegelijk is dat 35 miljard (867 miljoen euro) meer dan de premier wil toestaan en 22 miljard (545 miljoen euro) meer dan de sociale partners willen ophoesten. In het betrokken document wordt echter maar voor 11,5 miljard (285 miljoen euro) aan besparingen vermeld (7 miljard in de geneesmiddelensector; 1 miljard in de rusthuizen en de thuisverpleging; 1,3 miljard in de kinesitherapie; 2,1 miljard voor de verpleegdagprijzen). In die gespannen context spreken onderhandelaars op alle banken over een rampscenario, met artsen die massaal uit de tariefakkoorden stappen en met patiënten die de dupe worden van de hele historie.

VERSPILLING HALT TOEROEPEN

Voor minister Vandenbroucke is het keurslijf waarin de premier de ziekteverzekering wil steken ‘onmogelijk’. Hij wil evenmin onder de lat van de sociale partners gaan. Maar als hij ze hoger wil leggen met bijvoorbeeld nog meer geld voor ziekenhuizen en artsen, dan ziet hij maar één weg meer om dat doel te bereiken: zorgverleners en ziekenfondsen moeten samen de verspilling door nutteloze en overbodige onderzoeken en voorschriften een halt toeroepen. ‘De gezondheidszorg is een boom die kreunt’, aldus Vandenbroucke. ‘Als er geen orde op zaken wordt gesteld en als er geen afspraken komen over wat medisch nuttig en noodzakelijk is, dan breken er takken af.’

Eind augustus lanceerde Vandenbroucke in dat verband een dringende oproep. Die was onderbouwd met nieuwe cijfers over grote praktijk- en uitgavenverschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel, en ook tussen individuele artsen en ziekenhuizen. De gegevens sloegen onder meer op medische beeldvorming, geneesmiddelen en klinische biologie. Veel ziekenhuizen voeren bijvoorbeeld overbodige onderzoeken uit bij appendicitis en maken exuberante labkosten. Elders wordt stelselmatig een duurdere nierdialyse toegepast. De Socialistische Mutualiteiten wezen onlangs in een nieuw rapport op soortgelijke praktijk- en kostenverschillen in het voorschrijfgedrag van huisartsen bij aandoeningen van bijvoorbeeld het hartvaten-, zenuwen- en ademhalingstelsel.

Ondertussen heeft Vandenbroucke van een werkgroep van artsen en ziekenfondsen een eerste reeks voorstellen gekregen. Dat ook het grootste artsensyndicaat BVAS meedoet en ‘na 37 jaar erkent dat artsen mee verantwoordelijk zijn voor de uitgaven’, wordt door de andere delegaties een echte doorbraak genoemd. Het bewijst meteen hoe penibel de situatie is. In een tussentijdse nota wordt onder meer voorgesteld om voor huisartsen vanaf 1 juli 2002 en voor specialisten vanaf 1 januari 2003 een systeem van zelfcontrole in te voeren. Wie zich houdt aan richtlijnen van een goede medische praktijk, krijgt een hogere accrediteringstoelage of een andere tegemoetkoming. Worden de budgetten toch overschreden, dan gaat dat ten koste van de artsenhonoraria. Voor ziekenhuizen die te veel uitgeven aan diagnoses, behandelingen en materialen, worden terugvorderingen in het vooruitzicht gesteld. Een gemeenschappelijke gegevensbank van de verschillende ziekenfondsen zal helpen om de praktijkverschillen terug te dringen. Op 1 december dit jaar moet een task force starten met het uitwerken van concrete regels en afspraken.

Voor Vandenbroucke gaan deze voorstellen ‘de goede richting uit, maar ik wil spijkerharde garanties dat ze worden uitgevoerd. En niet in kleine experimenten, maar op ruime schaal in de ziekenhuizen en in de ambulante sector.’ De minister wil voorts dat het overleg in de komende weken wordt uitgebreid met de ziekenhuisbeheerders. Om hun verhouding met de specialisten uit te klaren en om te vermijden dat die specialisten nog langer onder druk worden gezet om met hun medische prestaties de ziekenhuizen financieel mee overeind te houden.

Vandenbroucke hoopt op deze manier ‘een realistisch budget voor de ziekteverzekering en voor deze hervormingen’ uit de brand te slepen. Een zwak onderhandelingspunt is dat voorlopig geen rekening wordt gehouden met een gunstig effect door een ander gedrag van de zorgverleners.

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content