Dweilen met de grens open

Vluchtelingen wachten in het detentiecentrum bij het dorpje Filakio op hun vrijlating en het vervolg van hun reis, nu binnen het beloofde Europa. © JEROEN OERLEMANS

De meeste illegale vreemdelingen die naar Europa willen komen, proberen het tegenwoordig via de Grieks-Turkse grens. De Europese Unie heeft onlangs extra bewakingsteams ingezet, maar de migranten blijven toestromen. ‘I love your country!’

Marineboten speuren de Grieks-Turkse grensrivier de Evros af, op zoek naar vluchtelingen die per boot oversteken. En patrouillewagens rijden stapvoets langs het 12,5 kilometer lange stuk grens bij de dorpen Orestiada, Nea Vissa en Kastanies, waar vluchtelingen te voet hun geluk beproeven. Iedere patrouille is samengesteld uit één Griekse politieagent en minstens twee leden van de EU-grensbewakingsdienst Frontex (zie kader). Met hun infraroodapparatuur kammen ze de beboste strook niemandsland uit die tegenwoordig voor de meeste immigranten de laatste horde vormt naar Fort Europa.

Taak van de Frontex-wachten: vluchtelingen oppakken en mensensmokkelaars arresteren. Commandant Jenner en zijn Duitse collega Jörgens zijn het aanspreekpunt voor het twaalfkoppige Nederlandse en tweeëndertig man tellende Duitse team van grenswachters en opsporingsbeambten. Die mogen de papieren van de vluchtelingen controleren (die overigens meestal ontbreken), hen fouilleren en vervolgens naar het detentiecentrum bij het dorpje Filakio begeleiden. Daar worden hun vingerafdrukken opgeslagen in een database. Zo kan de vluchteling, als hij later een ander EU-land weet te bereiken, onmiddellijk worden herkend en naar het land van aankomst worden teruggestuurd. Want dat hebben de Europese landen zo afgesproken in de Dublin II-verordening (zie p. 50).

Zijn de Frontex-wachten een grote steun voor hun Griekse collega’s? ‘We zouden meer kunnen doen’, bromt Jenner. ‘Onze aanwezigheid dient vooral om duidelijk te maken dat het vluchtelingenprobleem niet alleen een Grieks maar ook een Europees probleem is.’ Voor deze spoedoperatie van Frontex zijn in principe twee maanden uitgetrokken. ‘Inmiddels is besloten dat we zeker tot maart 2011 blijven.’ Dan haalt Jenner de schouders op. ‘Het blijft toch een beetje dweilen met de kraan open.’

Twee bruggen

De Griekse grens is lek. Het is alsof je in een ballon knijpt. Als je op de ene plek de druk vermindert, neemt die elders toe. Inmiddels komt zo’n negentig procent van de illegale migranten de EU binnen via het Griekse vasteland. Eerder kwamen ze via de Griekse eilanden, nu reizen ze veelal via Turkije. De immigranten steken de Evros over waar die Turkije in stroomt en even geen grensrivier meer is. Via de twee bruggen kunnen ze vervolgens zo Griekenland binnenwandelen.

Zowat 100.000 vluchtelingen – veelal Afghanen en Noord-Afrikanen – zijn in 2010 via deze route de Griekse grens overgestoken. Vrijwel alle vluchtelingen zien Griekenland als een springplank naar de rest van Europa. Niemand wil er blijven. Er is amper werk en Griekenland kent geen duidelijk asielbeleid. Gemiddeld één procent van de asielverzoeken wordt hier gehonoreerd, tegen zo’n veertig procent in bijvoorbeeld Nederland. Dus willen de vluchtelingen naar Groot-Brittannië, Italië, Duitsland, Zweden of Nederland. Om zich bij hun familie te voegen, of om zelf een nieuw bestaan op te bouwen.

De asielzoekers terugsturen naar hun land van herkomst is een lastige opdracht voor de Grieken. De meesten zijn via Turkije het land binnengekomen, maar Turkije neemt ze niet terug. Na een noodkreet van de Griekse regering stuurde de Europese Commissie eind oktober 2010 een interventieteam van Frontex om de toch al onder een economische crisis zuchtende Grieken te helpen. De actie waar wij naar komen kijken, is de eerste offi-ciële operatie van het interventieteam, dat officieel RABIT heet (Rapid Border Intervention Team), en waarvoor 26 Europese landen in totaal 175 extra grenswachten hebben geleverd.

Voorgekookt ritje

Georgios Petropoulos, een Griekse politieman die tijdens de Frontex-missie tijdelijk perswoordvoerder is in het grensplaatsje Orestiada, heeft de taak om de buitenlandse pers te laten zien hoe de samenwerking tussen de Grieken en de grensbewakers van Frontex verloopt. Druk bellend loopt hij deze middag heen en weer voor het lokale politiebureau, waar een aantal vermoeide vluchtelingen in natte kleren op de grond zit te wachten om te worden ingerekend. Een cameraman filmt vanaf de straat het treurige tafereel.

Petropoulos heeft een lijst waarop staat welke verslaggeversploeg wanneer mee op ‘patrouille’ mag met Frontex. Het blijkt te gaan om een volledig voorgekookt ritje van een patrouillewagen op een veld in de buurt van de militaire basis nabij de Grieks-Turkse grens. Een Duitse RTL-journalist en zijn Griekse cameraman mogen eerst.

De Griekse politie staat niet toe dat journalisten op eigen houtje de militaire zones betreden. ‘Om veiligheidsredenen,’ zegt Petropoulos. Twee jonge grensbewakers, Dennis en Danny, worden het veld op gereden om te poseren voor de camera. Zichtbaar ongemakkelijk vertellen ze vluchtig iets over hun werk. ‘We kunnen niet laten zien wat we doen’, verontschuldigt Danny zich. Waarom niet? ‘Dat is zo afgesproken.’ Hij hoopt duidelijk dat zijn mediaoptreden snel weer afgelopen is. Voor vanavond staat een ritje met de wagen met infraroodapparatuur op het programma. Alleen zullen de nachtkijkers gericht zijn op een gebied waar zelden een arrestatie te zien valt.

Vanwaar al die omzichtigheid? Frontex-woordvoerster Izabella Cooper zegt het niet te weten. ‘Wij zijn als EU-organisatie voor transparantie. Maar we staan onder het mandaat van de Grieken. Dit zijn hun regels.’

Palestina!

Een mistige deken hangt om zes uur ’s ochtends over het Griekse dorp Nea Vyssa, zo’n halfuurtje rijden van Orestiada. Veel immigranten komen naar dit drieduizend inwoners tellende plaatsje omdat de grens hier over een afstand van twaalf kilometer níét samenvalt met de rivier. De illegalen kunnen dus relatief veilig op Turks grondgebied de rivier oversteken om vervolgens door akkers, bosjes én mijnenvelden Griekenland binnen te glippen.

Een grote blauw-witte Roemeense touringcar verstoort het idyllische straatbeeld van het slapende dorp. Achter de spoorlijn doemen uit de mistsluier groepjes mannen op. Ze lopen naar de bus toe en zwaaien. Twee Frontex-bewakers, een Roemeen en een Deen, stappen uit en gebaren de mannen om dichterbij te komen. Gewillig lopen ze erheen, overduidelijk blij om Frontex te zien, en laten zich zonder problemen fouilleren.

‘Leg je tas maar in het bagageruim,’ roept de Deense Allan Lyngby in het Engels, en hij wijst naar de bus. ‘Mobiele telefoons ook opbergen.’ De mannen – sommigen nat en vies, anderen brandschoon en modieus gekleed – stappen in de bus, waarvan de stoelen met plastic bedekt zijn.

‘I love your country!’ zegt een vrolijke vent met een baard. Het inrekenen van de illegalen verloopt routineus, als een dagelijks ritueel. ‘De meesten wíllen aangehouden worden. Vaak komen ze zelf naar ons toe. Ze zijn al lang onderweg en doodmoe’, legt Lyngby uit; de Deen trekt zich niets aan van de Griekse instructie om de pers op afstand te houden. ‘In hun ogen is hun aankomst hier het ticket naar Europa. Dat is hun ‘gouden appel’.’

Op de vraag waar ze vandaan komen, antwoorden de mannen in koor: ‘Palestina!’ Volgens Lyngby is dat het standaardantwoord van de meesten. Van de ‘facilitators’ – een eufemisme voor mensensmokkelaars – hebben ze gehoord dat dit het juiste antwoord is voor wie als politiek vluchteling wil worden gezien. ‘Vraag je ze daarna hoe de Palestijnse vlag eruitziet, dan vallen ze meteen door de mand. Dat weten ze niet.’

De vluchtelingen die Griekenland weten in te komen, zijn meestal niet de armsten, vertelt Lyngby. Vaak betalen ze hun smokkelaars een paar duizend euro om de grens over te komen. Ze willen studeren, werken, een beter leven voor hun gezin. ‘Het maakt hier alleen weinig verschil of je een gelukszoeker bent of een politieke vluchteling’, verzucht Lyngby. ‘Er komen zo veel mensen de grens over dat er geen tijd is om uit te zoeken wie echt recht heeft op asiel.’

Een groepje dorpelingen kijkt toe hoe de bus zich vult met vluchtelingen die van alle kanten komen aanlopen: jongens, mannen, vrouwen met kinderen. Voor de Griekse dorpbewoners is het dagelijkse kost. Er wordt gefluisterd dat het dorp een aantal facilitators herbergt die flink geld verdienen aan de illegalen.

Big problem‘, zegt een oude Griekse man, terwijl hij zijn neus ophaalt en naar de vluchtelingen wijst. ‘Ze stelen telefoons, eten en auto’s. Maar het allerergste is de stank. Ik vrees voor mijn gezondheid.’

Geen douche

Frontex-touringcars rijden aan het eind van de ochtend af en aan naar het afgelegen detentiecentrum, dat zo’n dertig kilometer van Orestiada ligt en zo’n tien kilometer voor het dorpje Filakio. Het centrum, dat bestaat uit een aantal grote geel geschilderde barakken met twee luchtplaatsen en een basketbalveldje, heeft een capaciteit van 400 mensen en zit meer dan vol. Als er een buslading vluchtelingen wordt binnengebracht, wordt er ook weer een groep vrijgelaten, om de druk op het centrum wat te verminderen. De meeste vluchtelingen blijven hier een tot drie dagen en worden dan vrijgelaten.

Rond het hek liggen schoenen, riemen, kledingstukken. Een bewaker houdt de wacht. Zonder toestemming kom je niet binnen. Ook de Frontex-medewerkers die niet zijn aangewezen om de vluchtelingen te interviewen, te tolken of te identificeren, worden buiten de deur gehouden. Vrouwelijke vluchtelingen kijken door de tralies naar buiten. Binnen wordt geschreeuwd en gejoeld en op de deuren gebonkt. ‘Ze stelen elkaars kleren’, zegt de bewaker bij het hek bij wijze van uitleg. Hij haalt zijn schouders op. Op een van de luchtplaatsen liggen tientallen matrassen, er lopen veel jonge kinderen en moeders met baby’s. ‘Geen eten, geen douche, geen dokter! V ery bad!‘ roepen ze bij het hek, totdat de politie ze wegjaagt.

Maria Tzavara van de Griekse gezondheidsdienst is de enige die ons te woord mag staan over de situatie in het detentiecentrum. Zij doet onderzoek naar de ziektes die de illegalen mogelijk kunnen verspreiden – daar zijn de Grieken erg bang voor. ‘Het is mensonterend om daar binnen te zitten. Ze zijn met te velen en wij hebben weinig middelen’ zegt Tzavara, die er zichtbaar mee in haar maag zit. ‘Maar we doen wat we kunnen.’ Ze ziet de laatste tijd steeds vaker kinderen van tien in hun eentje het centrum binnenkomen.

Het detentiecentrum is dus duidelijk te klein. Anders dan Frontex-woordvoerster Izabella Cooper ziet Tzavara de bouw van een groter detentiecentrum met betere faciliteiten niet als een oplossing. ‘Als andere vluchtelingen horen dat het hier goed is, komen er alleen maar meer.’

Shakespeare

Het Griekse vluchtelingenprobleem blijkt een humanitaire ramp in wording. Bij het hoofdkantoor van de Griekse vreemdelingenpolitie in Athene staan ’s ochtends om zeven uur honderden immigranten voor de deur te zwaaien met hun bewijs dat ze dertig dagen in Griekenland mogen blijven. Sommigen hebben al een roze papiertje: het bewijs dat hun aanvraag inderdaad in behandeling is genomen. De realiteit is echter dat de aanvraag vrijwel nooit zal worden afgehandeld. Er zijn er simpelweg te veel.

Griekenland heeft niet genoeg mankracht en geschoold personeel om de stroom asielverzoeken te verwerken. Een Griekse asieladvocate in rood mantelpak baant zich op hoge hakken een weg door de immigranten. Ze heeft weinig medelijden met de vluchtelingen. ‘Het systeem werkt perfect,’ roept ze. ‘Kijk naar ze. Ze komen in auto’s en dragen mooie kleren. Ze hebben alles.’

Daar valt wel iets tegenin te brengen. De illegalen zitten namelijk in de ‘Dublin-val’, zoals Amnesty International het in een rapport noemt. Zodra de illegalen met valse documenten in een ander Europees land zijn opgepakt, worden ze naar Griekenland teruggestuurd. Binnen de EU wordt op het hoogste niveau getwijfeld aan de houdbaarheid van de Dublinregeling.

Voor de deur van de Griekse vluchtelingendienst kampeert een hongerstaker uit Iran in een klein tentje. Hij hoopt aandacht te krijgen voor zijn zaak. Maar hij is niet de enige. Op de deur staan rode hakenkruisen geschilderd – door nationalistische Grieken die hun stad terug willen.

Onder de spoorbrug tussen de bielzen achter het station Larissa in de wijk Ammonia leven de vluchtelingen in de open lucht. Ze vertellen allemaal dezelfde schrijnende verhalen. Ze hadden nooit verwacht dat ze in de Griekse hoofdstad vast zouden komen te zitten. Zonder geld, zonder eten, zonder werk. Ze willen nog liever terug naar huis. Alles beter dan Athene.

Sayed Jalil, een 23-jarige Afghaanse jongen met een verbrand gezicht die zichzelf ‘Shakespeare’ noemt, vindt zijn reis naar het Westen de grootste fout van zijn leven. ‘Ik had beter moeten weten en de realiteit onder ogen moeten zien. Europa is geen gouden appel. Het is een rótte appel.’

DOOR MIREILLE CAPIAU / FOTO’S JEROEN OERLEMANS

‘Er komen zo veel mensen de grens over dat er geen tijd is om uit te zoeken wie echt recht op asiel heeft.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content