Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

De “asfaltguerrilla” van Andreas Baader, Ulrike Meinhof en de Rote Armee Fraktion.

In de junidagen van 1968, toen in het Quartier Latin de laatste barricades werden opgeruimd, berichtte de schrijver Cees Nooteboom voor de Volkskrant vanuit Parijs: “Eén ding is zeker: als er niet meer gebeurt dan een aantal universitaire hervormingen, en een ander aantal materiële verbeteringen voor de arbeiders, als de structuren van deze in zijn eigen vuile badwater rondzwemmende maatschappij niet werkelijk veranderen, blijft een totale generatie zitten met de grootste morele kater die er deze eeuw voor een overlevende generatie geweest is, maar wat heet kater, het zal een monster zijn van gebroken elan, van gefnuikt idealisme. Een monster dat op een dag onder hele andere vormen een beestachtige rekening van vernietigde hoop zal presenteren.”

Het waren profetische woorden – al zou het monster niet in Frankrijk, maar in Duitsland (en later in Italië) de kop opsteken. Twee dagen na de brand die de Brusselse Innovation in de as legde – 22 mei 1967 – duiken aan de universiteit van Berlijn pamfletten op waarin brandstichting wordt aangeprezen als middel om “de volksmassa’s op te voeden” en de revolutie naderbij te brengen. Een tamelijk onnozele gedachte, maar ach, de Zeitgeist is ernaar. De auteurs van het vlugschrift krijgen een proces aan hun broek, maar werden vrijgesproken omdat de rechter van oordeel is “dat het hier slechts theoretische beschouwingen betreft, die niet serieus genomen moeten worden.”

Andreas Baader denkt daar anders over. Terwijl de linkse studentenleider Rudi Dutschke zijn “lange mars door de instituties” predikt (die decennia later de Grünen in de Duitse regering zal brengen), is Baader een representant van de buitenparlementaire oppositie die “revolutionair ongeduld” als de hoogste deugd beschouwt. Een ijdeltuit, een warhoofd, een maniak die – zo zal zijn strijdmakker Michael “Bommi” Baumann later getuigen – “een bijna seksuele relatie met vuurwapens had: schieten en neuken waren voor hem hetzelfde.”

Met zijn vriendin, de domineesdochter Gudrun Ensslin, steekt Baader in Frankfort de afdeling oorlogsspeelgoed van een warenhuis in de fik, bij wijze van aanklacht tegen het “Coca-Cola kapitalisme” en de napalmbombardementen in Vietnam.

DE RODE HEKS

Eén van de toehoorders op het proces tegen Baader en Ensslin is de sterjournaliste Ulrike Meinhof van het blad konkret. Als overtuigde pacifiste is Meinhof nooit een voorstandster geweest van het liquideren van de klassenvijand op de weg. “Tegengeweld”, had ze geschreven, “is geen geschikt middel om sympathie op te wekken. Tegengeweld loopt het gevaar om tot geweld te verworden als machteloze woede de plaats gaat innemen van beheerste rationaliteit, als het paramilitaire optreden van de politie met paramilitaire middelen wordt beantwoord.”

Meinhof behoort tot de generatie journalisten die, aan het eind van de jaren zestig, nog gelooft in de maatschappij-omwentelende functie van de pers. Ze is een felle columniste: “Het enige wat Duitsers interesseert is de juiste haarlak, een vakantie in Spanje en een betegelde badkamer.” Maar gaandeweg gaat ze twijfelen aan het nut van die schrijfsels: “Columns zijn luxeartikelen. Columnisten zijn stars, zij zijn kapitein in hun eigen badkuip. Columnisten zijn de negers in het State Department, de vrouwen in de Bondsregering, vijgenblad, alibi, uitvlucht.”

Tijdens het proces raakt ze geheel in de ban van Gudrun Ensslin. Als Ensslin haar rechters lik op stuk geeft (“Zwijnen! Jullie vertegenwoordigen de generatie van Auschwitz!”) ontlokt dat Meinhof in konkret goedkeurend commentaar. Baader en Ensslin krijgen drie jaar gevangenisstraf, worden in voorlopige vrijheid gesteld, duiken onder, maar Baader loopt tegen de lamp bij een identiteitscontrole in Berlijn. Om haar minnaar te bevrijden, doet Ensslin een beroep op Ulrike Meinhof. Meinhof zal een verzoek tot de autoriteiten richten om samen met Baader een boek te mogen schrijven, waarvoor ze, onder politiegeleide, in het Sociologisch Instituut van de Berlijnse Universiteit materiaal moeten verzamelen. Het opzet slaagt: Baader wordt door een zwaarbewapend commando bevrijd, maar bij de operatie raakt een zaalwachter zwaargewond. Op 14 mei 1970 ziet “de Baader Meinhofgroep” het licht; de kranten van Axel SpringerBildzeitung op kop – ontketenen een ware hetze tegen de “rode heks” Ulrike Meinhof.

HANS EN GRIETJE

Het is natuurlijk een smeuïg verhaal: Bonnie and Clyde, the sequel. Toch is de benaming Baader Meinhof Groep – of Baader Meinhof Bende, het is maar zoals je het wil bekijken – misleidend. Niet Ulrike Meinhof, maar Gudrun Ensslin was de echte leidster. Maar Meinhof was in Duitsland een superstar. En dat kwam de media goed uit.

Wat bezielde de leden van de Rote Armee Fraktion (RAF), zoals ze zichzelf noemden?

Eén van hen, Astrid Proll, zegt achteraf: “Je moet goed begrijpen: het meest fantastische wat je op aarde kon beleven, was niet een rockster te zijn, maar een revolutionair.”

Ze waren verdwaald in hun eigen jongensboek. De clandestiniteit, de pruiken, de vermommingen, de codenamen (Baader en Ensslin lieten zich “Hans en Grietje” noemen) – het behoorde allemaal tot de revolutionaire romantiek. “We wilden radicaal zijn, moedig en vooruitstrevend,” schrijft Proll in haar memoires. “We voelden ons de avantgarde. We leden aan zelfoverschatting en koesterden de illusie dat in de welvarende Bondsrepubliek een revolutie mogelijk was. We hadden niet door dat we in een vacuüm opereerden. Het was een soort gewapend existentialisme. Terwijl de mannen liefdevol hun wapens opblonken, waren het de vrouwen die het leeuwendeel van de organisatie en het denkwerk op zich namen. De lidmaatschapskaart van de RAF was een revolver. Dat er bij de bevrijding van Baader een gewonde viel was eigenlijk een soort bedrijfsongeval, maar dan wel met verstrekkende gevolgen.”

Juni 1970. Terwijl op aanplakbiljetten in Duitse benzinestations en restaurants een beloning van tienduizend mark wordt uitgeloofd voor tips die tot hun arrestatie kunnen leiden, reizen Baader, Ensslin, Meinhof en een aantal metgezellen via Oost-Berlijn en Beiroet naar Jordanië, waar ze zich in trainingskampen van Al Fatah bekwamen in de technieken van de “stadsguerrilla”. Ze leren er uit rijdende auto’s springen, kneedbommen vervaardigen, met kalasjnikovs omgaan – en ze werken hun Palestijnse gastheren danig op de zenuwen. Die hebben het niet zo begrepen op dit stelletje dwepers, met hun gebrek aan realiteitszin en discipline.

In oktober zijn Baader c.s. terug in de Bondrepubliek. Ze kondigen de “volksoorlog” aan. Die begint met een reeks bankovervallen, waarbij de would-be Robin Hoods bij voorkeur gebruik maken van gestolen vluchtwagens van het type BMW-2002. Binnen de kortste keren staat BMW in het spraakgebruik niet meer voor Bayerische Motoren Werke, maar voor Baader Meinhof Wagen – een hippe automobiel. “Een imagocampagne die we nooit hadden kunnen betalen,” zal de autoconstructeur later concluderen.

SCHELMENSTREKEN

Ulrike Meinhof schrijft het manifest van de Rote Armee Fraktion waarin ze de principes van de “asfaltguerrilla” uiteenzet: je kunt geen omelet bakken zonder schalen te breken, het kapitalisme is een papieren tijger, en meer van dat soort wijsheden. Had Friedrich Engels al niet gezegd dat “het geweld de vroedvrouw van de geschiedenis is”? Andreas Baader ontwerpt het logo: een rode ster met een kalasjnikov – later vervangen door een Heckler & Loch van Duitse makelij. Zolang er geen doden zijn gevallen, kan de RAF rekenen op de steun van een groot deel van de linkse intelligentsia: het gaat tenslotte maar om “schelmenstreken”. In Der Spiegel verdedigt de schrijver (en latere Nobelprijswinnaar) Heinrich Böll de RAF tegen de hetze in de bladen van de Springergroep: “Deze berichtgeving is niet langer cryptofascistisch, of fascistoïde, nee, dit is naakt fascisme, leugens, vuiligheid.”

Het klimaat is vergiftigd, en de escalatie niet meer te stuiten. Op 11 mei 1972 ontploft een bom in de officiersmess van het Vijfde Amerikaanse Legerkorps in Frankfort: één dode. Op 19 mei volgt een bomaanslag op de vestiging van Springer in Hamburg; daarbij raken zestien employés gewond. En op 22 mei wordt het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in Heidelberg opgeblazen. Drie soldaten komen daarbij om het leven – één van hen wordt verpletterd door een omgevallen Coca-Cola-automaat.

Hoe symbolisch. De RAF claimt de aanslagen en noemt ze “het revolutionaire antwoord op de imperialistische agressie in de Derde Wereld”. Maar het resultaat is contraproductief: in plaats van spontaan de straat op te gaan en het kapitalistische juk af te schudden, zitten de zestig miljoen burgers van de Bondsrepubliek vol afgrijzen aan hun televisietoestel gekluisterd.

In ijltempo worden de zogenaamde Notstandsgesetze door het parlement gejaagd: bijzondere wetten, waardoor een aantal burgerlijke vrijheden wordt beperkt. Het Bundeskriminalamt organiseert een ware klopjacht, en binnen de veertien dagen zit de harde kern van de Rote Armee Fraktion achter de tralies. De arrestatie van Andreas Baader, die zich in Frankfort in een garage heeft verschanst en drie uur belegerd wordt door de politie, is live te volgen op de televisie.

AMNESTY INTERNATIONAL

Luttele maanden later, wanneer de Palestijnse commando’s van Zwarte September tijdens de Olympische Spelen elf Israëlische atleten gijzelen (en uiteindelijk gruwelijk vermoorden), is de vrijlating van de RAF-gevangenen een van hun eisen. Het land verkeert in shock. Dat verklaart allicht het draconische gevangenisregime dat Baader en zijn volgelingen opgelegd krijgen. Er is sprake van “Isolationsfolter” – in hun cel worden ze, zowel akoestisch als visueel, volstrekt van de buitenwereld geïsoleerd. Meinhof noteert in haar dagboek: “…het gevoel dat je hoofd uit elkaar springt… het gevoel dat je ruggenmerg in je hersenen wordt geperst… het gevoel dat je ononderbroken onder stroom staat… het gevoel dat je het spreken verleert… dat je de betekenis van de woorden niet meer begrijpt… en sisklanken als s, tz en sch absoluut niet meer te verdragen zijn… het gevoel dat je huid wordt afgestroopt…het gevoel dat tijd en ruimte zich in elkaar verstrengelen… razende agressiviteit… het volledige bewustzijn dat er geen overlevingskansen voor je zijn…”

Amnesty International gaat er zich mee bemoeien. De wereldberoemde Franse filosoof Jean-Paul Sartre brengt een bezoek aan Baader in de tot een bunker omgebouwde penitentiaire inrichting van Stuttgart-Stammheim om hem zijn steun te betuigen. En de gevangenen grijpen naar het enige wapen dat hen nog overblijft: hongerstaking. De boomlange Holger Meins weegt nog amper vijfenveertig kilo wanneer hij op 9 november 1974 dood in zijn cel wordt aangetroffen. De RAF heeft nu ook een martelaar. Een dag later wordt de Berlijnse opperrechter Günther von Drenckmann op de drempel van zijn huis neergekogeld. De “tweede generatie” terroristen dient zich aan. In februari 1975 wordt de CDU-kandidaat voor de burgemeesterssjerp van Berlijn, Peter Lorenz door het “Commando 2 juni” ontvoerd en overgebracht naar een “volksgevangenis”. Om het leven van de politicus te redden, stemmen de autoriteiten in met een vrijgeleide voor zes gevangen RAF-leden (“lichte” gevallen), die naar het Midden-Oosten worden overgevlogen. Een gevaarlijk precedent: op 24 juni 1975 bezetten leden van het “Commando Holger Meins” de West-Duitse ambassade in Stockholm. Ze schieten twee diplomaten dood en kondigen aan dat ze om het uur één van hun gijzelaars zullen executeren tot alle kopstukken van de RAF op vrije voeten zijn gesteld. Maar een bom met een knullig afgesteld tijdmechanisme stuurt hun opzet in de war. Een enorme explosie zet het hele gebouw in lichterlaaie. Onder de slachtoffers bevindt zich ook een van de gijzelnemers, Siegfried Haussner. Een nieuwe martelaar: het “Commando Siegfried Haussner” zal algauw van zich laten horen.

DE ZELFMOORD OP ULRIKE

Op de eerste zondag van mei, in 1976, melden de autoriteiten dat Ulrike Marie Meinhof zelfmoord heeft gepleegd. Ze heeft zich verhangen in haar cel. Het is Moederdag. De symboliek van die datum kan niemand ontgaan: het is bekend dat Meinhof depressief was, ze was gebrouilleerd geraakt met Andreas Baader en liep over van de schuldgevoelens omdat ze haar twee dochtertjes in de steek gelaten had voor de Revolutie.

Maar de reactie, wereldwijd, is er een van ongeloof. In Stuttgart en Berlijn komen duizenden mensen op straat om te protesteren tegen “de zelfmoord op Ulrike Meinhof”. In het weekblad Vrij Nederland schrijft M. van Amerongen: “Ach. Zelfmoord bestaat niet. Er zijn slechts drijvers en gedrevenen.”

In Stammheim gaat het proces tegen de overgebleven kopstukken van de RAF – Baader, Ensslin en Jan-Carl Raspe – intussen gewoon door. In april 1977 worden ze schuldig bevonden aan vier moorden en vierenvijftig moordaanslagen en veroordeeld tot levenslange hechtenis.

Dat vonnis is het signaal voor een nieuwe orgie van geweld, die vierenveertig dagen zal duren en de geschiedenis zal ingaan als “de Duitse herfst”. Om Baader en zijn compagnons vrij te krijgen worden achtereenvolgens de openbare aanklager van het Hooggerechtshof Siegfried Buback, de topbankier Jürgen Ponto en de voorzitter van de Duitse werkgevers Hanns Martin Schleyer ontvoerd. Ze zullen alle drie worden “geëxecuteerd”, want de regering weigert nog met gijzelnemers te onderhandelen.

De publieke opinie keert zich nu en masse tegen de RAF. “Ook al heeft Schleyer nog bij de SS gediend”, schrijft de Oost-Duitse liedjeszanger Wolf Biermann, “de Rote Armee Fraktion is erin geslaagd om van dit prototype van een kapitalistische uitbuiter, met een speknek, met een volgevreten gezicht, met een brutale grijns en met dichtgegroeide vetogen, een mens te maken, die méér lijkt op de lijdende Jezus Christus, dan op de wisselaars die deze de tempel heeft uitgeranseld. Want bij de foto’s die zijn ontvoerders van hem in hun volksgevangenis hebben gemaakt, past maar één onderschrift: Ecce homo!

Op 13 oktober kapen vier Palestijnse commando’s een Boeing 737 van Lufthansa, op weg naar Frankfort met 88 passagiers aan boord. Hun eis: de vrijlating van Andreas Baader en de zijnen. In zijn cel in Stammheim volgt Baader de berichten over de gebeurtenissen op een door zijn advocaten naar binnen gesmokkeld transistorradiootje. Op 17 oktober hoort hij dat de Boeing, die inmiddels aan de grond staat in de Somalische hoofdstad Mogadishu, bestormd is door een Duitse anti-terreurbrigade. De gijzelaars zijn ongedeerd. Via een ingenieus communicatiesysteem waarschuwt hij zijn kompanen in hun cel. ’s Anderendaags vindt men de ontzielde lichamen van Baader, Raspe en Ensslin. De twee mannen hebben zich een kogel door het hoofd gejaagd, Ensslin heeft zichzelf opgeknoopt met een stuk ijzerdraad.

Dat is de officiële versie.

Maar hoe kwamen de RAF-leden in hun zwaarbewaakte gevangenis aan wapens?

Tweeëntwintig jaar later zijn de speculaties over de ware toedracht nog altijd aan de gang.

M. van Amerongen, “Zelfmoord bestaat niet”, in “Mei ’68 – De Grote Kater”, Manteau, Brussel, 1978

Astrid Proll, “Hans und Grete”, Steidl Verlag, Göttingen, 1998

Stefan Aust, “Der Baader Meinhof Komplex”, Hoffmann und Campe Verlag, Hamburg, 1985

Richard Huffman, “The guns speak”, alleen op Internet: http://www.baader-meinhof.com/gun

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content