Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Het ministerie van Landbouw wordt de Big Brother van de dierenwereld. Honden, paarden, runderen, varkens, geiten en schapen moeten allemaal geïdentificeerd en geregistreerd worden. Elk dier zijn eigen paspoort.

De voorbije week hadden dierenartsen de handen vol met het chippen van honden. Veel mensen, die zich vroeger weigerachtig tegen registratie opstelden, lieten hun huisdier nu wél snel een microchip inplanten. Dat identificatiesysteem, dat al jaren aangekondigd wordt en nog altijd maar gedeeltelijk operationeel is, heeft alvast niet kunnen verhinderen dat in Begijnendijk een meisje door drie rottweilers werd doodgebeten. De ruime persaandacht voor het incident liet zich in de kennels op twee manieren voelen: er werden ineens meer agressieve honden gedumpt; en anderzijds was er ook een grotere vraag naar rottweilers.

Het Belgisch ministerie van Landbouw pioniert al enige tijd in informaticasystemen om dieren te identificeren en te registreren. Dat is de reden waarom ’s lands runderen sinds enkele jaren rondlopen met hun oren vol lelijke plastieken flappen. Schapen en geiten ondergaan nu hetzelfde lot. Varkens wordt een clip in het oor genepen, en als ze rijp voor de slacht zijn, krijgen ze nog een klophamerstempel op de flank geslagen. Ook kippen moeten nu over papieren beschikken. Bij de paarden wordt binnenkort een microchip in de hals geïnjecteerd. Net zoals nu al gebeurt met leeuwen, ijsberen en olifanten in de dierentuinen. En dan zwijgen we nog over het ringen van duiven!

Maar voor honden, ook vechthonden, blijft België zowat het meest vrije land van West-Europa, geeft Piet Vanthemsche, kabinetschef op het ministerie van Landbouw, toe. Zelfs het invoeren van de registratieplicht werd hier als té radicaal ervaren. Al in 1994 was er een Koninklijk Besluit voor de registratie- en identificatieplicht, maar dat is nooit in werking getreden. Reden was dat de maatregel werd aangevochten door de machtige hondenverenigingen, waarbij vooral betwist werd hoé de dieren moesten worden geïdentificeerd en wié voor het beheer van het controlesysteem zou instaan. De voorbije jaren is een stoet aan koninklijke en ministeriële besluiten met steeds weer andere modaliteiten gevolgd. Het systeem werd ook voortdurend uitgesteld. Het resultaat is dat de zogenaamde “gevaarlijke honden” nooit tegen 1 maart geregistreerd zullen zijn (zoals wettelijk voorzien is) en dat van de overige honden alleen de nieuwgeboren en verhandelde dieren moeten worden geïdentificeerd.

Dat ons land erg tolerant is, bleek ook na het drama van Begijnendijk. De krantenkolommen stonden vol psychologische bespiegelingen over de ziel van de hond, die een gezelschapsdier en kindervriend is, en over de vraag of je zo’n rottweiler nu liefdevol dan wel streng moet toespreken.

Waarom niet castreren, muilkorven of verbieden zoals in de buurlanden?

Piet Vanthemsche: Ons uitgangspunt is dat registratie en identificatie de eerste noodzakelijke stap zijn om de hondenpopulatie in kaart te brengen én hun eigenaars te kennen. Wij geloven dat dat een preventief, afschrikkend effect heeft en tot een responsabilisering van de hondenbezitters leidt. Het moet ook helpen om de levendige handel in honden onder controle te brengen. In landen zoals Nederland en Engeland, waar men wel voor spectaculaire maatregelen zoals het verbieden van bepaalde rassen gekozen heeft, blijkt nu dat dat zeker niet erg effectief is. Niet alleen gaat de fokkerij dan in de illegaliteit, maar ook worden de verboden rassen gewoon vervangen door andere gevaarlijke soorten.

Electoraal is het natuurlijk niet aantrekkelijk om hondenliefhebbers tegen de haren in te strijken?

Vanthemsche: Ach, dat is een mes dat langs twee kanten kan snijden. Maar die kaap hebben we vorig jaar al genomen. Wees maar zeker dat de verplichte identificatie ons niet altijd in dank werd afgenomen. Dat gaat altijd gepaard met zeer emotionele discussies. Iedereen zegt: dat zijn toch brave dieren, die doen toch niets! Natuurlijk, veel bonafide mensen voelen zich gestigmatiseerd omdat hun huisdier als gevaarlijke hond geregistreerd wordt.

Vandaar de vertraging van het systeem, dat al sinds 1994 in de pijplijn zit. Hoever staat het nu met de registratie?

Vanthemsche: De vertraging had te maken met het feit dat de traditionele dierenverenigingen, die zelf al vrijwillige registratiesystemen voor honden hadden, niet graag zagen dat de overheid hen dat werk uit handen wou nemen. We hebben die verenigingen laten participeren in de vzw BVIRH (Belgische Vereniging voor Identificatie en Registratie van Honden) die nu de databank beheert. Sinds september vorig jaar is het al verplicht om nieuwgeboren en verhandelde honden te laten registreren. De eigenaars hebben de keuze om hen een microchip of zogenaamde transponder onderhuids te laten inplanten in de halsstreek, of om hen een nummer op de bil te laten tatoeëren.

Het tweede luik van het registratiebeleid is dat op 1 maart alle honden van dertien rassen, die kunnen misbruikt worden als vechthond, ook zo’n microchip moeten hebben. U kan zich indenken dat de vaststelling van die lijst tot hoogoplopende discussies heeft geleid. Hoe dan ook, op dit moment zijn er ruim 140.000 honden geregistreerd, waarvan 15.000 gevaarlijke. De totale populatie schatten wij op 1,2 miljoen, waarvan ongeveer 50.000 tot de dertien rassen behoren.

Op langere termijn zal dus elke hondenbezitter, op straffe van zware boetes, over een registratiedocument of identiteitskaart van zijn dier moeten beschikken.

Maar dat registratiebeleid volstaat niet om drama’s zoals in Begijnendijk te voorkomen?

Vanthemsche: Neen, maar het kan soms helpen om nà een incident de eigenaar van een agressieve hond op te sporen. Geen enkel beleid kan dergelijke incidenten voorkomen. Het gebeuren is vreselijk, maar het mag ons niet verleiden om nu halsoverkop maatregelen uit te vaardigen. De problematiek wordt momenteel bestudeerd door de dierenartsen van de Werkgroep Ethologie. Wanneer die in april hun rapport voorleggen, zullen wij ons over een eventuele bijkomende reglementering beraden. Een verbod lijkt ons niet aangewezen.

Misschien moeten de fokkerijen en hondenscholen aan bijkomende restricties onderworpen worden. Misschien moeten we restricties invoeren voor de baasjes: de uitsluiting van mensen met een strafblad, van minderjarigen, enzovoort. Want daarover is iedereen het wel eens: het eerste probleem ligt niet bij de gevaarlijke honden maar bij de gevaarlijke eigenaars. Sommige dieren worden echt getraind op agressiviteit om dan als vechthond of aanvalswapen misbruikt te worden.

Maar de gemeentelijke verantwoordelijkheid is ook erg groot: de burgemeester moet agressieve honden, van welk ras ook, en hun eigenaars apart registreren.

Het ministerie van Landbouw is blijkbaar een hevig voorstander van verplichte registratie van dieren. Zelfs paarden moeten nu een chip ingeplant krijgen, al loopt ook dat systeem vertraging op.

Vanthemsche: Telkens we zo’n registratiesysteem invoeren, leidt dat tot bepaalde strubbelingen met de sector. Een deel van de paarden wordt nu al geregistreerd door de stamboeken: zij maken kaarten waarop de hele aftekening van het paard, van de bles tot de sok, uiterst gedetailleerd beschreven wordt. Maar dat dient vooral om de afstamming te bewijzen. Er zijn nu zo’n 80.000 geregistreerde paarden, maar in werkelijkheid zijn er misschien wel 150.000 in België. Er zijn nog onderhandelingen met de sector bezig, maar een van de volgende maanden willen wij beginnen met het verplichte chippen van de hele paardenpopulatie. Het zal dan alvast moeilijker worden om te knoeien met afstammingsbewijzen.

Een belangrijke drijfveer voor ons is ook dat paardendiefstallen in sommige grensstreken een plaag zijn geworden. Een andere reden is dat bijna alle afgeleefde paarden uiteindelijk op het bord van de consument komen. De mensen beseffen vaak niet dat de lieve paardjes, waar ze in de manège een rondje op maken, later als fin de carrière opgegeten worden. Maar ze zijn wél geschokt als ze die oude paarden op de markt van Anderlecht zien. Het is onze verantwoordelijkheid om de consument garanties voor de voedselkwaliteit te bieden. Als er residuen in zitten, moeten we de herkomst kunnen nagaan.

Paarden krijgen normaal gezien geen hormonen toegediend, maar even tueel wél doping?

Vanthemsche: Bij een renpaard is het net als met een wielrenner: die doet al wat kan om zo goed mogelijk te presteren. Als zo’n renpaardje tijdens een wedstrijd neerstort, wordt ook dat in extremis nog naar het slachthuis gebracht, terwijl je daar toch vragen bij kan stellen.

De grote stoeterijen laten hun paarden trouwens nog altijd brandmerken met het logo van het bedrijf.

Sinds een paar jaar lopen alle runderen met hun oren vol plastieken kaarten. Op dat vlak loopt België voorop in Europa.

Vanthemsche: Ja, wij zijn erg trots op ons Sanitel-systeem voor de registratie van het beslag van landbouwdieren. Vroeger bestonden er al systemen op vrijwillige basis: toen gaf de boer nog gewoon de naam van zijn koe op. In 1963 werd in België een verplichte registratie van runderen ingevoerd in het kader van de ziektebestrijding. Elk dier kreeg een metalen clip in het oor, waarop een nummer stond. Het nummer van het oormerk stond ook op de kaart die het dier altijd moest vergezellen. Eén keer per jaar deed de zogenaamde schetser zijn ronde om op die kaarten de vlekken en kleuren van al die dieren af te tekenen. Dat systeem was natuurlijk niet sluitend, ook al omdat de eigenaar zijn naam en adres gewoon zelf manueel moest invullen.

Omdat wij in de jaren tachtig te maken hadden met een oncontroleerbare plaag van runderbrucellose, wat ook voor mensen besmettelijk kan zijn, zijn wij in 1987 beginnen te proefdraaien met Sanitel, het eerste geïnformatiseerde systeem in Europa. Het heeft zeven jaar geduurd voor het helemaal operationeel was. Runderen krijgen nu in elk oor een plastieken kaart, waarop niet alleen een zichtbaar nummer staat, maar ook een barcode. Elk rund heeft nu zijn eigen paspoort, een computerdocument waarop gegevens staan zoals het oormerknummer, naam van de eigenaar, naam van het dier, adres van het veebeslag, kleur van het haarkleed, geslacht, enzovoort.

Dat zit nu allemaal in de databank van Sanitel, een systeem dat overigens gefinancierd wordt door de 350 miljoen frank bijdragen die de rundveehouders zelf betalen.

Maar ook runderpaspoorten worden al meer en meer vervalst?

Vanthemsche: Ja, men tracht wel eens om de identiteitsgegevens van een dier te veranderen. Maar ook die paspoorten worden nu met watermerken en andere snufjes tegen fraude beveiligd, net zoals bij mensen. Natuurlijk komt een systeem meer onder druk te staan naarmate er meer toepassingen van verwacht worden. Onze eerste bedoeling met Sanitel was om bij eventuele besmetting de beweging van de dieren te kunnen traceren. Met groot succes overigens: brucellose is zo goed als uitgestorven, terwijl we enkele jaren geleden nog vijfhonderd haarden per jaar hadden.

Maar op de tweede plaats is Sanitel ook een instrument van controle geworden in de hormonenstrijd: als er een razzia is, wordt voordien de databank geconsulteerd én moet de boer alle runderpaspoorten kunnen voorleggen. Indien iemand op hormonen betrapt is, krijgt hij een H-statuut, wat op elk paspoort wordt vermeld. Indien er residuen gevonden worden van andere middelen, die wettelijk zijn maar niet reglementair werden gebruikt, krijgt men een R-statuut. Dat heeft allemaal een enorme commerciële weerslag, leidt tot meer controles op kosten van de veehouder, en heeft dus een afschrikkend effect. Het is een van de redenen waarom er nu bijna geen hormonen meer worden aangetroffen.

Ten derde wordt het Sanitel-systeem nu ook gebruikt voor de toekenning van de Europese premies voor runderen. Het is evident dat al die toepassingen de verleiding tot fraude groter maken.

Het is geen waterdicht systeem, al is het maar omdat oren afgeknipt kunnen worden.

Vanthemsche: U weet dat Italië ooit het onzalige idee had om premies uit te betalen per oor. Het gevolg was dat in een bepaalde bergstreek de weiden vol runderen zonder oren liepen.

Waarom worden runderen niet gechipt?

Vanthemsche: In de toekomst is dat helemaal niet uitgesloten. De Europese Commissie doet in het kader van de fraudebestrijding nu al grootschalige proeven met chips, die in een van de vier magen van de runderen worden geplaatst.

Toen in 1996, na het uitbreken van de dollekoeiencrisis, bleek dat Engeland zijn runderen nog niet identificeerde en registreerde, heeft de Europese Unie trouwens aan alle lidstaten een systeem opgelegd, dat bijna een kopie is van onze Sanitel.

Zelf zijn wij begin dit jaar met een ander pilootproject begonnen: we verzamelen haartjes van runderen voor DNA-onderzoeken. Met genetisch materiaal kan je een sluitend systeem tegen fraude opbouwen. Als de proeven succesvol zijn, willen we al in het jaar 2000 starten met een pilotheek of haarstalenbank van alle runderen. Dat moet het sluitstuk van Sanitel worden.

Welke dieren staan er verder nog op het programma? Konijnen, hamsters, parkieten?

Vanthemsche: Het Sanitel-systeem geldt nu ook voor schapen, geiten en hertachtigen. Voor varkens is men in de jaren tachtig al met oorclips begonnen in het kader van de bestrijding van varkenspest. Maar omdat er wel zeven miljoen varkens zijn, krijgen die geen individueel nummer, maar een groepsdocument per beslag. Hetzelfde doen wij met de registratie van kippen, al krijgen die om evidente reden geen oormerk: zij hebben geen oren. En verder weet ik dat ook de dierentuinen hun dieren chips inplanten. Misschien zou het chippen ook een goed idee zijn om de handel in exotische, bedreigde dierensoorten tegen te gaan? Maar wees gerust: wij gaan geen dieren registreren wegens een aanval van reglementitis, maar alleen als het ook nuttig is.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content