Hoe mijn vriend Guido een verwerpelijk gebruik ombuigt tot een instrument om jonge knapen tegen het leven te wapenen.
Vorige week beschreef ik hoe ik een telefoongesprek moest afbreken doordat er aangebeld werd. De onverwachte bezoeker was een jongetje dat wafels kwam verkopen voor een goed doel. Dit goed doel bleek zijn school te zijn. Wat mij nogal vaag voorkwam omdat er, naar ik lees, voor schoolbouw en onderhoud enorme geldsommen aan de staatskas onttrokken worden, zodat ik geen klare kop genoeg heb om de idee te vatten dat wij al wafelen etend onze onderwijsnetten op de been moeten houden.
Het is zeer moeilijk om zich tegen deze wafelverkoop te weren, zeker in een kinderrijke buurt. Daar ik een goed buurschap op prijs stel, kan ik niet zomaar ontsnappen aan de zachte wafeldwang. En wanneer er in een straal van 75 meter vier of vijf kroostrijke gezinnen wonen, kondigt zich in oktober een wafelspringtij aan. Waarom oktober ? Omdat dan te Lier het feest van de heilige Hummarus, patroon der stad, gevierd wordt en er allerhande lokale festiviteiten plaatsvinden. De wafelbakkers zien dan ook de kans schoon om hun schepje bij de hoop te doen. Met de opgang van de computer heeft men echter kunnen vaststellen, door het bouwen van modellen en strategieën, dat zo een wafelpiek nergens goed voor is en het goede doel beter gediend is met een gezonde spreiding, wat tevens de lever van de afnemers ook ten goede komt. Vele malen heb ik dit soort gebak in de Nete, die voor mijn huis loopt, zien drijven, bedachtzaam door de stadszwanen benaderd en opgegeten.
Ik raad niemand aan ergens anders dan te Lier wafels aan zwanen te voederen, daar ik het effect van dit voedsel op de dieren niet kan inschatten. Voor onze zwanen is het echter ongevaarlijke spijs want het jaar door krijgen de vogels de bakrestjes van de frituur schuin over mij, waardoor zij ongeëvenaarde hoeveelheden cholesterol naar binnen slaan en er zeker een afweersysteem hebben tegen ontwikkeld.
Toen ik enkele dagen geleden met Guido over de wafelplaag sprak, stemde hij volledig met me in. Maar hij zou zichzelf verloochenen indien hij hierover niet al lang theorieën en oplossingen had opgebouwd.
?Het zijn dorre dingen deze wafels,” zei hij wrang. ?Men zou wel met Sint-Jan in zijn Apocalyps kunnen zeggen, daar waar een engel hem het boekje overhandigt en voorspelt : eet het op, in uw mond zal het zoet zijn als honig, maar het zal uw buik bitter maken. Wil je me geloven, onze hond grolt ernaar.”
?Ik moet toegeven dat onze katten er ook niet van willen weten, hooguit spelen zij er wat mee. Maar laten we niet vergeten dat wij een goed doel doel steunen en niet banketteren.”
?Daar gaat het niet om,” riep hij. ?Het gaat hem om de verloren moeite, de nachtarbeid, het bakken tot men er bij neervalt, om dan met een minderwaardig product te voorschijn te treden.”
?Waarom zijn die dingen eigenlijk zo bar slecht ?”
?Hoe men zich op zo’n wafelbak ook inspant, het resultaat zal altijd mager zijn,” zei hij. ?De wafel is een rustiek product, hij heeft nooit de tafels van de Ritz of de Jockey Club gesierd. Jean Dugouy, de kok van aartshertog Rudolf, wijdt er slechts drie en een halve regel aan. Een weinig bloem, biergist, boter en eieren en een klets melk, allemaal producten van het neerhof. Nee man, de kracht van de wafel zit in de versheid. Zoals met de biefstuk, moet hij van op het vuur recht op het bord terecht komen, elke verloren minuut brengt onnoemeljke schade toe aan smaak en uitzicht.”
?Mij is ook al opgevallen dat deze goede-doelwafels zoveel kleiner zijn dan de modellen van de kermissen.”
?Dat is de ouderdom, alles krimpt met ouder te worden, dat is een natuurwet. Ikzelf ben al drie centimeter kwijt sinds ik in het leger dienst nam. Bij de mens heet dat osteoporose, bij de wafel is dat gewoon krimpen naar rata van ik weet niet hoeveel millimeter per uur. Tegelijkertijd vindt er een verlederingsproces plaats. Daar waar hij krakend en knapperig uit het ijzer het levenslicht ziet, wordt hij onder invloed van ons vochtig klimaat taai en pezig als een speelbot voor jonge honden.”
?Soms zag ik met schrikken en beven oktober tegemoet en dacht naar Spanje te ijlen voor de fandango, maar nu het wafelseizoen heel het jaar geopend is, is er van vluchten geen sprake meer.”
?Men moet er het beste van maken,” zei mijn vriend. ?Ik heb een methode uitgedacht die zowel voor mij als voor de knaap die de wafels bezorgt zeer leerzaam is. Ik ging uit van de studentenduels in het Duitsland van voor 1914, die onder de naam die Mensur berucht waren en de jonge kerels op de proef moest stellen om het komende leven beter aan te kunnen. Ik bestel royaal twee, drie, ja vier wafels voor zaterdagnamiddag 16 uur. Nu ga ik gewoon door mijn week alsof er niets aan de hand is tot zaterdag 14 uur. Nu word ik omzichtig, zie of ik genoeg drank en sigaretten in huis heb. Rond 15 uur drink ik nog een kop koffie en om tien voor vier stel ik me op aan het raam naast de voordeur.
Daar komt de koerier met een kartonnen doos achterop zijn fiets, waarin mijn wafels slapen. De knaap kijkt op een papiertje en belt aan. Ik houd de adem in en verstijf als het ware. Ik ben een standbeeld want het minste bewegen van het gordijn en ik ben verloren. Nu beginnen zich vreemde taferelen af te spelen. Men schouwt in de ziel van de koerier, het hele palet der zieleroerselen trekken op zijn gelaat voorbij, verbazing, ongeloof, verbijstering, twijfel, wanhoop. De vermaledijdingen en godslasteringen die je dan soms ter ore komen houdt men niet voor mogelijk. Het klinkt wreed, maar het is een goede leerschool voor het brute leven.
Een van die kereltjes stak de wafels in de brievenbus, een ander schopte tegen de voordeur, een derde stelde zich verdekt op. Als ik denk dat het maatglas vol is, doe ik open, ik neem glimlachend de bestelling in ontvangst. Vrede heerst alom, enkel Kobe, onze hond, grolt tegen de wafels. Het vraagt soms een offer om onze jeugd op de goeie weg te helpen.”
?Waar woord,” zuchtte ik.
Gommaar Timmermans