Begin deze week stemt het Europees Parlement over de nieuwe tabaksrichtlijn, die met strengere regels het roken aan banden moet leggen. De tabaksindustrie voert een verbeten strijd. Of beter: ze besteedt haar strijd uit. Aan krantenwinkels, dubieuze wetenschappers en politici, bijvoorbeeld.

In januari van dit jaar maakt Bart Staes, Europees Parlementslid voor Groen, de postbus leeg van zijn huis in Antwerpen. Hij vindt er een brief zonder postzegel, in de bus gestopt, van zijn dagbladhandelaar in de straat.

‘Beste meneer Staes, mijn vrouw en ik durven u om aandacht vragen voor een probleem dat onze toekomst bedreigt, en binnenkort op uw bord zal terechtkomen. (…) Blijkbaar wil men vanuit Europa allerlei maatregelen nemen zoals menthol- en fijne vrouwensigaretten verbieden. Weet u dat die samen goed zijn voor 10 procent van de sigaretten die ik verkoop?’

De nieuwe richtlijn rond tabaksproducten van de Europese Commissie Gezondheid waarnaar de brief verwijst, is op dat moment goed twee weken bekend. Het is een dik juridisch document met voorstellen voor nieuwe regels rond tabak. Plain packaging (uniforme sigarettenpakjes zonder merklogo’s) wordt mogelijk gemaakt voor lidstaten. Andere voorstellen zijn grotere gruwelfoto’s, het verbieden van smaakjes, en andere technieken die vooral gericht zijn op jonge rokers. En inderdaad, Bart Staes zit in de parlementaire commissie Volksgezondheid (ENVI), waarin die voorstellen in de maanden nadien besproken zullen worden. Heeft Bart Staes een politiek geïnteresseerde krantenboer in de straat? Die prompt zijn winstverlies heeft berekend op 7000 euro per jaar? Of is hier een derde partij aan het werk?

‘Dat klopt’, zegt Luc Ardies, directeur van de Winkelraad bij zelfstandigenorganisatie Unizo. ‘Die info komt van bij ons. Natuurlijk gebruiken wij ons netwerk van handelaars om politici te bereiken. Wij informeren onze leden over wat er van nieuwe regelgeving op hen afkomt, en faciliteren dan de manier waarop ze hun bezorgdheden kunnen overmaken aan de parlementsleden. Concreet: de brief is grotendeels door ons opgesteld. Dat is ook onze taak. De strengere regels op tabaksproducten hebben gevolgen voor de al krappe winstmarges van onze leden. En in plaats van droge cijfers geven we politici graag voorbeelden van vlees en bloed.’ Ziedaar, een schoolvoorbeeld van hoe de internationale tabakslobby vandaag werkt.

Dit is een lobby met een enorm probleem. De tabaksindustrie wordt nu al decennia geconfronteerd met een almaar strengere regelgeving, die ze – net als andere sectoren – wil beïnvloeden. Alleen is er niemand die deze industrie vertrouwt. ‘Het zijn rijke multinationals, die een product verdelen dat door iedereen, zelfs voorstanders, als ongezond wordt beschouwd’, zegt Luk Joossens van de Stichting Tegen Kanker. Of zoals Erik Wesselius van lobbywaakhond Corporate Europe Observatory (CEO) het beschrijft: ‘een vieze oude man die toch zijn boodschap kwijt moet’. ‘Vergelijk je dat met pakweg de chemielobby, dan zie je dat bedrijven als BASF veel directer communiceren.’ Maar deze sector staat dus al jaren voor een dubbele uitdaging: het mag niet over roken gaan, en de fabrikanten zelf komen het best zo weinig mogelijk aan het woord. Onhaalbaar? Allesbehalve.

‘Het tabaksdebat’, aldus Joossens, ‘gaat vandaag over werkgelegenheid, over gederfde inkomsten voor de schatkist, over de grotere risico’s van smokkel en namaak van sigaretten. Het gaat over de juridische onderbouw van nieuwe regels, en over hun gebrek aan effectiviteit om roken terug te dringen.’ Opvallend: het enige argument dat over roken zelf gaat, is gewijd aan de strijd ertegen. ‘Dat komt omdat de lobby maar al te goed weet dat de ontradingscampagnes zeker bij jongeren een tegengesteld effect hebben. Zeg je tegen een jongere dat iets niet mag, dan wordt het net aantrekkelijker.’

Ook in de brief aan Bart Staes wordt ruiterlijk toegegeven dat ‘we niet hypocriet moeten doen: roken is slecht voor de gezondheid’. Maar de klacht van de handelaar is economisch. En vooral: de handelaar is een stuk sympathieker dan pakweg Philip Morris, een bedrijf van bijna 14 miljard dollar.

De techniek om een maatschappelijk debat in een zeker daglicht te stellen, heet in de literatuur ‘framing’ – en de tabakslobby heeft er decennia ervaring mee. Toen in de jaren negentig het debat over een rookverbod op de werkvloer op gang kwam, kon de lobby niet langer aanvoeren dat het wel meeviel met de gezondheidsrisico’s. Dat debat hadden ze verloren. En dus heette het dat niet de rokers het probleem waren voor hun collega’s, maar de slechte ventilatie van kantoren (een argument dat nog zou terugkeren bij het rookverbod in de horeca). En ook dat argument werd toen al ‘uitbesteed’. Een interne fax van British American Tobacco uit die tijd, zoals duizenden confidentiële documenten uitgelekt na een beslissing van het Amerikaanse Hooggerechtshof, spreekt in dat verband over ‘de Belgische ervaring’. Die geldt als voorbeeld voor de strategie in het Verenigd Koninkrijk, waar het debat later op gang kwam. In België zou ‘het VBO een gunstig rookbeleid publiek verdedigen en helpen met de regering en de vakbonden’ wordt er meegegeven. ‘Nota: we weten dat de (Britse werkgeversorganisatie) CBI niet zo neutraal of positief zal zijn als haar Belgische tegenhanger.’

Lobbyen is delegeren

Dat uitbesteden is vandaag vaste prik geworden. In het stapeltje zogenaamde lobbybrieven die Bart Staes de afgelopen maanden op zijn bureau kreeg, is de tabaksindustrie zelf zelden of nooit aan het woord. Rizla, een bedrijf dat in Antwerpen vloeiblaadjes produceert, is zowat de enige rechtstreekse vertegenwoordiger. En zelfs zij reppen niet over roken, maar wijzen er samen met de vakbonden op dat ze ‘werk verschaffen aan zo’n 300 mensen en hun families’. Werkgelegenheid was ook het argument dat de SP.A-burgemeester van Wervik gebruikte toen hij zijn partijgenote Kathleen Van Brempt opbelde voor ze haar stem uitbracht in ENVI. De parallellen in de kritiek op de richtlijn zijn telkens treffend, al komen ze van heel verschillende kanten. ‘Dat tabaksproducten gereglementeerd moeten worden staat buiten kijf. Maar irrationele en disproportionele wetgeving (…) zal de illegale handel alleen maar doen toenemen’, schrijft Kris de Baets, corporate affairs manager van Imperial Tobacco België, aan Bart Staes. ‘We gaan ervan uit dat een gestandaardiseerde verpakking de namaak zal doen toenemen’, waarschuwt ook Philippe Lambrecht, secretaris-generaal van het VBO. ‘De ondernemersorganisaties vrezen dat door die maatregel (…) de illegale handel zal toenemen ten koste van de legale tabaksverkoop in de zelfstandige detailhandel’, schrijft Unizo in een persbericht. ‘Bovendien zou men enkel merkloze tabaksproducten toelaten, waardoor het risico bestaat dat enkel goedkope huismerken met lagere verkoopmarges en het illegale circuit kunnen overleven’, zet de Vlaamse Federatie van Pershandelaars (VFP) op haar site. Net daaronder staan instructies voor hoe hun leden kunnen protesteren tegen de Europese voorstellen tijdens de consultatieronde van de Commissie. Zelfs over de grenzen klinkt het hetzelfde: zowel de Oostenrijkse vakbondskoepel als de Britse Anti-Counterfeiting Group speelt het smokkel- en namaakargument uit.

De antitabakslobby en bij uitbreiding een groot deel van de lobbywereld gebruiken dezelfde techniek. Farmagigant Pfizer, die geneesmiddelen produceert om te stoppen met roken, roept met een hele folder op om de richtlijn nog te verstrengen. Een folder van het WWF, over een heel ander dossier, windt er het minste doekjes om: ‘Laatste kans om naar uw partijgenoot in de Landbouwcommissie te bellen!’ titelt die. Lobbyen is delegeren. En dat is maar goed ook, vindt een ervaren lobbyist uit Brussel – of zoals men dat in de sector noemt: een public affairs-man. ‘Klassiek lobbywerk ging om je boodschap rechtstreeks overmaken aan politieke besluitvormers, in de hoop dat ze naar je zouden luisteren. Dat is vandaag het topje van de ijsberg, hoogstens 10 procent van het werk. Al de rest draait om het creëren van een draagvlak voor je bedrijf en je boodschap, van goodwill. En dan moet je je niet beperken tot de overheid alleen. Je moet een netwerk uitzetten, allianties aangaan met gelijkgestemde partners zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, mediacontacten verzorgen… Ik ken geen gevallen van lobbywerk waar iemands arm moet worden omgewrongen. De vraag is altijd: hoe zorgen we voor begrip?’

Glijmiddel

Maar waarom stappen al die werkgeversorganisaties, sectorkoepels en dagbladhandelaars daar zo gemakkelijk in mee? ‘Dat doen we helemaal niet!’ klinkt het. Christine Mattheeuws van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ): ‘Ik moet u teleurstellen, er zijn in dit dossier geen contacten geweest met de tabaksindustrie. Wij luisteren alleen naar onze leden om te weten welke problemen wij op de agenda moeten plaatsen.’ Tony Vervloet van de Vlaamse Federatie voor Persverkopers (VFP): ‘Het zou raar zijn om niet te praten met een belangrijke partner als de industrie, maar wij zetten hun argumenten niet op de eerste plaats. Enkel wat we zelf belangrijk vinden nemen we mee.’ Luc Ardies (Unizo): ‘Wij zijn totaal niet afhankelijk van de industrie. Integendeel, we deinzen er niet voor terug om hard tegen haar schenen te schoppen als zij bijvoorbeeld morrelt aan de winstmarge op tabak voor onze winkeliers. Maar natuurlijk zitten we wel samen. En als onze doelstellingen gelijklopen, dan zijn we goede vrienden. Een goede lobbyist kan niet haatdragend zijn.’ En wat betekent dat dan, goede vrienden zijn? Komt daar geld bij kijken? ‘Soms kan dat’, zegt Ardies. ‘Ten tijde van het rookverbod in de horeca hebben we een studie laten maken onder onze leden, om de impact van zulke regels met voorbeelden van vlees en bloed te illustreren. Die studie is mee gefinancierd door de tabaksfabrikanten – en door de brouwers. Maar dat blijven wel uitzonderingen. Onze belangrijkste contacten gaan niet om centen maar om informatie. Doordat ze zo groot zijn, hebben de fabrikanten een internationale kijk op de dingen, die ze kunnen staven met grote onderzoeken. Zij weten het als er iets schuift bij de Wereldgezondheidsorganisatie, zij kennen de gevolgen van nieuwe regels in andere landen. Wij zijn blij met de info die zij ons geven, omdat onze eigen studiedienst in alles gespecialiseerd kan zijn. Maar er is geen enkele verplichting om die informatie over te nemen, en dat zou ik ook nooit aanvaarden. Zij maken gewoon hun huiswerk, en ik kijk wat ik kan gebruiken.’

Vraag je het op die manier, dan blijkt de band met de tabaksindustrie al duidelijker te zijn. Tony Vervloet: ‘Wanneer we informatie nodig hebben over wetteksten, kunnen we bij hen te rade gaan. Daar hebben zij een goed zicht op.’ Mattheeuws: ‘We durven al eens advies te vragen over nieuwe wetgeving, want zij kennen dat door en door. En als zij dan argumenten op tafel leggen, checken wij ze bij onze handelaars.’

De onderzoeken van de tabaksfabrikanten zijn het glijmiddel waarmee ze hun boodschap in het debat brengen. Met studies framen ze de tabakskwestie als iets economisch, en voorzien ze gesprekspartners van facts and figures die deze zelf moeilijk kunnen betalen. De lobbyist: ‘Vroeger ging lobbyen om kennissen hebben, vandaag om kennis hebben. Je moet overtuigen door een goed uitgewerkt dossier met veel feiten en cijfers. Dat vragen de parlementsleden trouwens ook.’

Zoals het jaarlijkse Star-rapport, dat accountantsbureau KPMG in opdracht van Philip Morris uitvoert naar de smokkel van sigaretten in de EU. En ook dit jaar, het zevende op rij, steeg het aandeel nagemaakte en gesmokkelde pakjes. Het Star-rapport wordt actief ingezet door Philip Morris in zijn lobbyactiviteiten, en wordt door de Commissie zelf verdeeld onder haar lidstaten. Maar toen het magazine Vrij Nederland vorige week aan een woordvoerster van OLAF, de antifraudedienst van de Commissie, vroeg of Europa zich ook achter de conclusies schaarde, was het antwoord dat ‘het Star Report een van de vele bronnen van informatie en analyse is die de Commissie en haar lidstaten tot hun beschikking hebben (…), zonder te vergeten dat het gefinancierd en geproduceerd wordt door private partijen’. Volgens de Nederlandse Rekenkamer was het rapport ‘inhoudelijk niet volledig’. Professor Pim Levelt, oud-president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, was in Vrij Nederland preciezer: ‘Over de betrouwbaarheid en validiteit van de gebruikte maten krijgen we slechts globale aanduidingen en de relevante maten worden nergens gepresenteerd. Bovendien is er geen evidentie dat het rapport onderhevig is geweest aan peer review. Deze onvolledigheid impliceert dat de conclusies van dit rapport oncontroleerbaar zijn.’

Het regent zulke onderzoeken, gevoerd door onderzoeksbureaus en denktanks, óók op verzoek van de antitabakslobby. En slechts zelden is voldaan aan de wetenschappelijke vereisten die Levelt stelt. Luk Joossens neemt er een rapport bij uit 1988, over de gevolgen van de Europese tabaksrichtlijn die toen in de steigers stond. Het schatte toen dat er tegen 1995 300.000 jobs verloren zouden gaan, dat het merk Gauloises zou verdwijnen, en 89 procent van de sigaretten illegaal zou zijn. ‘Die resultaten zijn, zacht gezegd, niet uitgekomen’, zegt Joossens. ‘Maar vandaag worden zulke voorspellingen nog steeds gedaan, met betrekking tot de nieuwe richtlijn.’

Volgens Erik Wesselius van Corporate Europe Observatory is ‘het gebrek aan onafhankelijke expertise een structureel probleem voor het beleid in Europa’. ‘Er komt zo veel informatie op parlementsleden af dat je zonder betrouwbare expertise verloren bent. Een fikse uitbreiding van de studiedienst van het Europees Parlement zou dat kunnen verhelpen, maar in deze economische tijden is dat gewoon niet bespreekbaar. Dus blijven veel organisaties en politici afhankelijk van partijdige informatie.’

God bestaat

Maar hoe efficiënt is dat nu allemaal, al die brieven, telefoontjes en stroeve gesprekken met lobbyisten? Een beetje ervaren Europarlementslid kan daar toch wel weg mee? ‘Natuurlijk kunnen we dat aan’, zegt Van Brempt. ‘Ik heb een team van drie mensen die goed op de hoogte zijn van onze dossiers. Bovendien is de tabakslobby een beetje einde verhaal. Iedereen beseft wel dat zo’n schadelijk product alleen maar meer gereguleerd zal worden. Vergelijk dat maar eens met een dossier als schaliegas, daar word je pas platgeslagen met complexe onderzoeken. Maar goed, als socialiste ben ik gevoelig voor werkgelegenheid. Ik behandelde het tabaksdossier ook in de commissie Industrie, waar veel parlementariërs heel andere prioriteiten hebben dan volksgezondheid. Daar werden amendementen ingediend die recht van de industrie kwamen, letterlijk.’

‘Dan denk ik: God bestaat!’ lacht Bart Staes. ‘Een Deen, een Portugees en een Brit die letterlijk hetzelfde amendement indienen, de komma op de verkeerde plaats incluis! Is dat corruptie? Niet noodzakelijk, maar het bewijst wel dat lobbyen werkt.’

Met zulke kaarten op tafel wordt de kans dat het voorstel van ENVI (waarin plain packaging al gesneuveld is) er volgende week plenair doorkomt, al een stuk kleiner. ‘Lobbyisten spelen op verwarring’, zegt een hoge ambtenaar van de FOD Volksgezondheid. ‘En daar houden politici niet van. Ze willen niet dat beslissingen later in hun gezicht ontploffen. Politici willen duidelijkheid.’ En die is er niet door het gebrek aan onafhankelijke expertise. ‘Maar ook simpelweg uitstel is een lobbydoel in dit dossier’, voegt Van Brempt toe. ‘Ook de tabakslobby weet dat ze einde verhaal is, maar drie jaar extra is meegenomen.’

Dat tijdsaspect is in dit verband misschien wel het belangrijkste. Bart Staes: ‘We hebben al veel vertraging opgelopen, en begin volgend jaar gaat de EU in verkiezingsmodus. Dus hebben we maar een paar maanden om dit af te werken. Als de plenaire vergadering dit rapport goedkeurt, en de Raad van Ministers daarna niet volgt – en dat is opnieuw door lobbywerk op nationaal niveau heel goed mogelijk – dan komt er een tweede lezing en halen we die deadline waarschijnlijk niet. En dan wordt het hele project overgeheveld naar de volgende ambtstermijn.’

Is dat de reden waarom de Poolse Europarlementariërs Zbigniew Ziobro en Andrzej Grzyb vorige week ENVI-rapporteur Linda McAvan er in een interview van beschuldigden dat ze meeheulde met de farmalobby, die de richtlijn zo streng mogelijk wil maken? Polen is het meest kritisch over de nieuwe richtlijn. Dat is volgens de antitabakslobby ook de reden dat Philip Morris in juli aankondigde om 35 miljoen euro te investeren in haar vestiging in Krakau. Bovendien dient de beschuldiging de twee doelen van de tabakslobby: verwarring stichten, en uitstel verzekeren.

Niet toevallig komt de Poolse kritiek er nú, een week voor er plenair gestemd zal worden. ‘In de plenaire vergadering zitten veel mensen die niet of minder ingewerkt zijn in het dossier, en dus veel meer beïnvloedbaar zijn’, zegt Kathleen Van Brempt. ‘De lobbyisten weten perfect wie de mensen zijn die tegen hun partijlijn stemmen, de rebellen. En die worden bewerkt met informatie.’ Een van de parlementsleden die volgende week stemmen, is LDD’er Derk Jan Eppink. Hij heeft naar eigen zeggen geen grote stijging in lobbymateriaal zien toekomen, en al zeker niets wat hem erg heeft beïnvloed. Maar hij herinnert zich wel één brief. ‘Een brief van de heer Bracke, een kleine tabakshandelaar uit Lochristi. Die heeft mij duidelijk gemaakt wat deze richtlijn betekent voor de kleine handelaar, de doorsneeburger. Ik vond dat meer overtuigend dan de vele positiepapers van het lobbynetwerk.’ Een argument van vlees en bloed, heet zoiets.

DOOR JELLE HENNEMAN

‘Een brief van een handelaar van vlees en bloed is toch veel sympathieker dan een van een multinational?’

‘Een Deen, een Portugees en een Brit die létterlijk hetzelfde amendement indienen! Is dat corruptie? Het bewijst alvast dat lobbyen werkt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content