Het Belgische leger slankt af. Tegen 1998 mogen er nog 45.000 officieren, onderofficieren en soldaten overblijven. Daarna duurtde vermagering voort, want : ?Het leger is zowat tien jaar te oud.”

TWEEHONDERDDUIZEND Belgen die vòòr 1991 hun legerdienst vervulden, mogen hun uniformen met een gerust geweten met de noodhulp meesturen. In het kader van de legerhervormingen herzag het ministerie van Landsverdediging nu ook het principe van de militaire reserve. De lichtingen 1991 tot 1994 blijven voorlopig deel uitmaken van de reserve : die soldaten kunnen in oorlogstijd opgeroepen worden om de troepen te versterken. Ex-militairen (korte-termijncontractanten, die oproepbaar zijn tot tien jaar na hun afzwaaidatum) en vrijwilligers zullen die reserve aanvullen. Die twee groepen moeten op termijn de hele reserve overnemen. Nu al verklaarden twee op drie van voormalige kandidaten reserve-officier (KRO) en één op drie van de vroegere kandidaten reserve-onderofficier (KROO) zich bereid tot vrijwillige aanvulling.

?Ze worden in de toekomst ook ingezet in buitenlandse opdrachten,” deelde defensieminister Jean-Pol Poncelet (PSC) onlangs mee. ?Op die manier kunnen ze de zware last verlichten, die nu op de schouders van de beroepsmilitairen ligt.” De reserve moet behalve kleiner, ook meer gemotiveerd en beter opgeleid zijn. De inkrimping en herstructurering van het leger reservisten van 350.000 manschappen naar ongeveer 50.000 past in de ingrijpende hervormingen waaraan het Belgische leger zich al sinds 1993 onderwerpt.

BLAUWE MUTS.

Ingrijpende legerveranderingen zijn trouwens geen typisch Belgisch, wel een internationaal verschijnsel. De val van de Berlijnse Muur sloeg bij de Europese legers in als een bom. Het schimmengevecht tegen een ingebeelde vijand uit het Oostblok werd afgefloten, overal in Europa worstelen militairen zich door een strikte hervorming. De basis : een nieuwe taakomschrijving voor de legers van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (Navo). De soldaten dragen nu een blauwe muts, hun bedoelingen zijn vooral humanitair en de veiligheidspal van hun wapens staat op safe. De gevolgen van die nieuwe politiek laten zich gevoelen, zowel qua manschappen als op het vlak van de infrastructuur of het materiaal.

Op enkele jaren tijd is, bijvoorbeeld, het Belgische leger gehalveerd : van de 90.000 militairen in 1992 blijft nu minder dan de helft over. De opschorting van de legerdienst, die vroeger jaarlijks dertigduizend rekruten opbracht, is daar niet vreemd aan. ?Die maatregel hoorde nog bij het globale hervormingsplan van toenmalig minister voor Landsverdediging Leo Delcroix (CVP),” vertelt generaal John Schellemans, bij Landsverdediging verantwoordelijk voor de opvolging van onder meer de hervormingen binnen het leger. ?Dat plan houdt, behalve de herstructurering, ook richtlijnen in voor de terugtrekking van de troepen uit Duitsland en voor de vernieuwing en verkoop van militaire infrastructuur. Het plan steekt nog in een beginstadium. De Generale Staf streeft ernaar om op 1 januari 1998 het afgewerkte product te kunnen voorstellen. Vermoedelijk komt die datum echter nog te vroeg, omdat het leger nog de last van het verleden met zich meedraagt.”

Maar het Belgische voorbeeld krijgt navolging. Nederland kondigt de vroegtijdige afschaffing van de militaire dienst aan. In Frankrijk beloofde president Jacques Chirac dat de service militaire tegen het beëindigen van zijn ambtstermijn in 2002 tot het verleden moet behoren. Zwitserland en de Scandinavische landen experimenteren met een combinatie van beroepsleger en tijdelijke vrijwilligers en Duitsland zit in het stadium van de verkorte militaire dienst, die jaren geleden de Belgische discussie over afschaffing van de legerdienst inleidde. ?Ons land vervult een voorbeeldfunctie,” benadrukt Schellemans. ?Toen we de plannen tot inkrimping van het leger ontvouwden, haalden we ons nog banbliksems op de hals van vrijwel alle Navo-bondgenoten. We zouden onze plichten niet meer kunnen vervullen, vreesden ze.”

Die verplichtingen liggen vast in de verklaring van Londen van juli 1990 en werden in Rome geconcretiseerd in het strategisch concept van november 1991 : de lidstaten moeten de veiligheid van de eigen naties kunnen waarborgen, samenwerken in en streven naar vreedzame oplossingen voor conflicten in Centraal- en Oost-Europa. Daarbij zouden de militaire leden vooral een humanitaire taak opknappen. Een Belgisch beroepsleger zou over onvoldoende armslag beschikken om aan die eisen tegemoet te komen, werd destijds in Navo-kringen gedacht. Schellemans : ?Twee jaar later geven de bondgenoten hun ongelijk niet alleen toe, ze volgen ons zelfs in onze hervormingen.”

Het Belgisch leger zelf spiegelt zich aan het Britse beroepsleger, dat zijn opdrachten sinds 1964 met uitsluitend professionele soldaten uitvoert. ?De nieuwe opdrachten van het leger vereist dat soort professionalisme,” vindt Schellemans. ?Vaak krijgen we gespecialiseerde opdrachten, waarvoor een bataljon onmiddellijk naar het buitenland moet kunnen vertrekken. Dat vergt paraatheid, flexibiliteit en een gerichte opleiding. Een leger van miliciens kon dat niet bieden.”

MILITIEPLICHT.

Dus werden de miliciens geschrapt uit het contingent militaire manschappen. Niet uit de militiewet : die blijft bestaan, maar wordt bij gratie van het artikel 1 bis niet langer toegepast. Schrapping van het artikel door het parlement volstaat om de militiedienst weer in te voeren.

Maar de laatste dienstplichtige is inmiddels uit het leger verdwenen ; zelfs de vrijwilligers, die het gratieverzoek van toenmalig minister van Landsverdediging Karel Pinxten (CVP) naast zich neerlegden. Pinxten liet in april 1995 weten, dat het niet meer hoefde. Een zucht van opluchting ging door de legerkringen. Want, zegt Schellemans, ?de dienstplicht zoals hij op het laatst bestond, had geen enkele zin meer. Er werd veel gemord over discriminatie tussen mannelijke en vrouwelijke afgestudeerden, de politiek van de vrijstellingen lag onder vuur en bovendien duurde de militaire dienst veel te kort. Miliciens bewijzen pas hun nut, als we ze minstens een jaar onder de wapens hebben. Anders zijn ze direct na hun opleiding alweer verloren voor het leger. Trouwens, de buitenlandse opdrachten vallen niet altijd te verenigen onder de noemer verdediging van het vaderland en waren bijgevolg niet voorbestemd voor miliciens.” Vòòr de opschorting kwamen elk jaar zeventigduizend jongeren in aanmerking voor de legerdienst. Veertigduizend van hen werden behouden. De lengte van hun diensttijd varieerde naargelang van de behoeften van het leger. In 1992 volgde artikel 1 bis.

Ondanks de gevoerde halsoverkoppolitiek verliepen de hervormingen bijna rimpelloos. Goed één jaar na de bekendmaking van het rapport was de afschaffing van de legerdienst een feit. Het leek een overhaaste beslissing, maar verdedigt Schellemans zich, ?een snelle beslissing drong zich op om te vermijden dat de halve bevolking via een achterpoortje de militiewet zou omzeilen. Ook financieel was de snelle afhandeling van het dossier noodzakelijk : de infrastructuur moest aangepast worden voor de troepen die uit Duitsland terugkeerden, maar het zou nutteloos investeren geweest zijn om in die aanpassing ook accomodatie voor miliciens te voorzien.”

Dertigduizend miliciens vloeiden op die manier af, en ook een belangrijk deel van de beroepsmilitairen ging weg. Veertigduizend functies werden geschrapt, maar de bestaande structuren bleven in een afgeslankte versie behouden. Schellemans : ?Vooral eenheden, die minder geschikt waren voor humanitaire doeleinden, moesten het ontgelden. Tankbrigades werden opgedoekt, infanterie-eenheden moesten inkrimpen. De paracommandobrigade ziet haar takenpakket en aantal manschappen daarentegen uitgebreid. Het leger met miliciens valt absoluut niet meer te vergelijken met het huidige leger van permanenten. De trainingen hoeven niet meer zo intens, opfrissingscursussen volstaan. We kunnen mensen meer gesofistikeerd opleiden voor de operationele eenheden en cumulfuncties creëren binnen de strijdkrachten.”

Die opleiding gebeurt in de eenheden zelf. Notoire opleidingscentra als het Kwartier Majoor Blairon in Turnhout, waar duizenden miliciens hectische eerste legerweken meemaakten, bestaan niet meer. ?Hun taak werd afgebouwd, zelfs nog voor de opschorting van de militieplicht. Ook de laatste miliciens kregen het grootste deel van hun opleiding al binnen hun toekomstige eenheid.”

VERGRIJZING.

Door de militaire dienst af te voeren, ontbeert het leger de diensten van een heel contingent goedkope arbeidskrachten. Daarom werd in de beginperiode vooral gevreesd voor een aanzienlijke meerkost en ook dat laaggeschoolden niet meer de weg zouden vinden naar de rang van soldaat. ?Die vrees blijkt ongegrond,” beweert generaal Schellemans. ?De poort voor lagergeschoolden laten we open. Er zijn trouwens geen soldaten te weinig, maar officieren te veel. Volgens het plan-Delcroix mochten we tegen 1998 nog twintigduizend soldaten overhouden. Vandaag zitten we ongeveer op dat cijfer. Alleen is de leeftijdsstructuur allesbehalve ideaal : in onze gevechtseenheden ligt het percentage veertigers veel te hoog. Wat de operationaliteit toch enigszins aantast.”

Allerlei maatregeltjes waren uitgedacht om de vergrijzing uit het leger te verjagen. Het statuut van korte-termijnsoldaat (minimaal twee, maximaal vijf jaar) moest jongeren voor een korte periode naar de gevechtseenheden lokken. Schellemans : ?Door de verouderde officierenbevolking moeten we vooral jonge beroepsmilitairen rekruteren om het evenwicht te herstellen. Maar we halen slechts de helft binnen van wat we nodig hebben : ongeveer drieduizend militairen per jaar. Het einde van de hervorming is dus nog niet in zicht. We hebben wel het juiste aantal koppen, maar ze zitten niet altijd op de juiste plaats.”

Ook het onderscheid tussen de machten en de eenheden laat zich gevoelen. ?Bepaalde infanterie-eenheden zijn maar voor 60 procent volzet,” becijfert kabinetsmedewerker Ronny Vandenbroele. ?Er zouden, om het evenwicht te herstellen, mensen moeten omgeschoold worden van landmacht naar luchtmacht. Of omgekeerd.” Voor bepaalde functies missen de militairen hun dienstplichtigen. Het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimtes in de kazernes besteedt het leger binnenkort uit aan privé-ondernemingen, de miliciens-leraren en computerspecialisten zijn door burgerpersoneel vervangen. ?Met positieve gevolgen,” klinkt het bij de legerstaf. ?Vroeger zetten we om budgettaire redenen vaak miliciens in voor die taken, maar hun diensttijd viel lang niet altijd samen met de duur van een schooljaar of van het project waaraan ze werkten. Ze waren eigenlijk alleen inzetbaar bij collega-miliciens. Burgerpersoneel met vaste contracten kan voor georganiseerde militaire scholen veel efficiënter werken.”

De opschorting van de legerdienst heeft geen ingrijpende gevolgen voor de rekrutering van militairen, laat de generale staf weten. Schellemans : ?Nu zijn we verplicht om actieve reclame voor het leger te maken, omdat we nu voor onze recrutering volledig op binnenkomende beroepsmensen aangewezen zijn. Maar dat is zorg voor later : zolang de inkrimping niet volledig rond is, hoeven we ons geen zorgen te maken over vers bloed.” Met de kaap van de veertigduizend in zicht, blikt Ronny Vandenbroele even vooruit : ?Vanaf nu zullen beroepsmilitairen hun loopbaan vooral beginnen in de fysiek veeleisende functies van gevechtseenheden. Of, indien nodig, in gespecialiseerde taken als, bijvoorbeeld, de informatisering. Van daaruit zal er een doorstroming volgen. Logistieke taken zullen nog zelden waargenomen worden door nieuwe recruten.”

Een belangrijk lokaas bij de recrutering is het avontuur, de lokroep van het buitenland. De overzeese operaties poetsten het blazoen van het leger op. Maar Schellemans ziet nog vooroordelen. ?Dat een leger te veel kost, bijvoorbeeld.”

PRIJSKAARTJE.

Inderdaad wegen de lonen van het burgerpersoneel beduidend zwaarder op het militaire budget dan de karige soldijen van de miliciens. Toch is een beroepsleger naar Belgische normen niet duurder dan een leger met dienstplichtigen. Schellemans : ?Zolang de militiewet toegepast werd, hadden we vijftigduizend beroepsmilitairen in dienst. Nu is dat aantal teruggebracht op veertigduizend. De personeelskost blijft dus in evenwicht, maar de inkrimping zou gecompenseerd moeten worden door meer technologie. Die plannen zijn op dit ogenblik niet uitvoerbaar door de bevriezing van het budget, die Delcroix in zijn plan van 1992 integreerde. Sinds 1993 werd dat budget niet meer geïndexeerd, maar de lonen blijven wel aan de index gekoppeld. Dus loopt hun relatieve kost verder op. De personeelskost beslaat inmiddels 60 procent van het totale budget, de werking kost 26 procent en amper 14 procent gaat naar investeringen en van die laatste fractie gaan ook nog de afschrijvingen af. Terwijl de ideale verhouding is : 50-25-25. Op termijn laat zich dat gevoelen. Als we nog tien jaar op die manier moeten werken, kan het leger niet meer functioneren wegens verouderd materieel.”

De investeringspolitiek van het Belgisch leger wordt in Navo-context trouwens herhaaldelijk op de korrel genomen. Ons land staat, wat militaire uitgaven betreft, op de bijna laagste sport van de Navo-ladder. In de jaren zeventig besteedde België nog ruim drie procent van het bruto nationaal product (BNP) aan defensie. Vorig jaar zakte dat tot 1,7 procent. Alleen Luxemburg en Spanje snoeren de riem nog meer toe. Per inwoner geeft België iets meer dan 9.000 frank uit aan defensie. Alleen Portugal, Spanje en Turkije zijn vergelijkbaar. Ronny Vandenbroele relativeert die cijfers. ?Bepaalde uitgaven die het Belgisch leger niet in zijn begroting schrijft, brengen andere Navo-landen wel in rekening. Daarom gaat de vergelijking niet altijd op. Maar in de toekomst zal niettemin de nood aan investeringen blijken.”

Daar zal de internationale context waarin het leger opereert, niets aan veranderen. Ook binnen internationale operaties blijven de Navo-legers hun strikte autonomie behouden. Zelfs waar, bijvoorbeeld, de legers van België en Nederland om economische redenen samenwerken. In militaire kringen gaan overigens stemmen op om nog verder te gaan dan dat soort coöperaties. De gespecialiseerde legers krijgen almaar meer voorstanders. Het ene land zou een marineleger vormen, het andere een luchtmacht, een derde een sterke infanterie. Vandenbroele : ?Dat lijkt me niet haalbaar. Geen enkel leger geeft zijn drie machten op. Het zou trouwens de efficiëntie in het gedrang brengen. Commandostructuren van verschillende landen zijn namelijk niet altijd op elkaar afgestemd.” Nochtans zou een multinationaal leger een forse besparing betekenen. Want het nut van een krijgsmacht in een klein land als België wordt wel eens betwijfeld. ?Ten onrechte,” oordeelt Schellemans. ?Bedreiging van buitenaf kan niemand uitsluiten.”

DUITSLAND.

Het Belgisch leger blijft, vanuit dat oogpunt bekeken, een toekomst hebben. Al ziet die er niet overal even rooskleurig uit. Schellemans : ?Het personeel vormt een groot probleem, want we weigeren naakte afvloeiingen. Alleen blijkt de respons op de aangeboden alternatieven ondermaats : zo is er nauwelijks interesse bij de openbare diensten om, tegen betaling van de helft van hun loon, beroepsmilitairen van ons over te nemen. We hopen die leemte in te vullen met vervroegde pensionering of beter door toekennig van onbepaald verlof , en door premies te geven aan veertigers die de krijgsmacht willen verlaten of door militairen over te hevelen naar de rijkswacht.”

Vooral voor onderofficieren zoekt de generale staf naar een oplossing. Vorige maand had het leger er nog bijna zesduizend op overschot, maar het ontbreekt aan alternatieven voor de (vooral) jonge dertigers van het onderofficierenkorps. Bij de beroepsvrijwilligers en korte-termijncontractanten zit het leger nu al onder de norm van twintigduizend eenheden, bij de officieren is er nog een licht overschot. De bijna 1.500 plaatsen die vrijkomen door de terugtrekking uit de BSD en de privatisering van verschillende diensten, zullen daarom door militairen ingenomen worden, tot er een definitieve oplossing opduikt.

Die terugkeer uit Duitsland, het tweede luik van het hervormingsprogramma, werd inmiddels op een vijfduizendtal militairen na voltooid. Op een vijfduizendtal militairen na. Vandenbroele : ?Bijna elfduizend zitten nu nog in de kazerne van Keulen. De helft daarvan keert dit jaar terug, de anderen blijven in de BSD, waar België nog een minimale militaire permanentie overhoudt.” Voor de ex-BSD’ers is er in kazernes bijgebouwd en gemoderniseerd.

Het derde onderdeel van Delcroix’ hervormingsplan, de verkoop van kazernes, bracht volgens Vandenbroele al 250 miljoen frank op. ?Dat bedrag wordt weer helemaal in militaire infrastructuur gepompt. Maar dat deel van het plan moet zich nog ontvouwen, want de procedures zijn pas ingesteld en nemen twee jaar in beslag. De Gewesten bepalen eerst de bestemming van de gronden, het aankoopcomité van het ministerie van Financiën bepaalt de minimumprijs, verkoopt en stort naar Landsverdediging door.”

Ook dat deel van het plan zou tegen 1998 afgerond moeten zijn. Het Belgisch leger wil namelijk met een volledig afgewerkte nieuwe look de 21ste eeuw in.

Frank Demets

Het Belgische leger paradeert : de nieuwe militaire opdrachten vereisen meer en meer militair professionalisme.

De laatste miliciens zwaaien af : de dienstplicht zoals die op het op laatste bestond, had geen enkele zin meer.

Als er in het budget niet spoedig ruimte wordt gemaakt voor investeringen, dreigt een technologische ineenstorting van het Belgische leger.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content