Het stond lang voor de verkiezingen vast dat, als de VLD zou meepraten over de vorming van een regering, Marc Verwilghen minister van Justitie zou worden. De advocaat uit Dendermonde maakte tijdens de vorige parlementaire zittingsperiode de blits als voorzitter van de Dutroux-commissie en was – zoals dat in het Wetstraattaaltje heet – incontournable voor de job. Hij liet zelf overigens bij tijd en wijlen tussen neus en lippen weten dat hij met minder ook geen genoegen zou nemen. Maar, belangrijker: de brede volksbeweging die hem als commissievoorzitter als een verlosser op handen droeg, zou niet hebben begrepen dat hij de baan niet kreeg – als hij ze wou.
Het staat op dezelfde manier als een paal boven water dat Verwilghen niet meteen de voorkeur van de magistratuur wegdroeg. Hij maakte zich de voorbije jaren in die kring weinig vrienden. Dat hoeft ook niet; een regering die zich heeft voorgenomen om de politiek op het publieke veld weer het voortouw te laten nemen, moet geen enkel korps naar de ogen kijken. De minister en zijn rechters moeten elkaar niet graag zien, zolang er maar een werkbare relatie is, die de veelgeplaagde Belgische justitie weer op het goede spoor zet. Dat is de inzet, daar gaat het om. Dat was ook de bedoeling van de hervorming van justitie, die vorig jaar met enige omhaal door meerderheid en oppositie samen werd opgezet. Een operatie waarbij Verwilghen trouwens niet meer dan een figurantenrol speelde – maar dit terzijde.
Het valt op dat een aantal excellenties in deze jonge regering wat tijd nodig hebben om aan hun nieuwe status te wennen: die van minister, van lid van de uitvoerende macht – met wat daar zoal bij komt kijken. Groene, maar ook blauwe ministers zijn nog onvoldoende vertrouwd met de jachtige aanpak van de media, op zoek naar sporen van de beloofde trendbreuk. Uitspraken krijgen plotseling veel meer weerklank, dan toen ze vanop de oppositiebanken gehoor probeerden te vinden. Het gewicht van een zucht wordt meteen uitgedrukt in geld en verantwoordelijkheid. Magda Aelvoet zal geen tweede keer zonder veel voorbereiding op zondagmiddag cameraploegen in haar tuin inviteren.
Zij mag nog even, ter vergoelijking, het excuus gebruiken dat ze zonder bestuurservaring midden in de dioxinecrisis is getuimeld. Een dossier waarop tevoren anderen de nek hebben gebroken. Dat geldt niet voor bepaalde uitspraken van de minister van Justitie, van wie mag worden verondersteld dat hij het terrein waarop hij zich begeeft grondig kent. Het lijkt soms alsof hij in zijn hoofd de stap naar het bestuur nog niet heeft gezet. Hij blijft in bijna alles voortdurend verwijzen naar de affaire die hem een naam gaf in de politiek.
Maar ondertussen blijven de contouren van wat Verwilghen echt wil gaan doen hoogst onduidelijk. Hij verstuurt signalen die alleen voor verwarring zorgen. Zo had hij bedenkingen bij de verlenging van het mandaat van onderzoeksrechter Jacques Langlois, die het Dutroux-dossier behandelt – naar zijn gevoel: zijn dossier. Terloops sprak hij nog even freewheelend over de goede zin van juryrechtspraak – die volgens hem de zaken vertraagt omdat in dat geval de onderzoeken vooraf zo grondig moeten gebeuren. De rechtszoekende kan slechts hopen dat dit altijd het geval is, met alle onderzoeken.
De problemen waarmee justitie worstelt, hebben weinig met de assisenprocedure van doen. Het waren overigens beroepsrechters die in het najaar van 1996 het zogenaamde spaghetti-arrest velden, dat de aanleiding was tot de Witte Mars. De grote gerechtelijke achterstand situeert zich op het niveau van de Hoven van Beroep, waar geen jury bij komt kijken. Enzovoort. Trouwens: dat de zaak-Dutroux niet vlugger is opgeschoten, heeft ook te maken met de tijd die verloren is met de dwaze X-verhalen, die de minister toen zo graag wou geloven. De hele believers-discussie, en wat ze heeft veroorzaakt.
Marc Verwilghen staat aan het hoofd van een departement in crisis. Daar is iemand nodig die de rust herstelt, zorgt voor coördinatie, doorstroming, rekrutering en organisatie. De minister zal zijn werk goed hebben gedaan als er een einde komt aan de controverse rond de Belgische justitie, ook al verdwijnt hij daarmee zelf als zodanig uit het gezichtsveld. Verwilghen is op een wolk van populariteit omhoog gedreven. Het gevaar van populariteit is dat populisme achter elke hoek wenkt.
Hubert van Humbeeck