Het is niet de meest dankbare job: staatssecretaris voor Ambtenarenzaken. Maar Hendrik Bogaert heeft er zijn tanden in gezet, als een moderne Hercules. Of was het toch Sisyphus? ‘Elke hervorming is als een rotsblok voortduwen. Soms ga je een centimeter vooruit, soms een meter.’

Vijf jaar geleden waren ze nog met 150.000, de ambtenaren die bij de federale overheid en federale instellingen werken. Nu blijven er 135.000 over. Maar Hendrik Bogaert (CD&V) heeft nog meer op zijn conto staan. Sinds begin 2012 probeert hij het beter te doen met minder geld, en tracht hij het statuut van de ambtenaren in een modern jasje te steken. Lees: het verschil met werknemers uit de privésector wordt steeds kleiner. Zijn inspanningen raakten voor een groot deel ondergesneeuwd door het gekrakeel rond de benoemingen en salarissen van de nieuwe bazen bij de NMBS, Belgacom en bpost. Maar Bogaert legt toch met enige trots een waslijst van veertig maatregelen voor.

Die allemaal opsommen zou ons wat ver leiden. Wat steekt erbovenuit?

Hendrik Bogaert:Een eerste rode draad is de nieuwe loopbaan voor federale ambtenaren. Tot voor kort draaide alles rond anciënniteit – het aantal kilometers op de teller -, maar dat staat haaks op elk modern personeelsbeleid. Inzet en prestaties staan nu voorop. Ook op het vlak van diversiteit hebben we een voorsprong genomen: ambtenaren kunnen blijven werken na hun 65e, een derde van de topambtenaren moet een vrouw zijn, en we streven in alle diensten naar 3 procent ambtenaren met een handicap.

Ook de afslanking valt op.

Bogaert:De federale overheid doet het onder de huidige regering in twee jaar tijd opnieuw met 4200 ambtenaren minder. Van alle mensen die met pensioen gaan of op een andere manier afvloeien, wordt maar een op de vijf vervangen. Maar ondanks die afslanking hebben we de dienstverlening en de productiviteit verbeterd. De werkdruk is dus aanzienlijk verhoogd. Neem nu de sociale zekerheid: daar staan 12.000 ambtenaren voor in. Ik denk niet dat de privésector dat op dezelfde manier zou kunnen. Er wordt vaak geroepen dat overheidstaken geprivatiseerd moeten worden. Wel, dit is mijn antwoord.

De ambtenaren hebben al sinds 1937 het zogenaamde statuut Camu. Uw voorganger, Luc Van den Bossche (SP.A), wilde dat helemaal herschrijven met zijn Copernicusplan. Waarom koos u niet voor zo’n radicale aanpak?

Bogaert: Als ik voor een volledig nieuw ambtenarenstatuut was gegaan, waren de vakbonden en de PS zeker gaan dwarsliggen. Dat Copernicusplan heeft bovendien 100 miljoen euro opgeslorpt voor consultancyopdrachten. Ik heb op dat vlak nul euro uitgegeven, maar ik heb wel een veertigtal maatregelen en initiatieven klaar. Die worden ingepast in het statuut Camu. Dat ziet er daardoor heel anders uit. Misschien klinkt het wat onbescheiden, maar het statuut Camu is het statuut Bogaert geworden.

U bereidt ook eenvoudiger tuchtregels voor. Ambtenaren die over de schreef gaan, zullen enkel nog een blaam, een wedde-inhouding, een overplaatsing of een ontslag kunnen krijgen.

Bogaert:Dat nieuwe systeem is bijna rond. Het staat los van de evaluatie. Het gaat over ambtenaren die het openbaar ambt duidelijk in gevaar hebben gebracht, binnen of buiten hun werk. In zulke gevallen wordt er vaak een omweg via justitie gemaakt, waardoor de procedure makkelijk zes tot negen maanden aansleept. Als zo iemand uiteindelijk toch kan terugkeren naar zijn dienst, leidt dat tot ongemakkelijke en onprettige situaties. Daarom moet er in de toekomst snel – binnen de twee maanden bijvoorbeeld – een beslissing vallen.

De voorzitter van het comité dat wantoestanden en gesjoemel bij de federale overheid moet voorkomen, nam onlangs ontslag. De reden: hier duldt men geen pottenkijkers.

Bogaert: Elke hervorming is als een rotsblok voortduwen. Soms ga je een centimeter vooruit, soms een meter. Ik begrijp de frustraties, maar ik vind het ook jammer dat Michel De Samblanx ermee gestopt is. Hoe dan ook: die onafhankelijke interne audit van de diensten moet er komen, ik hoop binnenkort te kunnen landen.

En dan zijn er nog de vaste benoemingen. Die krijgen in het regeerakkoord van Di Rupo I nog altijd de voorkeur. Is dat nog wel van deze tijd?

Bogaert: Statutaire ambtenaren hebben bepaalde voordelen: een vaste benoeming, een goede wedde en een goed pensioen. Die blijven formeel bestaan, maar in de praktijk sneuvelt het principe van de vaste benoeming door de nieuwe evaluatie- en loopbaanregeling. Als een ambtenaar een negatieve evaluatie krijgt en na zes maanden niet beter werkt, volgt zijn ontslag.

Waarom wordt er niet vaker gekozen voor ambtenaren met een gewoon contract, zoals bij de regionale en lokale overheden?

Bogaert:Het belangrijkste is dat ik de loopbaanregeling bij de federale overheid voor beide groepen heb gelijkgeschakeld. Inzet wordt beloond, plantrekkerij bestraft.

Maar die contractuele ambtenaar heeft wel een veel lager pensioen.

Bogaert:Door de pensioenhervorming schuift het pensioensysteem van ambtenaren met een vaste benoe- ming meer op naar de regeling uit de privésector. Los daarvan ben ik het ermee eens dat mensen die bij de overheid hetzelfde werk hebben gedaan – statutair of contractueel – hetzelfde pensioen verdienen. Alleen heeft deze regering geen geld voor een aanvullend pensioen voor haar contractuele ambtenaren. Maar het belangrijkste is dat alle personeelsleden voortaan dezelfde loopbaanmogelijkheden hebben. Een contractuele ambtenaar die goed presteert, wil ik houden en niet zien vertrekken.

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content