Hubert van Humbeeck

In België was abortus vroeger in alle gevallen strafbaar. Twintig jaar lang heeft senator Lucienne Herman-Michielsens gestreden om aan die toestand een einde te maken. Sereen en waardig.

Het zou zich daarna niet vlug herhalen. Maar in 1989, het jaar waarin in Berlijn de Muur viel, verkozen de lezers van Knack een vrouw tot Mens van het Jaar. De Gentse, liberale humaniste Lucienne Herman-Michielsens ging SP-boegbeeld Louis Tobback en premier Wilfried Martens (CVP) vooraf. Daar was een goede reden voor: enkele weken eerder had de Senaat haar wetsvoorstel goedgekeurd waardoor de Belgische abor-tuswetgeving werd gewijzigd.

Parlementsleden kunnen er vandaag nog slechts van dromen. Maar enkele dagen voor het debat in de Senaat begon, werd er in de Magdalenazaal in Brussel een heuse meeting gehouden om Lucienne Herman-Michielsens en Roger Lallemand te steunen. De Brusselse socialist Lallemand had het wetsvoorstel mee ondertekend, en zette er het gewicht van zijn partij achter. De Madeleine was met 1500 mensen zo goed als vol gelopen. Om de sfeer van die dagen te schetsen: de vrouwelijke BRT- en RTBf-journalistes die de vergadering zouden voorzitten, kregen daartoe formeel verbod van hun directies.

Dat de Senaat de tekst kon bespreken, was het gevolg van een slordig zinnetje in het regeerakkoord dat nochtans door de christen-democraat Jean-Luc Dehaene was onderhandeld: in ethische kwesties zou het parlement beslissen. Daardoor konden socialisten en liberalen elkaar vinden over de grenzen van de rooms-rode coalitie heen. Conservatief-religieuze groepen pleegden fel verzet. Foto’s en films met verminkte foetussen werden in de strijd gegooid.

In België was abortus toen nog in alle gevallen strafbaar. Elk jaar zochten vele duizenden vrouwen hun heil in Nederlandse abortusklinieken, of bij zogenaamde engeltjesmaaksters – vaak met verschrikkelijke gevolgen. Abortus was een maatschappelijk probleem. De wet en de werkelijkheid hadden niets meer met elkaar te maken. Af en toe vervolgde een parket hier of daar enkele vrouwen of dokters, voornamelijk om erop te wijzen dat die discrepantie niet langer duldbaar was. Het politieke gevecht dat al vanaf het begin van de jaren zeventig aan de gang was, bracht mensen in nood. Het creëerde ongelijkheid, want niet iedereen kon naar het buitenland of wist nog maar dat die mogelijkheid bestond. Dat was niet meer acceptabel: de volksvertegenwoordiging was het land een duidelijke uitspraak verschuldigd.

BREINAALD EN ZEEPSOP

Dat die er is gekomen, hebben we in grote mate te danken aan de standvastigheid van Lucienne Herman-Michielsens. Het was tegelijk ook haar enige, echte politieke wapenfeit. Ze was een politica voor wie in het harde Wetstraatmilieu wel respect is, maar met wie zelden rekening wordt gehouden. In de jaren zeventig hield ze zich op het kabinet van de liberale minister van Justitie Herman Vanderpoorten bezig met het statuut van de vrouw. Haar minister verzocht de parketten om abortus, zolang het politieke dispuut hangende was, niet meer te vervolgen. Later werd ze senator en ook even staatssecretaris in de tumultueuze regering-Martens II, die het maar een zomer lang heeft uitgezongen.

In de Senaat diende ze haar eigen wetsvoorstel over abortus in. Waarom ze zich daar zo in vastbeet? Lucienne Herman-Michielsens in Knack: ‘Ik werd als studente geconfronteerd met de dood van jonge vrouwen, die door clandestiene abortussen waren gestorven. Breinaald en zeepsop. Ik begrijp niet waarom de CVP zo vasthoudt aan een strafwet die hardvochtig is voor gewone mensen.’ De polemiek over haar voorstel was voor haar ook een papieren discussie: aan de praktijk zou het tenslotte allemaal niet veel veranderen. Daarin had ze achteraf ook helemaal gelijk. Alleen gebeurt de ingreep sindsdien wel altijd in medisch verantwoorde omstandigheden. Lucienne Herman-Michielsens stierf in Gent in 1995, ze was 69 jaar oud.

De goedkeuring van haar wet op 29 maart 1990 in de Kamer had een onverwacht gevolg. Op 30 maart ’s ochtends ontbood koning Boudewijn zijn eerste minister Wilfried Martens en overviel hem met de boodschap dat hij de abortuswet niet zou ondertekenen. Hij kon dat, zei hij, niet in overeenstemming brengen met zijn geweten. Op 4 april keurde de Kamer een wet goed, waarbij de koning tijdelijk, gedurende enkele uren, in de onmogelijkheid verkeerde om te regeren. Zo kostte de abortuswet het koningshuis veel van het krediet dat het na de Tweede Wereldoorlog moeizaam weer had opgebouwd.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content