De vraag van één miljard

KONING ABDULLAHJonge Saudi's ergeren zich dood aan het beklemmende, bigotte Saudische regime. © REUTERS

Slaat ook in het schatrijke en voor de energievoorziening van de wereld onvervangbare koninkrijk aan de Golf de vlam in de pan?

In de voorbije herfst kreeg Abdullah Bin Abdul-Aziz (86), koning van Saudi-Arabië en hoeder van de twee Heilige Moskeeën, last van zijn rug. Er zou een tussenwervelschijf verschoven zijn. Zoals gebruikelijk wanneer een lid van het koninklijk huis naar de dokter moet, zette hij met drie jumbo’s koers naar het Westen – naar New York, waar alvast de vip-vleugel van het Presbyterian Hospital voor hem gereserveerd was.

Het bericht volstond om de wereld van geostrategen en oliespeculanten in rep en roer te brengen: Saudi-Arabië pompt per dag bijna negen miljoen vaten ruwe olie op, een negende van de totale wereldproductie. Het koninkrijk is de enige olie-exporteur die over de zogenaamde swing capacity beschikt om desnoods in zijn eentje het uitvallen van andere OPEC-landen te compenseren en zodoende de olieprijs althans op korte termijn stabiel te houden.

Begin december verwijderden de artsen bij Abdullah een bloedklonter, eind januari reisde hij, ook weer zoals gebruikelijk, verder naar Marokko om daar in het paleis van zijn broer, nabij Agadir, te herstellen. Maar hij kwam er niet tot rust. Een week eerder hadden de Tunesiërs hun president Zine El Abedine Ben Ali verjaagd, twee dagen later kwamen de Egyptenaren in opstand. Twee weken lang zag koning Abdullah handenwringend toe hoe zijn vriend Hosni Mubarak zich vergeefs vastklampte aan de macht. Daarop volgden revoltes in Bahrein, in Jemen en in Libië. De Arabische wereld, die Abdullah bij zijn terugkeer aantrof, was een andere geworden dan die waaruit hij een paar weken eerder vertrokken was.

Vorige week woensdag dook Abdullah opnieuw op in Riyad – en intussen zijn het niet meer alleen geostrategen en oliespeculanten die zich bang afvragen: is nu Saudi-Arabië aan de beurt?

Dat is, letterlijk, de vraag van één miljard van de Arabische revolutie. Een miljard dollar is het bedrag dat het koninkrijk bij de huidige olieprijs van 114 dollar dagelijks incasseert. Libië produceerde tot voor kort 1,6 miljoen vaten per dag. Alleen al de vrees dat de oliemarkt het zonder de toevoer uit Libië zou moeten doen, joeg de prijs voor een vat de voorbije week met tien dollar de hoogte in.

En wat kan er dan al niet gebeuren als het revolutionaire virus zich ook in Saudi-Arabië zou verspreiden? Bestaat dat gevaar überhaupt? Hoewel zijn regeringssysteem niet meer van deze tijd is, geldt het koninkrijk als een van de meest stabiele staten in de Arabische wereld. De grote meerderheid van de bevolking is doordrongen van eeuwenoude stammenloyaliteiten. Het overheersende wereldbeeld is dat van het wahhabisme, een van de strengste en meest conservatieve scholen van de islam. De regering moedigt modernisering slechts aan in zoverre die voor het functioneren van de staat strikt noodzakelijk is. De helft van de bevolking is volslagen rechteloos: de vrouwen.

Het archaïsche samenlevingsmodel van Saudi-Arabië wordt vooral in stand gehouden door de onmetelijke rijkdom van het land, die de heersers met patriarchale willekeur verdelen. Echte armoede, zoals in het naburige Jemen of in Egypte, komt in Saudi-Arabië nauwelijks voor.

Toch is er van de zelfverzekerdheid waarmee Abdullah in november naar New York vertrok niet veel meer over. Kort voor hij woensdag opnieuw voet op Saudische bodem zette, liet hij een mededeling verspreiden: het bedrag dat de regering ter beschikking stelt van jonge Saudi’s om een huis te kopen, een gezin te stichten en een bedrijf te beginnen, wordt verhoogd van 9 naar 17 miljard euro. De lonen van ambtenaren stijgen met 15 procent om gelijke tred te houden met de levensduurte. Zo gul als Abdullah hebben zijn voorgangers zich nog nooit getoond.

Tijdens zijn vliegroute van Marokko over Algerije, Tunesië, Libië en Egypte moet het de koning toch zijn gaan dagen hoeveel, bij alle verschillen, zijn eigen land gemeen heeft met de rest van de Arabische wereld. In Djedda en in Riyad verwachten jonge mensen net zoveel van het leven als in Tunis en Caïro, ze twitteren er even enthousiast op los en wisselen hun ervaringen uit op Facebook. Ook in Saudi-Arabië zijn de bewindslieden in vergelijking met de overwegend jeugdige bevolking stokoud: de gemiddelde leeftijd van ministers is 65.

En ook in Saudi-Arabië tiert de corruptie welig. De Saudische prinsen – het zijn er intussen bijna 7000 – etaleren hun rijkdom misschien minder openlijk dan onder Abdullahs voorganger koning Fahd, maar iedereen weet dat de koninklijke familie bij iedere garage, ieder benzinestation en ieder vijfsterrenhotel een vinger in de pap heeft.

Veel van de frustraties die in Tunesië Ben Ali en in Egypte Hosni Mubarak fataal zijn geworden, kunnen in het verhoudingsgewijs welvarende Saudi-Arabië nog grotere gevolgen hebben. Jonge Saudi’s zijn vaak goed opgeleid, op hun flatscreens kijken ze naar westerse televisiezenders, ze hebben toegang tot internet en ze ergeren zich dood aan het beklemmende, bigotte Saudische regime.

Zelfs in het rijk gezegende koninkrijk zijn er nu de eerste tekenen van protest. Bij de stad Katif kwamen de voorbije week een paar honderd malcontente sjiieten op straat, in Riyad ondertekenden 40 intellectuelen een open brief aan de koning om politieke hervormingen te eisen. Ook de eerste revolutionaire Facebookpagina’s zijn intussen gespot. Een daarvan roept op tot het omverwerpen van het regime en kondigt voor 11 maart een ‘smachtende revolutie’ aan.

De multimiljardair prins Walid Bin Talal El Saud waarschuwde jaren geleden al in een interview voor de dramatische gevolgen van het feit dat veel jonge mensen in Saudi-Arabië werkloos zijn – niet omdat er geen werk is, maar omdat buitenlandse gastarbeiders goedkoper zijn. Vorige week donderdag deed Walid – een neef van de koning – er nog een schepje bovenop: ‘Als de Arabische regeringen hun politiek niet radicaal veranderen, is het meer dan waarschijnlijk dat ze te maken krijgen met oproer’, schreef hij in een commentaar voor The New York Times. De feiten liegen er niet om: de jeugdwerkloosheid ligt veelal rond de twintig procent, de middenklasse kreunt onder de stijgende inflatie en de afstand tussen de haves en de havenots wordt steeds groter.

Een paar dagen eerder had de vader van Walid, prins Talal Bin Abdul-Aziz, er nog minder doekjes om gewonden. De bevolking, zei de halfbroer van koning Abdullah, neemt geen genoegen meer met aalmoezen: ze wil politieke hervormingen, ze wil deelname aan de macht. En als de koning daar geen oren naar heeft ‘wordt het zeer gevaarlijk voor ons land’.

Het koninkrijk zal niet alleen de vraag van één miljard moeten beantwoorden. De vraag is nu vooral of stabiliteit te koop is.

© Der Spiegel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content