Vanaf welk bedrag kunnen we rentenieren?

Bill Gates hoeft niet meer te werken. De rijkste man ter wereld bezit tientallen miljarden dollar. Hij kan luxueus rentenieren, maar boert voort in de informatietechnologie. Hij is gedreven, heeft macht, is ambiteus… Werken geeft wellicht zin en inhoud aan zijn bestaan.

Niettemin dromen velen er van om te rentenieren. Om doodgewoon lekker te leven van hun geld. Vijftigers vooral, die hun midlifecrisis hebben verwerkt. Hun carrière is gemaakt en heeft geen al te frisse toekomst meer in petto, de villa is afbetaald, er staat wat geld op de bank en de kinderen gaan hun eigen weg. Steeds vaker hebben ze het over vakanties, de Côte d’Azur in de zomer, Les Deux Alpes in de winter. Er er valt zoveel te doen: tuinieren, fietsen, boeken lezen, vrienden bezoeken…

Hoeveel geld is er voor die droom nodig? Het hangt ervan af. De ene renteniert als een clochard, de andere wil het jetsetterig doen. Dat maakt een groot verschil in leefgeld. Bovendien moeten we rekening houden met de sociale zekerheid, want vanaf vijftig kunnen de medische kosten van een echtpaar zwaar aantikken. Wie niet werkt, is niet sociaal verzekerd. Hij kan dat op eigen houtje doen, maar dat kost geld.

Voor het overige is de rekening van een rentenier eenvoudig. Met de opbrengst van de recente staatsbon, 4,6 procent, brengt één miljoen 46.000 frank op per jaar. Om maandelijks een bedrag te kunnen uitgeven dat overeenstemt met het gemiddelde minimaal gewaarborgd maandloon is twaalf miljoen (geïnvesteerd) vereist. Dat lijkt op wat de Lotto biedt in zijn Win for Life-formule, 40.000 frank, voor de rest van het leven. Er bestaan beleggingsportefeuilles met grotere rendementen dan de staatsbon. Zeven procent bijvoorbeeld, waarmee dezelfde twaalf miljoen 70.000 frank opbrengt voor het maandelijkse nietsdoen. Maar die formules dragen risico’s, wat impliceert dat de rentenier het soms al eens met minder zal moeten doen.

KINDEREN REKENEN OP DE ERFENIS

De vijftiger kan ermee rekenen dat hij nog een dertigtal jaren zal leven en kan, meteen of alvast later, zijn spaargeld mee opsouperen. Maar dat leidt tot een risicovolle berekening. En de kinderen zullen het niet appreciëren dat hun ouders de erfenis ‘potverteren’. Het komt dus weinig voor. Meer nog, het past hoegenaamd niet in de Vlaamse traditie. Daarom is ook de lijfrente bij de bank eerder ongewoon. Banken hebben beleggingsformules, waarbij zij in ruil voor een bepaald afgestaan kapitaal voor de rest van het leven een inkomen garanderen. Het vereiste volume aan spaargeld neemt trouwens almaar toe, want de mensen leven langer – elke vier jaar ongeveer één jaar meer.

Maar dat betekent nog niet dat rentenieren een ilussie zou zijn. Het is mogelijk nog andere dan de pakweg 46.000 frank per maand aan inkomsten te verzamelen. De kinderen zijn het huis uit, de rentenier kan kleiner gaan wonen. Met het prijsverschil tussen zijn dure villa en de goedkopere woning kan hij zijn portefeuille aandikken en zijn leefgeld verhogen. Of hij kan de immobiliënwinst opmaken, in afwachting van zijn pensioen. Of hij kan zijn woning verkopen op lijfrente, wat hem een bescheiden kapitaal oplevert en een maandelijks rente voor het leven. Toch kan ook die formule tot erfenisperikelen leiden in de familie.

Op zijn 65ste krijgt hij ten slotte zijn wettelijk pensioen, zo’n 30.000 frank gezinspensioen voor een loopbaan van dertig jaar. Met daarbovenop wellicht nog eens het kapitaal van een bijkomend pensioen en misschien zelfs de inzet van zijn levensverzekering. Zijn renteniersbestaan begint er stilaan heel aantrekkelijk uit te zien, al verdwijnt de rentenier in de grote groep van gepensioneerden. Rond die leeftijd is iedereen trouwens rentenier.

Toch is het verre van zeker dat het nieuwe leven van de bescheiden rentenier even zorgeloos zal zijn als hij had gedroomd. Een beurscorrectie hangt in de lucht, met lagere koersen van de aandelen en gekrompen opbrengsten van de portefeuilles. De inflatie lijkt onder controle, één tot maximaal twee procent per jaar. Maar ook dat kan verkeren. In de jaren zeventig bracht het spaargeld hooguit zeven procent op, maar de prijzen stegen met gemiddeld 8,3 procent per jaar. Dergelijke omstandigheden zijn niet gunstig voor de kleine rentenier. De economische groei kan omslaan in een recessie, zoals in Japan waar de rente op spaargeld recentelijk nog negatief was. De wereld is ten slotte instabiel.

Uiteindelijk is arbeid toch niet ongezond en adelt. Als we de Vlaamse volkswijsheid mogen geloven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content