De Europese landbouw kraakt. In volle BSE-crisis brak in het Verenigd Koninkrijk mond- en klauwzeer uit. Voor veel boeren dreigt nu het bankroet, want ook de Europese landbouwkas is zo goed als leeg.

Vorig weekeinde was de Britse countryside verboden terrein voor wandelaars en dagjestoeristen. Paardenraces werden opgeschort, hertenparken gesloten en zelfs postbodes mochten de boerderijen niet meer in. Met die maatregelen hoopte de Britse overheid de veehouderij voor een fatale catastrofe te behoeden. Maandag 19 februari werden in een slachthuis in Essex 28 varkens aangetroffen die door mond- en klauwzeer waren besmet, en 48 uur later sloten alle Europese landen hun grenzen voor Brits vee. Colin Breed, landbouwspecialist van de Liberal Democrats, had het over een hammerblow voor de boeren. Ook Noël Devisch, topman van de Belgische boerenbond én voorzitter van Copa, de Europese overlegstructuur van grote landbouworganisaties, moet in zijn Leuvense kantoor bij de zoveelste onheilstijding even op adem komen. ‘Voor het imago van de landbouw is het een ramp. Bij elke crisis of elk schandaal, zelfs als we er zoals in de dioxineramp niets aan kunnen doen, verliezen we aan invloed. Wat er ook gebeurt, de landbouwers zijn de kop van Jut.’

Die uitspraak moet gerelativeerd worden. Een paar uur later hadden Devisch en zijn boze boeren met een paar goed gemikte wegblokkades Vlaams landbouwminister Vera Dua (Agalev) op de knieën. Om de druk van de ketel te halen, besliste ze dan maar om zelf een deel van de kosten van de Vlaamse BSE-factuur voor te schieten. Daarmee hebben de Vlaamse veeteelthouders een kleine veldslag, maar allerminst de oorlog gewonnen. Vorige maandag was het in de Europese wijk in Brussel opnieuw prijs. Honderden Waalse boeren belegerden het Justus Lipsiusgebouw om er tegen de BSE-aanpak van Europa te protesteren. In het raadsgebouw onderzochten de Europese ministers van Landbouw het nieuwste plan van landbouwcommissaris Franz Fischler om de crisis onder controle te houden.

Fischler, die de jongste weken bakken kritiek over zich kreeg, probeert met een zevenpuntenprogramma eindelijk de chaos te bezweren. De BSE-crisis is al een paar weken een Europese staatszaak omdat ze de bodem uit het Europese budget kan slaan, wat ongetwijfeld tot een verscheurend debat over de finaliteiten van het landbouwbeleid zou leiden. Daarbovenop komt nu de Britse epidemie van mond- en klauwzeer, die de totale vernietiging van de Britse veestapel tot gevolg kan hebben en zowel de Britse boeren als het Europees landbouwbudget dreigt te ruïneren. De Europese Unie komt dan in een conflictsituatie zonder voorgaande terecht.

Op de top van Berlijn, in maart 1999, werd de frontale botsing op het nippertje vermeden. Omdat de onervaren Duitse kanselier Gerhard Schröder zich door de Franse president Jacques Chirac liet afblaffen, tastte Duitsland nog eens diep in de portefeuille. Schröder is nu geleerd en maakt van de naleving van de financiële afspraken van Berlijn, Agenda 2000, een halszaak. Alleen een massale opstand van de Europese boerenstand kan Schröder op andere gedachten brengen.

HET GROTE TABOE

Met groeiende verbijstering kijkt professor Franklin Dehousse, de Cassandra van de Belgische europolitiek, naar het kunst- en vliegwerk van de hoge Europese kringen. ‘Nu reeds zitten we met onoverzichtelijke problemen en als de BSE-crisis nog een beetje aansleept, zijn de afspraken van Berlijn onhoudbaar. Overigens hebben de vijftien regeringsleiders in Berlijn niet gedaan wat ze hoorden te doen, namelijk het gemeenschappelijk landbouwbeleid grondig hervormen. Het compromis dat toen uit de bus kwam, springt in ieder geval als de uitbreiding er komt.’

Dehousse weet waarover hij praat. Hij zat in het team dat het verdrag van Amsterdam onderhandelde, schrijft vertrouwelijke rapporten voor het departement Buitenlandse Zaken en publiceerde in 1999, na de top van Berlijn, een even grondig als ontluisterend dossier over het Europees landbouwbeleid. Daarin bepleit Dehousse, nochtans van socialistischen huize en een Europese radicaal, meer vrije markt en meer nationale beslissingsmacht. ‘Het is toch bizar’, zo rondde hij in 1999 – Kompetenzabgrenzung was toen nog geen modieus begrip – zijn dossier af, ‘dat uitgerekend in de landbouw die nochtans de meeste middelen van de Unie opslokt, er nauwelijks over subsidiariteit wordt gesproken.’ Anno 2001 maakt Dehousse zich weinig illusies dat er nu vlug een doortastend optreden komt. ‘Als het Europese landbouwsysteem al een constante heeft, is het zijn onvermogen om te hervormen.’

Niemand die zich van die waarheid scherper bewust werd dan de uitvinder van het Europese landbouwbeleid zelf, de Nederlander Sicco Mansholt. Toen hij in 1969 zijn Memorandum ter Hervorming van het Landbouwbeleid publiceerde, kreeg hij van Denemarken tot Griekenland de hele boerenstand over zich heen. Mansholt wees er toen op dat het beleid dat hij tussen 1958 en 1962 bedacht, een gigantische overproductie tot gevolg zou hebben. Er moest dus worden afgeremd. Zo hadden de boeren en hun organisaties het niet begrepen en in maart 1971 hielden ze een mars op Brussel, waarbij onwaarschijnlijk veel amok werd gemaakt. Om de lieve vrede moest Mansholt zowat al zijn hervormingsplannen inslikken. Het protectionistische systeem met interventieprijzen en exportsubsidies dat Mansholt onmiddellijk na de oorlog in Nederland uittestte en vervolgens in Europa invoerde, bleef onverkort behouden.

Het duurde tot 1988 voor een eerste (schuchtere) poging werd ondernomen om de kwalijkste gevolgen – overproductie, milieuhinder, budgettaire ontsporing en groeiend ongenoegen bij de internationale handelspartners – van het systeem te veranderen. Pas in 1992, onder de Ierse landbouwcommissaris Ray MacSharry, werd er aan de doelstellingen van het Europese landbouwbeleid gesleuteld. Voor het eerst kreeg de beheersing van de productie voorrang op de groei. Daarom moesten de garantieprijzen van de meeste producten aanzienlijk dalen, kregen de boeren als compensatie directe inkomenssteun en moest een deel van de grond braak worden gelegd.

In 1999, in Berlijn, werd die lijn doorgetrokken, maar opnieuw werden de voorstellen van de Europese Commissie door de regeringsleiders aanzienlijk afgezwakt. Ondanks alle toenmalige euforie over e-commerce slaagde de landbouwlobby er opnieuw in om zich veruit de grootste hap uit het Europese budget toe te eigenen. Ook Jean-Luc Dehaene (CVP) die in de aanloop naar Berlijn een paar keer met toenmalig landbouwminister Karel Pinxten (CVP), en dus met de Boerenbond, botste, kwam in de Duitse hoofdstad tot het besef dat de landbouw in de Europese Unie nog steeds een heilige koe en een groot taboe is.

DE MACHINIST VAN EUROPA

Het wordt tijd om de geschiedenis van de Europese integratie te herschrijven. De verheven stelling dat het de vaders van Europa vooral om de vrede tussen Frankrijk en Duitsland te doen was, is maar een deel van de waarheid. Ook het kritisch verhaal dat de grootindustrie de drijvende kracht achter de Europese integratie was, is hooguit een halve waarheid. Om de ‘echte waarheid’ van een politiek project te achterhalen, kun je je beter op de droge cijfers van een budget dan op de geschiedenisboeken of de politieke speeches van de hoofdrolspelers verlaten. Als de landbouw al meer dan veertig jaar veruit het grootste deel van de Europese begroting opslokt – bij momenten was het meer dan 70 procent -, is het overduidelijk waar het de lidstaten en de vaders van Europa echt om te doen was. Het betekent ook dat Mansholt zeer ten onrechte niet in het lijstje van die Europese vaders werd opgenomen. Hij is de echte architect van een landbouwbeleid dat ondanks alle voedselcrisissen, milieuravages en het uitrangeren van miljoenen kleine boeren grotendeels overeind gebleven is. Jean Monnet zette de Europese trein op de rails, Mansholt was de machinist die over de vracht en de bestemming besliste.

Voor de linkerzijde en de vrijzinnigheid was de boerenstand altijd een enigma. Niet zelden werd het boerenvolk als een reservaat beschouwd waar de politieke reactie zich kon schuilhouden en nieuwe krachten kon opdoen. Karl Marx wist geen antwoord op de Agrarfrage, zodat Karl Kautsky aan het schrijven ging. Ook Lenin moest alle theoretische schema’s in de vuilnisbak gooien om de sovjetrevolutie van brood te voorzien. Mansholt, nochtans ook socialist en ongelovig, maar wel van boerenkomaf, slaagde waar zovele anderen faalden. In minder dan tien jaar maakte hij Europa voor zijn voedselvoorziening self-supporting, maar vlugger dan wie ook besefte Mansholt dat in het onwaarschijnlijke succes de ontsporing kiemde. De mestoverschotten, de wijnplassen, de wanhoop van de landbouwers uit de derde wereld hebben veel, zo niet alles met het beleid van de jonge Mansholt te maken. In minder dan vijftien jaar werd het mooie kind dat hij op de wereld zette een monster.

DE PROFETIE VAN HAPPART

In de Leuvense Minderbroederstraat, op het hoofdkwartier van de Boerenbond, staat Mansholt nog altijd op een troon. Voor topman Devisch blijft hij een geniale vent. ‘Wat een moed, wat een visie. Ze zouden zijn systeem in de derde wereld moeten toepassen.’ Zoveel mag duidelijk zijn, het slecht geweten waar Mansholt op het einde van zijn leven mee worstelde, is aan de leiding van de Boerenbond niet besteed. Het systeem bewees zijn degelijkheid en hoort ten gronde niet te veranderen. ‘We hebben nu de instrumenten om de productie te verminderen en zijn bijgevolg van die gigantische overschotten verlost.’ Voor Devisch is het een absoluut dogma dat vooral de consument van het Europese landbouwbeleid profiteerde. ‘In 1960 besteedden we nog de helft van ons budget aan voeding, vandaag is het nog amper 14 procent.’

Het axioma waar Mansholt mee werkte, namelijk dat de landbouw de ruggengraat van elke samenleving vormt, blijft voor de Boerenbond een onwrikbaar dogma. Gegeven die absolute waarheid zijn de kreten over de te hoge Europese landbouwuitgaven aan Devisch en de zijnen niet besteed. ‘Als we alle overheidsbestedingen van de vijftien lidstaten bij het Europees budget tellen, gaat slechts 2 procent naar de landbouw. Dat is niets te veel.’ De volgende stap laat zich raden. De uitbreiding is geen reden om aan die povere 2 procent te knabbelen, wel integendeel. ‘Indien de uitbreiding een politieke noodzaak is, moeten we daar de prijs voor betalen en moet er meer geld naar het Europese budget gaan, zodat er voldoende middelen voor de landbouw overblijven.’

Ondanks de regenboogcoalitie beschikt Devisch in de politiek nog steeds over efficiënte hefbomen. Onder meer in Parijs waar hij als Copa-voorzitter geregeld bij president Chirac over de vloer komt. ‘Je houdt het niet voor mogelijk hoe goed hij het dossier kent. Zelfs de kleinste technische details beheerst hij. We zitten volledig op dezelfde lijn.’ Ook in Namen vindt Devisch een gewillig oor. Waals landbouwminister José Happart, nochtans socialist en ongelovig, ligt de voorzitter van de Boerenbond aanzienlijk beter dan de Vlaamse groene minister Vera Dua. Op zijn kabinet, aan de voet van de Naamse citadel, neemt Happart, in keurig pak met das, akte van het oordeel van de Boerenbond. Het verrast hem niets. ‘Dua is doctrinair, ik ken het terrein.’

Dat laatste klopt. Happart was ooit fruitkweker en was jarenlang een van de meest actieve leden van de landbouwcommissie van het Europees parlement. Zoals Devisch en Chirac goochelt hij met cijfers, quota’s, prijzen en tarieven die bewijzen dat de boer geen enkele schuld treft. ‘De landbouwer voerde slechts uit wat Europa besliste. Als het fout liep, is het omdat Europa de dingen verkeerd beoordeelde of omdat het de fraudeurs vrij spel liet. Hoewel zij de dioxine- en de BSE-crisis veroorzaakten, worden ze door het gerecht nauwelijks verontrust.’

Happart wil niet weten van een inkrimping van het Europese landbouwbudget. ‘Als Europa zijn landbouw niet kapot wil laten gaan – alleen de Amerikanen zouden daar beter van worden -, zal het zijn portefeuille moeten openen. Het is absoluut noodzakelijk dat de landbouw opnieuw krijgt wat haar toekomt, namelijk 60 procent van het Europese budget.’ En over de vraag hoe hij dat voor elkaar hoopt te krijgen, hoeft Happart niet lang na te denken. ‘Gelooft u nu echt dat de boeren zich zomaar naar de slachtbank zullen laten leiden? Nog dit jaar zullen ze in Brussel hun lesje krijgen en leren dat je niet onbeperkt met landbouwers kunt sollen.’

Met dank aan Europees parlementslid Bart Staes (VU-ID21)

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content