Bijbelse allusies domineren ook Martin Scorsese’s maffia-epos over Las Vegas.

DE OPENINGSSCENE van ?Casino” kan tellen. Gekleed in een frambozenrood jasje dat de ogen uitsteekt, komt casinomanager Sam ?Ace” Rothstein ( Robert De Niro) de deur van een parking uit. Hij gaat achter het stuur zitten van zijn zilverkleurige slee, draait de contactsleutel om, de auto explodeert. Op de verheven tonen van Bachs Mattheuspassie wordt De Niro tegen een zee van vuur in de lucht geslingerd. Hij tuimelt naar beneden, zijn spectaculaire val vloeit over in de generiek van grootmeester Saul Bass, die in een gebalde grafische stijl de duizelingwekkende glitter en glans vat van de neonstad in het zand.

Scorsese opent dus zijn drie uur durende kroniek van de onderwereld in Las Vegas met een scène die meteen vertelt dat zijn held gedoemd is. Niet meteen een gangbare manier van doen voor een superproductie gefinancierd door een grote studio ( Universal). Voor Scorsese is dit echter niet zo verwonderlijk. De regisseur van ?Taxi Driver” en ?Raging Bull” heeft altijd al alles wat Hollywood hem te bieden had een reuze budget, dure sterren, schier onbegrensde middelen, wereldwijde distributie, aanzien, macht gebruikt zonder zich daarom aan de regels van het spel te houden. Hij heeft integendeel altijd het systeem naar zijn hand gezet, de Hollywooderfenis naar eigen goeddunken en in zijn persoonlijke visie en stijl verwerkt.

Scorsese doet in de introductie van zijn even uitputtend als briljant epos over het gokparadijs in Nevada nog veel meer dan de val van zijn protagonist verklappen. Hij legt meteen al zijn kaarten op tafel.

Terwijl De Niro naar zijn fatale bomauto stapt, zegt hij : ?When you love someone, you’ve got to trust them you’ve got to give them the key to everything that’s yours.” Het terugkerend motief van het vertrouwen is één van de grondthema’s die voor de onderbouw van de film zorgen. Tijdens de daaropvolgende flashback-montage vat Scorsese in enkele zinnen en beelden het drama samen tussen de drie hoofdpersonen, voor wie bestaande onderwereldfiguren model stonden.

Sam ?Ace” Rothstein is de geobsedeerde, hypergedisciplineerde gokker en bookmaker die in de jaren zeventig naar Vegas wordt gehaald om er voor de georganiseerde misdaad een casino te runnen. Hij geeft hen waar voor hun geld, en onder zijn strenge supervisie doet de ?Tangiers” gouden zaken. De problemen beginnen als zijn jeugdvriend, Nicky Santoro ( Joe Pesci), in de stad arriveert. Die opvliegende, psychotische boef brengt door zijn brutale methodes het wankele evenwicht in gevaar van operaties die op de rand van de illegaliteit balanceren. Rothsteins zorgvuldig opgebouwde imperium brokkelt verder af door de vrouw die plots in zijn leven verschijnt, de inhalige prostituee Ginger ( Sharon Stone) die louter voor de poen met hem is getrouwd.

LITTLE ITALY.

De drie protagonisten proberen elk op hun manier de spelregels van Vegas naar hun hand te zetten, maar werken elkaar door hun menselijke tekorten (een combinatie van hebzucht, begeerte, machtshonger en afgunst) de vernieling in.

Een vuilbekkende Pesci brengt de meest energieke vertolking als de onuitstaanbare Nicky die geregeld het geweld laat losbarsten. De Niro, Scorsese’s acteur bij uitstek, is schitterend als de super afstandelijke protagonist het lijkt wel alsof hij ook zijn eigen leven alleen maar observeert. Als een ongenaakbare god waakt deze control-freak over elke dollar die in zijn industrieel speelhol wordt verspild. Zijn droom van een normaal gezinsleven bespoedigt zijn ondergang. De verrassing is echter Stone die diep in het gekweld gevoelsleven van haar taaie, autodestructieve personage graaft en de neerwaartse spiraal van drank, cocaïne, overspel en bedrog met een elektrische geladenheid vertolkt.

Vooral in het eerste deel verkent Scorsese in flamboyante pseudo-documentaire stijl het reilen en zeilen in Las Vegas. Het zijn verbluffende montagesequenties, waarin hij de technieken waarmee hij al jaren experimenteert op een weergaloze manier met elkaar combineert : intens subjectieve camerabewegingen die ons meevoeren door de schreeuwlelijke nepdecors en de geldverslindende labyrinten van de gokstad ; voice over commentaren van de twee antagonisten die ons door de zeer complexe vertelling loodsen ; het briljante gebruik van jump cuts, slow motion, freeze frame ; close-ups van reusachtig uitvergrote objecten en visuele symbolen (het in de lucht gooien van de dobbelstenen, de geldtrafiek).

De montages hebben een sterk muzikaal ritme, versterkt door een soundtrack volgestouwd met wel zestig pop-, rock- en jazzdeuntjes. Alleen al Scorsese’s uitgekookte keuze van de begeleidende songs (nu eens synchroon met de toon van de scène dan weer in compleet contrapunt) is een aparte studie waard. Het meest vermetel is zijn gebruik van bestaande filmmuziek, zoals Georges Delerue’s thema van ?Le Mépris” de mooiste en droevigste filmmelodie die ooit werd geschreven dat de huwelijkscrisis ondersteunt.

Scorsese’s biotoop is New York, met name de straten van Little Italy die hij kent als zijn binnenzak en die hij in zijn doorbraakfilm ?Mean Streets” tot mythische proporties opkrikte. In ?Casino” verlegt hij zijn aandacht naar de kunstmatige stad in de woestijn, waarvan hij het fata morgana-achtig bedrog op het breedbeeld borstelt. Hij bombardeert ons met details en informatie over gokken, intriges in de coulissen, het feit dat iedereen iedereen wantrouwt en bespiedt. Hij toont hoe de zondige gokmetropool in de jaren zeventig een gelegaliseerde versie was van de afzetterij van de misdaadsyndicaten, hoe de casino’s door de grote entertainmentbedrijven in een soort pretparken werden getransformeerd, Disneyland in de woestijn.

WEERZINWEKKEND.

Een onlangs door het Filmarchief georganiseerd Martin Scorsese weekend (met vertoning van enkele van zijn sleutelfilms, uittreksels uit eigen films en uit werken die hem hebben beïnvloed), maakte duidelijk hoe intens persoonlijk en consequent zijn werk wel is. En dit al vanaf die eerste kortfilm uit 1971, ?It’s Not Just You Murray”, die achteraf beschouwd een catalogus blijkt te zijn van vele thema’s, motieven en stijlfiguren die in allerlei variaties zijn werk zijn blijven beheersen.

Het is verbazend te moeten vaststellen hoe vaak zijn films naar elkaar verwijzen, zelfs al lijken ze op het eerste gezicht nog zo uiteenlopend. Ofschoon Scorsese meestal vastgepind wordt op zijn Newyorkse misdaadkronieken, heeft hij ook vaak andere genres verkend zonder daar ooit zijn persoonlijkheid aan op te offeren. Ongeacht of het nu gaat om een vrouwenfilm (?Alice Doesn’t Live Here Anymore”), een kostuumfilm (?The Age of Innocence”) en zelfs een remake (?Cape Fear”) of een sequel (?The Color of Money”). Altijd kneedt en transformeert hij het materiaal tot een film die onmiskenbaar alleen door hem kon worden gemaakt.

Het meest evident is dit in een ouderwetse studiofilm als ?New York, New York”. Opgevat als een hommage aan de big band musicals van het Hollywood van weleer, groeide dit wispelturig project uit tot een uitermate pijnlijke bespiegeling op zijn eigen huwelijkscrisis.

Ook ?Casino” bevat een taaie, compromisloze ontleding van de desintegratie van een onmogelijk huwelijk. Je zit bij het huwelijksaanzoek van De Niro aan Stone een vrouw die zegt dat ze hem niet bemint onwillekeurig te denken aan de kordate manier waarop dezelfde De Niro bijna twintig jaar eerder in ?New York, New York” Liza Minnelli het huis uitsleept om tijdens een winterse nacht halsoverkop in het huwelijksbootje te stappen, een unie die om andere redenen (niet te verzoenen temperamenten en tegenstrijdige artistieke ambities) tot mislukken is gedoemd.

Dé film waar ?Casino” het meest doet aan denken is ?Goodfellas” : zelfde scenarist Nicholas Pileggi, zelfde vriendenduo vertolkt door dezelfde acteurs (De Niro en Pesci), zelfde waaier van expressionistische ingrepen maar hier dan wel op grotere schaal.

Voor wie een broertje dood heeft aan Scorsese’s passie voor duistere maffiosi, blijft ?Casino” allicht langer plakken dan wenselijk is. Hij weet inderdaad vaak van geen ophouden. Hij doet als regisseur wat Joe Pesci als boef doet : ook als zijn onfortuinlijke slachtoffers de boodschap al lang hebben begrepen, blijft hij maar schoppen, zijn balpen in hun keel rammen of hun schedel in een bankschroef verbrijzelen. Meer dan in welke film ook neemt Scorsese hier voortdurend risico’s. Dit zowel in het etaleren van zijn vrij weerzinwekkende personages, als puur dramatisch : hoe hij het bijvoorbeeld aandurft om een scène tot aan de grens van het breekpunt te duwen.

LAATSTE AVONDMAAL.

Maar zijn lef levert resultaten op. Het milieu wordt op een ongelofelijk waarachtige manier getekend, we voelen ons echt ondergedompeld in de levensstijl van de personages en de gedragscodes van de microkosmos in kwestie. Hoezeer je het ook niet eens zou willen zijn met zijn donkere visie op de mens, aan het eind moet je hem gelijk geven. De overdrijvingen, herhalingen en nadrukkelijkheid worden door zijn virtuositeit niet als opdringerig ervaren, maar culmineren in briljante filmkunst waarnaar je met verstomming zit te kijken. Scorsese’s paradoxale cinema werd altijd voortgestuwd door energieke contradicties. Daardoor dreigen zijn films voortdurend uit elkaar te spatten, al zorgt zijn kunstenaarschap er precies voor dat zelfs de meest extreme of verrassende tegenstellingen met elkaar verzoend blijven.

Een van die tegenstellingen in ?Casino” is andermaal het contrast tussen het laaghartige materialisme en de bijbelse dimensie die over het verhaal hangt. Zelfs al is de verlossingsthematiek minder nadrukkelijk aanwezig dan in ?Taxi Driver” en ?Raging Bull” (twee films die niet toevallig werden geschreven door Paul Schrader) dan nog kruipt het bloed waar het niet gaan kan en blijft Scorsese worstelen met zijn religieuze katers. Het is al meteen raak vanaf de geciteerde Mattheuspassie bij De Niro’s afdaling in de hel. Er is voorts het terugkerend tableau van de bejaarde misdaadbazen in Kansas City, geënsceneerd als een Laatste Avondmaal fresco op zwart fluwelen achtergrond, of het casino als een tempel voor de aanbidding van de dollar.

Uiteindelijk is het hele Las Vegas fenomeen voor Scorsese niets anders dan een groteske versie van de verzoeking in de woestijn uit zijn omstreden revisionistische evangelie-verfilming ?The Last Temptation of Christ”.

Patrick Duynslaegher

Robert De Niro in Casino : een ongenaakbare god die zijn eigen leven observeert.

Sharon Stone : een elektrisch geladen vertolking.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content