Ann Peuteman

Hij wou enkel schaken, tot ter dood. De chaos in zijn hoofd besliste er anders over: uitgespuwd door zijn land en de schaakwereld vraagt Bobby Fischer politiek asiel aan in Japan.

‘Hij was de perfecte uitdager, maar een rampzalige kampioen’, schrijft de wereldberoemde schaker Garry Kasparov in een vrije tribune in The Wall Street Journal. Hij is zo langzamerhand de enige die nog wakker ligt van wat er met zijn collega Bobby Fischer gebeurt, want de wereld is ‘de beste schaker aller tijden’ vergeten. Sinds hij meer dan dertig jaar geleden wereldkampioen werd, heeft Fischer dan ook bijna geen wedstrijd meer gespeeld en door zijn vlagen van waanzin en paranoia heeft hij zich volledig geïsoleerd.

Robert James Fischer was amper twee jaar oud toen zijn joodse moeder haar huwelijk met een Duitse immigrant in 1945 voor bekeken hield en met hem en zijn oudere zus Joan van Chicago naar New York trok. Terwijl ze studeerde en als verpleegster werkte, verveelden haar kinderen zich vaak in hun kleine flat in Brooklyn. Tot ze een plastic schaaksetje cadeau kregen. Ze zochten de spelregels op in de bijgeleverde handleiding en konden na een paar maanden al behoorlijk schaken. Bobby ging er helemaal in op en begon al snel wedstrijden te spelen. In het begin was hij niet uitzonderlijk goed, maar tegen zijn dertiende won de schriele puber in blue jeans toernooi na toernooi. ‘We moeten die jongen dringend in het oog gaan houden’, merkte de regerende wereldkampioen Mikhail Botvinnik op. En terecht: een jaar later werd Fischer Amerikaans kampioen. Hij schaakte van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en pauzeerde alleen om schaakboeken te lezen. Met school stopte hij, veel presteerde hij daar toch niet. In de ogen van het publiek was hij een wonderkind, maar in gezelschap kon hij amper meepraten. Gesprekken die niet over schaak gingen, kon de self-made kampioen niet volgen. Op recepties of tijdens etentjes haalde hij dan maar een zakschaaksetje boven om een partijtje tegen zichzelf te spelen.

Hoe meer wedstrijden Fischer won, hoe vreemder hij zich ging gedragen. Hij stelde de meest idiote eisen voor hij aan een toernooi wou deelnemen, oreerde over Russische complotten en stuurde geregeld zijn kat omdat hij het prijzengeld te laag vond. Niet dat hij er huizen, auto’s of dure horloges mee kocht: het kon hem niet schelen hoeveel hij bezat. Kamermeisjes vonden na zijn vertrek soms vlot een paar duizend dollar in zijn hotelkamer. Toch kon het prijzengeld voor Fischer nooit hoog genoeg zijn: hoe meer ze hem betaalden, hoe belangrijker ze hem vonden. Erkenning, dát wou hij, want hij vond het vreselijk dat hij geen diploma’s had.

De schaakwereld deed zijn grilligheid aanvankelijk als excentriek af, want hij entertainde het publiek keer op keer met zijn glasheldere schaakstijl. Al speelde hij allerminst om te behagen, maar wel om te winnen. Of beter: om zijn tegenstander te vernederen. ‘Ik hou van het moment waarop ik het ego van een man breek’, herhaalde hij geregeld.

De KGB in zijn tanden

In 1962 beweerde Fischer in Sports Illustrated dat hij niet meer wou spelen zolang de Russen de internationale schaakcompetitie manipuleerden. Hoewel de Sovjets dat afdeden als rancune omdat hij verloren had tegen een van hun spelers, zijn er wel degelijk aanwijzingen dat zij destijds onderling afspraken maakten. Hoe het ook zij, Fischer speelde de volgende jaren geen grote wedstrijden. Zijn bankrekening droogde op, en hij zwierf van de ene vriend via een opvangcentrum naar een andere kennis. Zijn verhuis naar Californië in 1968 veranderde niets aan zijn geestesgesteldheid. Integendeel, hij dweilde er parkeerterreinen af met racistische pamfletten, las antisemitische klassiekers als Mein Kampf en verzamelde nazi-memorabilia. Maar zelfs met een Hitler-poster boven zijn bed bleef hij zich minstens veertien uur per dag in schaakstrategieën verdiepen.

Begin jaren zeventig maakte hij zijn comeback. En hoe: met twintig overwinningen op rij vestigde hij een absoluut record. Hij was weer een schaker om rekening mee te houden. Dat zou de Russische wereldkampioen Boris Spassky in 1972 ondervinden. Sinds de Tweede Wereldoorlog hadden de Russen een patent op de wereldtitel, en in volle Koude Oorlog was de regering-Nixon er erg op gebrand om die naar de VS te halen. De Amerikanen waren in de ban van de op stapel staande tweekamp in Reykjavik, en schaken werd zowaar populair in de VS. Alleen had Fischer er op de valreep geen zin meer in. Omdat er te weinig geld mee te verdienen viel, omdat de Sovjets zijn vliegtuig zouden neerhalen, omdat hij het simpelweg niet zag zitten. President Richard Nixon gaf zijn minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, de opdracht om de recalcitrante Fischer met zachte dwang te overhalen. Kissingers versie luidt: ‘ In short, I told him to get his butt over to Iceland.’Maar volgens de entourage van Fischer weigerde die de telefoon op te nemen toen de minister hem belde.

Toen hij uiteindelijk toch ging, bedacht hij zich ter plaatse weer omdat zijn favoriete tv-serie, The Jack Lalanne Show, in IJsland niet werd uitgezonden. Ook nadat de wedstrijd was begonnen, legde hij de boel nog verschillende keren stil. Het publiek zat te dicht bij, de camera’s maakten te veel lawaai, het bord glimde te veel en de Russen zouden ultrasone geluidsgolven uitzenden om hem uit zijn concentratie te halen. Door al dat gehassebas verloor hij de eerste partij en gaf hij forfait voor de tweede. Maar toen begon hij te schaken, en won met flair.

In de VS werd hij ingehaald als de redder des vaderlands. Zelf zat Fischer te mokken, want hij werd niet uitgenodigd op het Witte Huis en hij had het gevoel dat iedereen van hem wou profiteren. Hij trok zich uit de openbaarheid terug. Korte tijd bekende hij zich tot de sekte Church of God, waar hij zich populair maakte met gigantische donaties. Schaken deed hij alleen nog tegen zichzelf. In 1975 werd hem zelfs zijn wereldtitel afgenomen omdat hij die weigerde te verdedigen tegen Anatoly Karpov. Maar Fischer had andere zorgen: hij liet de vullingen uit zijn tanden halen, omdat de Russen daar wel eens microchips in zouden kunnen verbergen.

Ondertussen verhuurde hij ‘zijn gezelschap’: 2500 euro voor een telefoongesprek van een uur en het dubbele voor een ontmoeting in levenden lijve. Het was ook vooral geldgebrek dat hem er in 1992 toe aanzette om de wedstrijd tegen Spassky na twintig jaar in Montenegro over te doen. Het kon hem niet schelen dat de Amerikaanse overheid hem formeel had verboden om in het geboycotte Joegoslavië te spelen. Zes weken later had hij de wedstrijd gewonnen, was hij een slordige vier miljoen euro rijker en vaardigden de VS een arrestatiebevel tegen hem uit. Razend was hij over zoveel onrecht: ‘Er is een samenzwering tegen mij aan de gang van joden, ook geheime joden zoals Bill Clinton en George H.W. Bush, en CIA-ratten die voor de joden werken.’

Hij bleef een tijd in Montenegro, leefde bij vrienden in Boedapest, en vestigde zich uiteindelijk in Japan. En passant adviseerde hij het een of andere schaaktalent, ontwikkelde hij zijn eigen schaakvariant Fischer Random Chess, vroeg hij onder meer een patent aan op een nieuw soort schaakklok en kreeg hij een dochter met een liefje uit Manila. De chaos in zijn hoofd is er niet minder op geworden, en hij grijpt elke kans om zijn theorieën over echte en ingebeelde vijanden wereldkundig te maken. Hij heeft zelfs zendtijd gekregen op een Filipijns radiostation, waar hij meezingt met zijn lievelingsplaten en tussendoor tegen joodse complotten fulmineert. Zijn opvallendste optreden dateert van 11 september 2001. Amper een paar uur nadat de Twin Towers waren ingestort, zei Fischer op Bombo Radio Manila: ‘Dit is fantastisch nieuws! Mijn felicitaties aan de daders! Fuck the USA. Ik wil de Verenigde Staten helemaal kapot zien gaan.’

Zo verbazend is het dus niet dat hij niet langer Amerikaans staatsburger wil zijn en onlangs asiel aanvroeg in Japan. Al is dat veeleer paniekvoetbal dan een principiële kwestie: hij is bang om aan de VS te worden uitgeleverd nu hij op de luchthaven van Tokio werd opgepakt. Zijn Amerikaanse paspoort is ingetrokken, en niemand zit nog op de vroegere schaakkoning te wachten. Servië en Montenegro wil hem geen asiel verlenen, Japan lijkt daar ook niet toe geneigd en de VS hebben meer dan genoeg van hem. Dat hij tijdens een verzoeningsgesprek naar president George W. Bush verwees als the borderline retard heeft naar verluidt ook niet geholpen.

Ann Peuteman

Fischer speelde niet om te behagen, wel om te winnen, om zijn tegenstander te vernederen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content