De Bullingdon Club van Oxford: waar David Cameron, Boris Johnson en andere uitverkorenen van Groot-Brittannië school liepen

De Bullingdon Club in 1987 Met DAVID CAMERON (staand, 2e v.l.) en BORIS JOHNSON (zittend, 1e v.r.)

Er zijn geen vaste regels voor het lidmaatschap. Maar het helpt als je dad een kasteel, een klein krantenimperium of een diamantmijn bezit. De Bullingdon Club van Oxford is de plek waar de mannelijke aankomende elite van het Verenigd Koninkrijk samenkomt. Ook premier David Cameron was er lid van, al wordt hij daar niet graag aan herinnerd. ‘Je werd ervoor beloond als je je ongeremd bezoop en zo veel mogelijk schade aanrichtte.’

Wie de elite van Engeland wil begrijpen, moet terug naar het verleden, naar de zomer van 1987. Een bende jongemannen hotst over de straten van Oxford. Geen van hen is ouder dan vierentwintig jaar. Ze keren van een van hun diners terug. Ze dragen nachtblauwe rokjassen met messingknopen en crèmekleurige, zijden revers. Vlinderdasjes om de hals. De champagne geeft hen vleugels, ze zijn uitgelaten, overmoedig. Een van hen oppert het idee om een medestudent op te zoeken. Kort daarna vliegt een bloempot door het venster van een restaurant. Het glas rinkelt, een politiewagen remt. Decennia later zal het land nog spreken over die nacht.

Uit de groep vluchten er vier in de nabijgelegen Botanische Tuin en gaan achter een heg plat op de grond liggen. Daar liggen ze dan, twee minuten, vijf minuten. Dat vertelt iemand die erbij was. Ze willen niet gevat worden. Vier kerels in het gras, in hun rokjassen op hun buik. Ze zijn er nog eens met de schrik af gekomen. Deze episode vertelt alles over de dunne laag uitverkorenen die ooit het land zullen regeren. Ze zijn leden van de Bullingdon Club van Oxford, waarin de aankomende elite samenkomt. Ze weten dat ze de top zullen bereiken. Een van de vier in het gras heet Boris Johnson, later burgemeester van Londen. Een tweede is David Cameron, nu huisheer van nummer 10 Downing Street. De twee anderen zijn zonen van de Londense geldadel waartoe ze intussen zelf behoren.

Cameron zal later loochenen dat hij in die zomer van 1987 van de partij was, hoewel twee van zijn toenmalige vrienden getuigen dat hij erbij was. Van zijn kant zal Johnson er ten onrechte mee opscheppen dat hij een paar uur in de gevangenis heeft doorgebracht. De waarheid over de Bullingdon Club ligt vermoedelijk ergens in het midden, tussen overdrijving en loochening. Nog maar zelden namen zo veel voormalige leden maatschappelijke sleutelposities in als nu. De vereniging werd een trefpunt van het mannelijke establishment, waarvan de leden zich installeerden op de hoogste etages van financiële huizen, ministeries, kanselarijen, dagbladuitgeverijen. Ook George Osborne, de minister van Financiën, was van de partij.

De Bullingdon en andere dinnerclubs zijn kiemcellen van de macht in het koninkrijk. Niet omdat het lidmaatschap de leden invloed verleent, maar omdat die toegang krijgen tot de laag gelijkgezinden die later leidende rollen innemen. In de clubs vind je bondgenoten voor het leven. Dat is al eeuwigheden zo.

Als er een stabiele, sedert eeuwen onveranderlijke kern van de Britse samenleving bestaat, dan is het wel die bovenlaag. In tegenstelling tot de continentale elite bleef de leidende kliek op het eiland ruim gespaard van revoluties en opstanden. Al generaties frequenteren de machtigen de internaten van Eton, Winchester en Harrow, en dan de universiteiten van Oxford en Cambridge. Op het eiland wordt deze vorm van patronage nog altijd traditie genoemd.

Niet iedereen wordt er graag aan herinnerd dat het in die studententijd nogal woest toeging. David Cameron was niet alleen lid van de Bullingdon Club, maar ook van de Piers Gaveston Society, een jongere studentenclub die bekendstaat voor zijn excessen. Op zo’n Gaveston Party was het ook – dat staat althans in een nieuwe biografie over de premier – dat student Cameron bij het doopritueel zijn geslachtsdeel in de muil van een dood varken stopte. De affaire spookte als Pig-gate door de media. Het hele land lachte met de premier. Cameron zwijgt daar nog altijd over. Zijn perswoordvoerster wil het boek niet met een officieel statement becommentariëren.

Vreemd is niet het gerucht op zich, maar het feit dat de meeste Britten denken dat het wel eens zou kunnen kloppen. Op het eiland kijkt niemand meer op van de uitspattingen en affaires van de machtigen van Westminister, een plek die al lang een smerige en verdorven reputatie heeft. Afgelopen zomer publiceerde de Sun foto’s van baron Sewel, een lid van het Hogerhuis, die halfnaakt gefilmd werd tijdens een partijtje cocaïnesnuiven met prostituees.

Er bestaat een direct verband tussen de excessen van de oude mannen en het studentenleven in Oxford. In de Bullingdon Club was het traditie om prostituees voor het gemeenschappelijke ontbijt uit te nodigen. Uitspattingen behoren tot de carrière. Het zijn geen uitzonderingen, maar ze zitten in het DNA van de Britse elite.

Cricketvereniging

De Bullingdon is geld en mythe, decadentie en waanzin, een van de laatste toevluchten van de upper class. Geen Labourpoliticus verzuimt de kans om af te geven op het Old Boys Network om te tonen hoe de tory’s werkelijk zijn. Ook de roddelbladen zijn verzot op zulke verhalen.

De club werd omstreeks 1780 gesticht en in 1795 voor het eerst als een cricketvereniging schriftelijk vermeld. Je komt erin als het je gevraagd wordt. Er zijn geen vaste regels voor het lidmaatschap. Maar het helpt als je dad een kasteel, een klein krantenimperium of een diamantmijn bezit. Het aantal leden schommelt tussen tien en een paar dozijn. Zonen van baronnen behoren ertoe, spruiten van lords en gouverneurs, de latere Deense koning Frederik IX maakte er deel van uit, de vader van Winston Churchill en de kroonprins van Jodhpur. In 1928 hield Evelyn Waugh zich in Decline and Fall bezig met de club. Verleden jaar kwam in Groot-Brittannië de film The Riot Club in de bioscopen waarin de Bullingdon als een vergaarbak van arrogante, rijke geweldplegers wordt gepresenteerd.

Een clublokaal bestaat niet. Onze vragen aan de leden blijven onbeantwoord. Je moet met de ‘voormaligen’ spreken om een sluier van de mythe op te lichten. Na enkele mails en telefoontjes verschijnt een heer met grijze haardos in een café in het Londense district St. James. Laten we hem Julian noemen. Goed geschoren, een perfect zittend pak. Eton-leerling en oud-student van Oxford, helemaal thuis in het netwerk van politieke relaties in de stad. Hij spreekt de premier met de voornaam aan. Julian staat samen met Cameron en Boris Johnson op een foto die de Bullingdon Club van de lichting 1987 laat zien.

Op de foto zie je tien jongemannen in rokjas, lichte vesten en vlinderdas. Ze staan op een stenen trap op een binnenplaats van Christ Church, een van de meest gerenommeerde van de achtendertig colleges die tot de universiteit van Oxford behoren. De opname is in zwart-wit, niemand lacht, wat de uitdrukking van aristocratische superioriteit op de gezichten nog versterkt. Cameron staat erbij als in brons gegoten. Er ontbreekt alleen nog een paard om hem in de pose van de perfecte veldheer te stileren.

Het is natuurlijk niet prettig om als premier altijd aan de vermogende vrienden te worden herinnerd terwijl je zelf helaas op de uitkeringen moet bezuinigingen. Maar de Britse pers kan zeer kleingeestig zijn. Wat denkt iemand die op deze foto vereeuwigd werd daar bijna dertig jaar later over?

‘Om godswil, leg dat weg’, zegt Julian en kijkt alsof hij als Russisch spion is ontmaskerd. Die foto was ironisch bedoeld, zegt hij, de arrogante pose geënsceneerd. Net voor de fotograaf op de ontspanner drukte, zou Jonathan Ford, de toenmalige voorzitter van de club, de instructie hebben gegeven: ‘Oké vrienden, niet glimlachen. Dit is de Bullingdon!’ Volgens Julian moeten we die opname in de neoromantische traditie van de late jaren tachtig zien en begrijpen.

Je kunt een half leven spenderen om weg te lopen voor vragen over de club, zoals Cameron en veel andere clubleden doen. Een andere Bullingdon-man, clublichting 1986, vertelt nu dat hij wenste dat hij nooit was toegetreden. Destijds was hij het eerste lid in twintig jaar dat niet uit een privéschool kwam. Hij vertelt dat in de club een atmosfeer van onverholen leidersambitie heerste. ‘Iedereen die jong is, begaat stommiteiten’, zegt de man. ‘Maar de Bullingdon was anders. Je werd ertoe aangemoedigd en je werd ervoor beloond als je je ongeremd bezoop en zo veel mogelijk schade aanrichtte.’

Tudor Room

Altijd weer stuit je op berichten over nachten die slecht afliepen. De mannen van Bullingdon sloegen pubs aan diggelen, gingen elkaar te lijf en zopen tot ze in coma vielen. De schade werd gewoonlijk cash vereffend. In 1977 stierven vier mensen nadat Bullingdon-lid Bartholomew S., blijkbaar sterk onder de invloed van alcohol, met zijn Maserati een auto had geramd. Hij kwam er met een geldboete en een rijverbod af.

Intussen zijn ze voorzichtiger geworden. De huidige Bullingdon-leden zijn bekommerd om hun carrière. Gemeenschappelijke ontmoetingen organiseren ze in de grootste geheimhouding in de buurt van Oxford.

Voor een van die diners hadden ze in de lente van dit jaar afgesproken in de Manor in het graafschap Oxfordshire. Een busje bracht ze ernaartoe, vijftien jongemannen in rokjas en met vlinderdas. Onder hen bevond zich Vere Harmsworth, zoon van de Daily Mail-eigenaar, en George Farmer, wiens vader lid is van het House of Lords en penningmeester van de Conservatieve Partij. Tom Gibbs was erbij, kleinzoon van de derde baron Wraxall, en ook Ali Daggash, die graag rondstrooit dat zijn oom de rijkste man van Afrika is.

De Manor is een landhotel uit de zestiende eeuw, met zwembad en tennisbaan. Die avond had de Bullingdon Club de Tudor Room gereserveerd, met zware eiken plankenvloer en een mahonietafel in het midden. Kelners serveerden rode en witte wijn, ook champagne, zowat vijftig flessen.

Het duurde niet lang of de eerste glazen werden verbrijzeld. Iemand bloedde uit een snijwonde in de kaak, een andere lag voor dood op de grond. Het tafelkleed was bezaaid met vlekken, misschien alleen van de rode wijn. Na afloop veegde het personeel de scherven in een vuilnisbak.

‘Die gedroegen zich hier als de Royal Family’, vertelt John, een van de kelners. ‘De helft dommelde in, terwijl de andere helft het vaatwerk aan diggelen sloeg.’ Een bende bezopen vlegels waren het, meer niet. Ach, en als je het precies wilt weten: ‘Geen drugs behalve alcohol.’

Exces ontstaat bij Bullingdon uit verveling. Vroeger, toen Boris en David erbij waren, ging het in de club nog harder toe. De inwijdingsritus bestond uit het kapotslaan van de studentenkamer waarin de kandidaat woonde. De leden stormden er naar binnen, besmeurden de muren, verscheurden foto’s, reten matrassen kapot. Radoslaw Sikorski, een Oxford-studiegenoot van Boris Johnson in de jaren tachtig en later de Poolse minister van Defensie en Buitenlandse Zaken, liet het ritueel ook over zich heen gaan. Op het einde schudde Johnson hem de hand en zei: ‘Gefeliciteerd, man. Je bent geselecteerd.’

Stripteasedanseressen

Voor een nieuweling was de destructie een goed teken. Hij werd interessant genoeg bevonden om in de binnenste kring te worden opgenomen. Mark Baring was lid van de Bullingdon Club, een spruit van een bankiersclan en het tweede kind van baron Ashburton, die op zijn beurt aan het hoofd stond van het olieconcern BP. Het landhuis van Baring staat in Hampshire, op twee uur rijden ten zuidwesten van Londen. De heer des huizes opent de deur. Hij draagt de gemakkelijke ribfluwelen broek waarin je als Engelse aristocraat als het ware geboren wordt. Hij was enkele jaren in de banksector actief. Vandaag houdt hij zich onledig met het beheer van het grondbezit van zijn familie in Hampshire. Daartoe behoren uitgestrekte landerijen, een wijngaard en een classicistisch operagebouw.

Baring is een van de weinigen die vrijmoedig over de club praten. De diners waren ‘riotous’, tumultueus, vertelt hij in zijn keuken. Op de foto van de lichting 1980 is Baring samen met de huidige minister van Defensie Philip Dunne en de producent van de Bridget Jones-komedies Jonathan Cavendish te zien. Dat was geen ongebruikelijke manier om zijn avonden in Oxford door te brengen, zegt hij. ‘Soms engageerden we stripteasedanseressen.’ Hij heeft er niets op aan te merken. Vermoedelijk, zegt hij, vind je gelijksoortige verenigingen toch ook ‘aan de andere kant van de sociale kloof’.

In het tweede clubjaar kocht Barings Bullingdon-makker Jonathan Cavendish een twee-onder-een-kapwoning met vijf slaapkamers ten zuiden van de universiteit. Baring en Dunne namen er hun intrek, samen met meerdere vrouwelijke studenten en een kameleon die met sprinkhanen gevoederd werd. De bindingen die ze destijds aangingen, houden tot vandaag stand. Barings latere vrouw Miranda was een ex-vriendin van Dunne. In Barings herinnering was het een vrolijke, zorgeloze tijd.

Zijn zoon sloft in de keuken. ‘Wil je in het weekend mee op jacht?’ vraagt Baring. Eigenlijk is er weinig veranderd sedert de dagen in Oxford. De vrienden, de soupers, het zwelgen in gewichtigheid en geschiedenis. Het leven vervaagt in een eindeloze reeks diners met de jongens. Later zegt Mark Baring dat hij niet kan uitleggen wat er zo bijzonder was aan de Bullingdon Club. Mogelijk is de club alleen maar buitengewoon voor wie er niet toe behoort, voor wie aan de andere kant van de kloof staat. Hij verlaat de keuken en komt met een ingelijst portret van zijn lichting terug. De namen onder de foto dekt hij af met een stuk karton.

Trap naar het paradijs

Enkele weken later vieren de studenten van Christ Church het naderende einde van hun tijd in Oxford. We bezichtigen er een milieu. Er zijn geen leden van de Bullingdon Club present, maar wel veel van hun vrienden en studiegenoten. De meesten zien er als hun eigen ouders uit. Je hebt er de historicus, de bankier. In Oxford passen ze in hun rollen alsof het maatpakken zijn.

Tussen twee sigaretten door vertelt een studente dat ze bij Goldman Sachs gaat werken. ‘Dat is toch een rationele beslissing, of niet soms?’ Je leert hier al vroeg dat je champagnefluitjes bij de steel moet vasthouden, niet bij de kelk.

Als je het slim aanpakt, is Oxford de trap naar het paradijs. De weg naar de Londense City, naar Westminster of nog verder, naar Singapore of Wall Street. De studentenclubs en Societies bieden geen waarborg voor een werkplaats, maar ze zijn onontbeerlijk als je hogerop wilt komen. De netwerken helpen bij het inpalmen van stageplaatsen en de eerste jobs. Ergens heeft een vader altijd wel een plaatsje in zijn bank.

Nu en dan zijn er mensen die falen en vallen. Darius Guppy uit Boris Johnsons lichting bijvoorbeeld, die als bedrieger in de gevangenis belandde. Ambitie en grootheidswaan liggen dicht bij elkaar, zeker in de Bullingdon Club. Op de Facebookprofielen van de jongste lichting echter is op alle party- en vakantiefoto’s een vergenoegde, onbekommerde toplaag te zien. In de gezichten zie je geen spoor van vrees of zorgen om de toekomst. Alleen van voorbeschikking en macht.

De discotheek The Bridge in Oxford is een plek waar ze elkaar nu en dan ontmoeten. Je moet de trappen opklimmen tot in een ruimte waarin alleen maar diegenen komen die een gouden ketting om de pols dragen. De leeuwentroon staat achteraan links, afgezet met een koord.

‘Waarom is onze tafel bezet?’ Dat vraagt Ali, de jongen met de rijke oom. Het komt tot een dispuut, tot iemand zegt: ‘We zijn de Bullingdon, man.’ Na luttele minuten is de plaats geruimd.

DOOR CHRISTOPH SCHEUERMANN, CHRISTINA HOFSTATTER EN NICK MUTCH

De mannen van Bullingdon sloegen pubs aan diggelen, gingen elkaar te lijf en zopen tot ze in coma vielen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content