Er bestaat geen eenvoudige oplossing voor de problemen waarmee de vergrijzing ons confronteert.

Europa werd lang door de Verenigde Staten als de oude wereld beschouwd. Die koosnaam kan nu in een nieuwe betekenis worden gebruikt. Europa vergrijst veel sneller dan de nieuwe wereld. De oude wereld staat voor een ontzagwekkende demografische uitdaging. De uitbreiding van de Europese Unie van 15 tot 25 landen verhoogt het aantal inwoners tot 455 miljoen. Dat is een stuk meer de 295 miljoen inwoners van de Verenigde Staten. Tegen 2050 zullen de VS hun achterstand wel bijna ingehaald hebben. Als de voorspellingen kloppen, zijn er dan 420 miljoen Amerikanen, tegenover 430 miljoen Europeanen.

De voornaamste reden voor dat verschil in toename is dat Europese vrouwen minder kinderen krijgen. In de jaren ’70 zakte de babyboom in zowel de Verenigde Staten als Europa ineen. Het aantal kinderen daalde tot minder dan twee per vrouw. De Amerikaanse geboortecijfers konden zich sindsdien echter herstellen tot net boven de twee kinderen, terwijl de nataliteit in de Europese Unie vandaag nauwelijks 1,5 bereikt. In Duitsland, Spanje en Italië bedraagt ze nog maar 1,3.

Een bevolking vergrijst wanneer mensen langer leven en minder kinderen krijgen. In de meeste ontwikkelde landen, behalve in Rusland, stijgt de levensverwachting met ongeveer dezelfde snelheid. De verklaring voor het feit dat de Europese bevolking veel sneller ouder wordt dan de Amerikaanse moet dus bij het lage geboortecijfer liggen. In Duitsland stijgt de gemiddelde leeftijd van 40 jaar in 2000 naar 47 in 2050. In Italië is die leeftijd in 2025 50 jaar. Daartegenover stijgt de gemiddelde leeftijd in de VS slechts van 35 jaar in 2000 naar 40 jaar in 2040.

De snelle vergrijzing zal Europa economisch gezien veel pijn doen. Om te beginnen neemt het aantal arbeidskrachten af. In Italië bijvoorbeeld daalt de beroepsbevolking tussen 2005 en 2035 met 20 procent en tegen 2050 nog eens met 15 procent. Tenzij de werkgelegenheidscijfers en de productiviteit dat kunnen compenseren, zal de daling van het aantal werkende mensen de economische groei afremmen. Volgens schattingen in de World Economic Outlook van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) impliceren de negatieve demografische veranderingen dat de Europese groei in 2050 een half procentpunt lager zal zijn dan nu. En terwijl steeds minder mensen werken, neemt de groep die zij moeten ondersteunen, toe. In Italië zal de bevolking boven de 65 tussen 2005 en 2050 met 44 procent toenemen. Combineer dat met een daling van 30 procent van de beroepsbevolking, en je krijgt een spectaculaire stijging in de dependency ratio (het ‘afhankelijkheidscijfer’), van 32 procent in 2005 tot 67 procent in 2050.

De omhoogschietende ‘afhankelijkheidscijfers’ vormen een grondige test voor de Europese begrotingen. Zowel de pensioenen als de gezondheidszorg krijgen te maken met een toename van de uitgaven. Volgens de Europese Commissie leidt een negatieve demografische evolutie bij de oude EU-leden tegen 2040 tot een uitgavenstijging met vijf tot acht procentpunt van het bruto binnenlands product. De meeste Europese landen gaan nu al gebukt onder te zware belastingen, en regeringen die de belastingen willen verhogen, botsen op weerstand.

Misschien is de Europese demografische uitdaging zelfs nog groter dan de meeste ramingen laten blijken. Onze leeftijd overtreft immers alle demografische voorspellingen. Doorbraken in de medische wereld zouden de levensverwachting wel eens boven het verwachte niveau kunnen brengen.

Een economisch antwoord

Wat kunnen we doen? We kunnen de demografie ombuigen door de immigratie van jonge arbeiders aan te moedigen. Maar de schaal waarop dat zou moeten gebeuren om de vergrijzing tegen te gaan, is veel te groot om politiek realistisch te zijn. Volgens schattingen van de Verenigde Naties zou Duitsland bijvoorbeeld tussen 2000 en 2050 jaarlijks gemiddeld 3,6 miljoen immigranten moeten verwelkomen.

In een alternatieve strategie wordt getracht de geboortecijfers te verhogen. De afgelopen paar jaar zijn die een klein beetje gestegen in Italië en Spanje. Recente pogingen om het krijgen van kinderen aan te moedigen door financiële steun aan ouders te verhogen, lijken vrij goed te werken in Frankrijk en Estland. Blijft de vraag of die benadering ook op lange termijn succes zou hebben. Vaak ligt het effect ervan vooral in het moment waarop vrouwen beslissen om zwanger te worden, namelijk vroeger dan anders. Het aantal kinderen dat ze krijgen, blijft gelijk.

De geboortecijfers zijn momenteel bijzonder laag in Zuid-Europa, waar relatief weinig vrouwen werken, en een stuk hoger in Scandinavië, waar veel vrouwen werken. Het lijkt er dus op dat de Scandinavische landen manieren hebben gevonden, die het de moeders eenvoudiger maken om werk en gezin te combineren, zoals een goed uitgebouwde kinderopvang. Maar dergelijke maatregelen gaan uit van een kinderwens, van gemiddeld twee kinderen, die anders beknot zou worden. Recent onderzoek in Duitsland wijst echter uit dat de norm van twee kinderen veel vrouwen helemaal niet zo bevalt.

Dat alles doet vermoeden dat de vergrijzing, een demografisch probleem, toch eerder om een economische dan om een demografische oplossing vraagt. Een snellere groei van de productiviteit kan helpen, maar het zou dom zijn van de vergrijzende landen om daarop te rekenen. Een toename van de output per werknemer hangt immers samen met innovatie, op haar beurt verbonden met de factor jeugd. Volgens Sylvester Schieber, directeur van de afdeling onderzoek bij de verzekeringsmaatschappij Watson Wyatt, is de zin tot ondernemen sterker onder een jonge bevolking.

Er blijven twee mogelijke economische oplossingen over. De eerste bestaat eruit een groter deel van de bevolking te laten werken. Op de top in Lissabon in 2000 werd voor 2010 een algemene werkzaamheidsgraad van 70 procent beoogd. Voor de groep tussen de 55 en 64 jaar oud moet 50 procent aan de slag zijn. Vorig jaar stegen beide cijfers respectievelijk tot 65 en 42 procent. Ter vergelijking: in de VS bedraagt de algemene werkzaamheidsgraad reeds 71 procent en van de 55- tot 64-jarigen is 60 procent aan het werk. Een stijging van de werkzaamheidsgraad is niet alleen wenselijk als antwoord op de vergrijzing, maar ook in het kader van de concurrentie.

Een tweede remedie houdt een vermeerdering in van de beroepsactieve groep door een optrekking van de pensioenleeftijd. Aangezien Europeanen geneigd zijn met pensioen te gaan voor ze daar de leeftijd toe bereikt hebben – in Duitsland bijvoorbeeld op zestig jaar in plaats van op vijfenzestig – is er nog ruimte. Maar een verhoging van de pensioenleeftijd is gigantisch impopulair. Duitse politici waren er vorig jaar als de kippen bij om een aanbeveling van een commissie te veroordelen, die luidde dat 67 jaar de beste leeftijd is om met pensioen te gaan.

De economische oplossingen zijn zwaar, maar essentieel. Er is nog veel werk aan de winkel om de arbeidsmarkt en de pensioenregelingen in Europa zo te hervormen dat de negatieve effecten van de vergrijzing bestreden kunnen worden.

©The Economist

De vergrijzing vraagt

eerder om een economische dan om een demografische oplossing.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content