Het Stabat Mater van Giovanni Batista Pergolesi behoort tot wat ze in het Ketnetachtige tv-programma Bach mag het “zakdoekmoment” zouden noemen: gevoelige, droevige muziek. Dat is overigens helemaal geen specialiteit van klassieke muziek: in de blues, chansons, folkmusic en noem maar op zijn talrijke titels het minstens evenveel, zelfs nog meer. Maar goed, dat Stabat Mater van Pergolesi is inderdaad treurig, toch diverse delen eruit, vooral het eerste met die wrange dissonanten en O quam tristis en Eia Mater. In populariteitstermen uitgedrukt is deze compositie een topper.

Toen een dozijn jaar geleden de film Amadeus uitkwam, raakte vlak erop niet alleen Mozarts Requiem maar ook dit Stabat Mater – dat er ook in voorkomt – in de platenwinkels in een wip uitverkocht. De mensen koesteren nu eenmaal treurigheid. Bovendien kunnen in dit dramatisch genre componisten hun grootste vracht muzikale emoties kwijt. Bij de genialen zoals Mozart en Pergolesi is dat enorm: hun creaties raken iedereen. Vandaar.

Als kerkelijke tekst is het Stabat Mater een sequentia, één van de vijf (zoals ook het Dies irae en Victimae paschali) die er van de zowat duizend sequentiae zijn overgebleven. De teksten staan in de eenvoudige versvoet lang-kort, lang-kort. In de gregoriaanse melodie wordt er maar één noot, soms twee en zelden drie per lettergreep gezongen. Gemakkelijk om te onthouden en te zingen: dat onderstreept het volkse karakter. Zo is de inhoud ook: het verhaal van het Stabat Mater komt uit het evangelie en gaat over Maria die bij haar zoon staat die aan het kruis te sterven hangt. Met “geloven” heeft het niet veel te maken; het is een tijdloos gegeven, want moeders die hun kinderen zien afmaken, zijn er altijd. Denk maar aan Kosovo.

Pergolesi schreef het Stabat Mater in 1736 vlak voor hij stierf (hij werd maar 26 jaar). Het moest dat van Scarlatti vervangen, dat de mensen moe gehoord waren. Het had dadelijk succes, en dat is zo gebleven. Al bestaan er ontzettend veel opnamen van, toch is er onlangs weer een uitgekomen bij Decca met mijn lievelingssopraan Barbara Bonney, de countertenor Andreas Scholl en Les Talens Lyriques onder leiding van Christophe Rousset. Er staan ook twee Salve Regina’s bij, ook erg mooi maar niet met dezelfde emotionele impact als het Stabat Mater. Blikvanger op deze cd is de countertenor Andreas Scholl, die overal waar hij komt de hemel wordt ingeprezen. Terecht. Ook hier demonstreert hij stijlgetrouwheid en een perfecte techniek, gebaseerd op een welhaast volmaakte ontwikkeling van borst- en falsetregister. Een fijne opname.

Pergolesi, “Stabat Mater”, “Salve Regina in f en a”. Decca 466 134-2

Fons de Haas

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content