Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

‘Lost Past 2002-1914’ in Ieper trekt een memoriaal van de Grote Oorlog open tot een gevoelige beeldende meditatie, pendelend tussen nu en toen.

‘Als ik op mijn paard door Ieper trek, kan ik de stad overzien’, liet een Britse officier na afloop van de Grote Oorlog weten. Luchtfoto’s van Hiroshima in augustus 1945 en van Ieper in november 1918 lijken merkwaardig goed op elkaar. Amper iets is erop te zien wat nog rechtop staat. In de Zuid-West-Vlaamse provinciestad was daar vier jaar oorlog aan voorafgegaan. In de Japanse stad verliep alles in enkele seconden, de tijd voor een atoombom om in te slaan. De heropbouw verschilde drastisch. In Hiroshima werd een stad met een totaal nieuw uitzicht gebouwd. Ieper bezweek voor de verleiding om steen voor steen de oude gebouwen en straten weer op te bouwen zoals ze er vóór de wereldbrand hadden uitgezien. Wie, zonder historisch besef, voor het eerst in Ieper komt, kan zich in net zo’n gotisch en neogotisch sprookje wanen als in Brugge, waar nooit één obus of schrapnel is terechtgekomen.

Slechts de helft van het aantal Ieperlingen is na de Eerste Wereldoorlog naar de stad teruggekeerd. Er waren plannen om van de ruïnes van het belfort en de lakenhallen een gedenkpark te maken, en daarnaast een modernistische stad op te bouwen. Vooral de Britten, die in de verdediging van de stad de zwaarste tol hadden betaald, zagen heil in een site die haar littekens zou blijven tonen. Maar terwijl de discussie nog liep, waren de inwoners al bezig met de wederopbouw, als duplicaat van het ongerepte verleden. Tot vandaag vinden sommigen Ieper om die reden een beetje fake. Maar dat het ook een teken zou zijn dat de Ieperlingen nooit meer aan de zwartste bladzijden uit hun geschiedenis zouden willen worden herinnerd, is niet waar. Onder de Menenpoort, een witte kolos met de namen van 54.896 vermiste soldaten van het Britse Gemenebest, blazen elke avond vijf klaroeners van de stedelijke brandweer een Last Post. Dat doen ze al sinds 1928, weer of geen weer. Soberder, indrukwekkender, beklijvender kan geen teken van gedachtenis zijn. Is het ook niet veel overtuigender dan al die bombastische beelden en monumenten waarmee gesneuvelden zowat overal elders herdacht, maar in feite vergeten worden – behalve één of twee keer per jaar, als ze plichtmatig onder kransen worden bedolven?

In de schijnbaar dertiende-eeuwse lakenhallen met het belfort werkt de interactieve herinneringsmachine van het museum In Flanders’ Fields veeleer overdonderend. Het is niet de bedoeling om misplaatste vergelijkingen te maken, maar het bombardement door alle mogelijke media tegelijk, verplaatst een mens – alle goede educatieve bedoelingen ten spijt – een beetje in de situatie van een oorlog als spektakel. Ooit gekozen als alternatief voor een dorre etalage van objecten en verklarende plaatjes, schiet het wellicht evenzeer zijn doel voorbij. Dat doel is: informatie, emotie en reflectie, zo geconcentreerd en sereen mogelijk.

REFLECTIE EN EMOTIE

Zevenhonderd jaar na de Vlaamse zege in de beemden bij Kortrijk, lag het voor de hand dat zuidelijk West-Vlaanderen niet met de handen in de zakken aan 2002 voorbij zou gaan. De vijftien gemeenten die zich voor de gelegenheid hebben verenigd in Anno ’02, hadden met een middeleeuws riddertoernooi en een gereconstrueerde veldslag een groots, historiserend en ietwat hol succes kunnen nastreven. Ze verkozen dat niet te doen, en spreidden hun geld en energie liever over een vijftigtal culturele evenementen van zeer diverse aard. Van de vier geplande tentoonstellingen slaagt de eerste alvast in een zeer ambitieus opzet: actuele tekens van reflectie en emotie aanbrengen die het verleden spiegelend omarmen en laten kristalliseren tot een visie op de toekomst.

Als plek bij uitstek waar het memoreren aan tijd en tijden met geëngageerde ernst gebeurt, verkoos Ieper Anno ’02 opnieuw de confrontatie met de haar na aan het hart liggende jaren 1914-1918, veeleer dan met het verre en vaak romantisch verkleurde gebeuren op de Groeningekouter. Het in curator Moritz Küng gestelde vertrouwen heeft geleid tot een project dat een steriel memoriaal van de Grote Oorlog opentrekt tot een gevoelige, beeldende meditatie, pendelend tussen nu en toen: Lost Past 2002-1914/Memorial signs for the present. Vijftien internationale kunstenaars leveren een bijdrage op historisch betekenisvolle locaties in de stad. Een aantal onder hen koos voor bestaand werk dat past bij de context, anderen hebben een nieuwe productie gemaakt.

De twee kunstenaars die zich direct in het strijdgewoel van het museum In Flanders Fields werpen, kennen niet evenveel geluk met hun nochtans trefzeker gekozen correctie op de multimediapletwals. De Britse Dora Garcia dwingt elke dag om twaalf uur One Minute Silence af. De computer die alle beeld- en klanksystemen in het museum stuurt, wordt dan stilgezet, en gedurende één minuut is de ingetogenheid van het moment van gebalde herinnering even intens als ’s avonds aan de Menenpoort, tijdens het blazen van de Last Post. (We brachten de minuut door in de meest spectaculaire ruimte, met overhoeks geprojecteerde beelden uit de loopgraven, transparante vloeren met knekels onder, rookontwikkeling, hels lawaai, bewogen dialogen. Om 12 uur bevroor het beeld op een gevallen soldaat in de modder, terwijl één rood licht aanfloepte.)

Die ene minuut stilte is – tenzij aan het euvel inmiddels verholpen is – ook het enige moment waarin het werk van Ann Veronica Janssens echt kan worden gezien. Achter een wit scherm in een houten box opent zich een ijl blauwige ruimte, als de leegte voor de eerste dag. Tenminste, dit effect behoort L’Espace Infini te hebben, indien rondom niet een batterij spots een verblindend wit licht zou uitsturen.

Rineke Dijkstra nam het zekere voor het onzekere, en trok zich terug in een van de vochtige kazematten – een soort bunkers, deel uitmakend van de vestinggordel rond de stad, die tijdens WO I de zwaarste beschietingen doorstonden. De videoprojectie (dvd) die de internationaal om haar portretfotografie gelauwerde Nederlandse kunstenares daar toont, gaat recht naar de kern van de zaak. Aan enkele Britse scholieren, afstammelingen van soldaten die in West-Vlaanderen hun leven lieten, vroeg ze om voor te lezen uit de brieven die kameraden van de gesneuvelden naar de families stuurden om ze op de hoogte te brengen. De jongeren, frontaal in half-nabijopname gefilmd, leggen een groot naturel en veel respect aan de dag bij hun lectuur. Uit de bewaarde Letters & Diaries spreekt een ouderwetse voorkomendheid, schroom en zin voor beschrijvende details. Dat is des te opmerkelijker in het besef dat de briefschrijvers jongens waren die uitgeput in de modder lagen, obussen en schrapnels om hun oren voelden suizen en elk moment voor hun leven moesten vrezen.

NAAR VEILIGER OORDEN

De behoefte van Ieper na 1918 om de tijd terug te draaien en alles in zijn staat voorafgaand aan de catastrofe te herstellen, wordt door een aantal kunstenaars aangegrepen om te graven naar het verlangen naar reproductie en reconstructie. De Britse Lara Almarcegui pikte het gegeven letterlijk op. Het Kruitmagazijn, in 1817 onder koning Willem I gebouwd, en zwaar beschadigd tijdens WO I, trof haar waarschijnlijk omdat het eruitziet als een ongerept historisch gebouw dat gisteren kon zijn opgetrokken. Geschiedenis als een jasje dat je aantrekt om er chic uit te zien (de stad gebruikt de ruimte voor recepties), niet als een gelaagde getuigenis van wat er werkelijk heeft plaatsgevonden. Om die vervalsing zichtbaar te maken, liet Almarcegui op de esplanade voor het Kruitmagazijn bakstenen, hout, cement, leien, zand en blauwsteen aanrukken, precies zo veel als vereist om nóg een Kruitmagazijn neer te zetten. Niet dat dit laatste nodig zal zijn, want de 75.000 kilo buskruit die er ooit opgeslagen lag, is al lang naar veiliger oorden overgebracht.

Wat gebeurt er wanneer iemand, op het persoonlijke vlak dan, het verleden als een verlies ( lost past) ervaart en daarvoor gedachtenistekens in het heden ( memorial signs for the present) aanbrengt? De Israëlische Yael Saggev nam haar zelfportretten van vijftien jaar geleden ter hand en fotografeerde zich opnieuw op exact dezelfde manier, in dezelfde uitdossingen en poses. De foto’s hing ze twee aan twee, een oude naast een nieuwe, aan de wand. Het element van vervalsing dat hier optreedt, zit in de onhoudbaarheid van het verlangen om zichzelf te conserveren zoals men is, en gaat gepaard met de ontmaskering van de tijd als moordenaar. Moordenaar van het kind dat men was, maar ook van de jonge vrouw die men geworden is, omdat men zich niet aan het heden aanpast. Almerisa, de kleine Bosnische asielzoekster, door Rineke Dijkstra om de twee jaar gefotografeerd sinds haar vertrek uit haar vaderland, vertelt dan weer hoe razendsnel men een kind in de toekomst kan katapulteren. Van bedeesd wezentje in volkseigen klederdracht tot licht uitdagend jongmens in sweater en sportpantalon.

Yael Saggevs verontrustende diptieken konden niet beter hangen dan in het Merghelynckmuseum. Je zou zweren dat dit herenhuis, in 1774 gebouwd voor de schatbewaarder van keizerin Maria Theresia, aan de oorlogsverwoesting ontsnapt is. Zo knap is het gereconstrueerd, zo authentiek ook zijn de stijlmeubelen, het porselein, de schilderijen en het zilverwerk die voor een deel uit de brand konden worden gesleept. In de traphal wijzen dan toch tekens op een verloren verleden: een kartonnen doosje met uit de puinen opgeraapte porseleinscherven, een door Britse soldaten zwaar beduimelde stafkaart van Ieper anno 1916, een facsimile van de originele partituur van de Last Post.

Op de binnenplaats van het museum weerklinkt dan om het halfuur een eigentijdse versie (13′) van deze compositie voor blazers, door de Amerikaan Becky Allen. Zijn versie is, hoewel ingetogen genoeg om de idee van dodensaluut geen geweld aan te doen, grilliger en beduidend minder militair dan het origineel. Er zitten speelse en jankerige passages in, en er komen echte kraaien in voor. Allen betuigt een gepaste ernst tegenover het zwaar beladen verleden, maar lijkt het op te tillen tot lichte levenstekens. Die indruk maakt ook Jan Kempenaers’ grote kleurenfoto van Sarajevo. Genomen vanop een verhevenheid in de stad, laat hij een kerkhof met witte kruisjes zien, vlak naast een voetbalveld met tweeëntwintig bedrijvige spelers. Is het leven dan onverwoestbaar? Begon en eindigde de 20e eeuw daar in Sarajevo niet met een verwoestende oorlog?

Er zijn kunstenaars die het verschijnen en verdwijnen in de tijd even vasthouden en meteen weer loslaten. De bezoeker van het Stedelijk Museum staat in een achterkamertje oog in oog met de interactieve videoprojectie van David Claerbout, waarin sporadisch een man uit de donkere schaduw van een overwelfde poort glipt als uit het niets, en onmiddellijk achter de hoek verdwijnt. Als het de persoon is naar wie we hebben gezocht, zullen we hem nooit terugvinden. En dat geldt ook voor de man die in Allen Ruppersbergs kijkdoos voor altijd in een ondergrondse voetgangerstunnel verdwijnt.

Zo schuiven de ‘ memorial signs for the present‘ een na een voorbij, kleine gaten vertonend die mettertijd alleen maar groter worden. Dat moet de diepere zin van Gregor Schneiders waanzinnige gerommel in zijn huis in Rheydt zijn. In het duister bouwen, nabouwen, gaten slaan. Das letzte Loch in Rheydt heeft hij gefotografeerd, alsook de exacte reconstructie ervan in Milaan. Dat is een dood punt.

Het krachtigste levensteken komt van Cerith Wyn Evans, die in het park langs de vestingen en het water, een ginkgo biloba geplant heeft. De ouden wisten al dat thee van de ginkgo het geheugen machtig activeert. En hij geeft zich niet makkelijk. Het was de enige boom die de atoomboom op Hiroshima heeft overleefd.

Jan Braet

De briefschrijvers waren jongens die uitgeput in de modder lagen.

Sporadisch glipt een man uit de schaduw als uit het niets.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content