Hubert van Humbeeck

Het was bij ons zo rond Kerstmis een fait divers in het nieuws: Californië sukkelt met een tekort aan elektriciteit. Het overkomt de rijke regio aan de Westkust van de Verenigde Staten dat hele stadswijken of gebieden het voor enkele uren zonder stroom moeten stellen. Want het ongemak duurt ondertussen voort, er is blijkbaar niet zo meteen een oplossing voor. Het probleem heeft een structureel karakter.

De ironie wil natuurlijk dat in Californië een aantal van de meest geavanceerde bedrijven ter wereld zijn gevestigd – onder andere in de beroemde Silicon Valley. Nu ja: sinds de verkiezingsellende in Florida weet de hele wereld dat Amerika op het vlak van de technologie niet altijd aan de top staat. De oscars zullen er zondagnacht niet minder om geschitterd hebben, maar het is vast geen pretje als in het hart van de miljoenenstad Los Angeles plotseling het licht uitvalt.

Het stroomtekort is, zo wil het verhaal, de schuld van een half mislukte, gedeeltelijke deregulering van de elektriciteitsmarkt. Een fout spel tussen groothandels- en kleinhandelsprijzen, concurrentie op het scherp van de snee, bracht de belangrijkste producenten van elektriciteit economisch in grote moeilijkheden. Ze kunnen hun leveranciers niet betalen, zodat die zich op hun beurt geen grondstoffen kunnen aanschaffen, en zo verder. De markt alleen laten zorgen voor levensnoodzakelijke voorzieningen in een samenleving houdt risico’s in. Het voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk is bekend, waar de privatisering van het spoorwegnet tot duurdere treinen leidde én de veiligheid van de reizigers in het gedrang bracht. Het lot van Sabena leert dezer dagen dat duurbetaalde managers daarom niet de beste beslissingen nemen.

Het stroomprobleem in Californië is een klein, maar sprekend voorbeeld van hoe het raderwerk van de welvaartsstaat al enkele maanden hapert. Het is voor leken niet geheel duidelijk hoe dat komt, maar het stemt onbehaaglijk. Het maakt de burger onzeker, het ondermijnt zijn vertrouwen in de toekomst. De beurs, bijvoorbeeld, werd vorig jaar al de wind uit de zeilen genomen. Er moest vanzelfsprekend vroeg of laat een einde komen aan de windhandel in zogenaamde technologie-aandelen, maar de negatieve atmosfeer keert zich ondertussen ook tegen andere bedrijven. De beursvloer is zijn gevoel voor redelijkheid kwijt. Hij moet weer leren dat er voor elke winst moet worden gewerkt.

Maar het verstand staat vooral stil bij de beelden, avond na avond in het journaal, van de runderen, schapen en varkens die weer zijn ‘opgeruimd’. In het eerste nummer van zijn dertigste jaargang bezingt het tijdschrift Septentrion – een uitgave van de Stichting Ons Erfdeel van hoofdredacteur Jozef Deleu – de Schelde. Het blad dat, zoals bekend, de cultuur uit Vlaanderen en Nederland in de Franstalige wereld bekend wil maken, vertelt het verhaal van de stroom die de Lage Landen verbindt. Van het noorden van Frankrijk tot Nederland is de Schelde een ader van leven, maar nu staat de tijd aan haar oevers stil. Grenzen waarvan niemand nog wist dat ze bestonden, worden gesloten. Op oude smokkelpaden worden containers neergepoot, om te vermijden dat ze weer in gebruik worden genomen door onverlaten die ongezien het land willen binnenglippen. De Boerenbond vraagt dat het leger wordt ingezet tegen de verwachte invasie van een, wellicht, ongrijpbaar virus. Het is overigens onwaarschijnlijk dat sommige boeren en veehandelaars met runderen en varkens door Europa willen blijven rijden, terwijl ze weten dat ze het risico lopen om hun hele sector de nek om te wringen.

De Nederlandse minister van Landbouw, Laurens-Jan Brinkhorst, drukte bij het uitbreken van het mond- en klauwzeer nog zijn leedwezen uit voor het lot dat zijn boeren trof. Op de Europese top in Stockholm was het drama precies een kwartier waard van de kostbare tijd van de vijftien staats- en regeringsleiders. Niet eens lang genoeg om de indruk te wekken dat ze zich betrokken voelen. Een perfecte demonstratie van onmacht om op een crisis van die omvang te reageren. Zo’n organisatie heeft, onvermijdelijk, geen hart.

Geldt dat ook voor Guy Verhofstadt? Terwijl de premier zich van de ene Oost-Europese hoofdstad naar de andere spoedt om zijn voorzitterschap van de Unie voor te bereiden, kraakt thuis de coalitie onder de interne spanningen. Hoewel de regering daar niet langer dan zes maanden geleden vast leek van uit te gaan, groeien de bomen niet tot in de hemel. Dat besef heeft alvast dit voordeel: iedereen staat weer met zijn twee voeten op de grond. Met permissie gezegd: de tijd van bellen blazen is voorbij.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content