Nadat vader Laurent-Désiré Kabila in 1997 Mobutu Sese Seko van de macht had verdreven, pleitte een progressieve krant ervoor dat België zich meteen achter deze bevrijder zou scharen en hem zou steunen om Congo opnieuw op te stoten in de vaart der volkeren. Een etmaal later al zat Kabila, als de gepatenteerde bendeleider die hij was, de Congolese buit te verdelen met zijn Zimbabwaanse en Rwandese handlangers.

Kabila, naderhand in onopgehelderde omstandigheden vermoord, was geen uitzondering. In heel zwart Afrika hebben potentaten zich de afgelopen decennia grote delen van het patrimonium van hun land toegeëigend en de reserves van hun nationale banken als hun persoonlijke girorekening gebruikt. Sinds het einde van de koloniale tijd werd naar schatting 200 miljard euro op illegale wijze weggesluisd naar buitenlandse, veelal Zwitserse geldkoffers.

Onder Mobutu nog kregen kopstukken van de Zaïrese oppositie zelfs een maandloon toegestopt door een Belgische hulporganisatie. Terwijl die opposanten geen andere ambitie hadden dan zo snel mogelijk aan de grote geldtrog te raken en alvast waren begonnen met een eigen diamantsmokkeltje.

Uiteraard is ook ons land niet vrij van corruptie. Maar het blijft hier binnen de perken, en als de schuldigen worden betrapt, eindigen die voor de rechter en wacht ze een passende straf. In Congo en andere Afrikaanse landen komen die criminelen nooit voor de rechter, en eindigen ze meestal, met de steun van hun buitenlandse beschermheren, in een vorstelijke villa aan het meer van Genève of de Middellandse Zee.

Beter nog: in Kinshasa wordt momenteel hard nagedacht over een mogelijke repatriëring van het stoffelijke overschot van opperkleptocraat Mobutu en een plechtige, zij het late staatsbegrafenis. In de omgeving van president Joseph Kabila wemelt het nu al van de ex-mobutisten.

Geen enkele samenleving kan overleven als de bestuurders van het land de kassen leegroven. Het Internationaal Muntfonds mag dan al een hoopgevend rapportje hebben gemaakt over Congo – een werkstuk bijgekleurd door oud-gouverneur Fons Verplaetse van onze nationale bank – het verandert niets aan de vaststelling dat dit land eigenlijk niet meer bestaat. Elk onderdeel van de staatsstructuur moet worden heropgebouwd, want er is zelfs geen rompstaat meer over. In Congo, waar niet één van de huidige machthebbers ooit werd verkozen, heeft de tante van Kabila bovendien meer macht dan gelijk welk regeringslid.

Sinds het einde van de Koude Oorlog heeft het Westen niet langer interesse voor Afrika, ook niet voor Congo. En als er al hulp wordt gestuurd, dan komt slechts een onooglijk deel daarvan bij de bevolking terecht.

Onlangs gaf VN-topman Jean-Marie Guéhenno, bevoegd voor de vredesmissies, in een opiniestuk haast nonchalant mee dat de voorbije tien jaar zes miljoen Afrikanen omkwamen door oorlogsgeweld. Toch kunnen de VN voor heel Afrika maar steunen op een niet eens 50.000 man sterke vredesmacht, verspreid over zeven landen.

De VN-specialisten hebben het intussen al berekend: ziekte, hongersnood en corruptie is alles wat de Afrikanen de komende eeuw te wachten staat.

Landen als Congo vertoeven in een andere tijdszone, schrijft Robert Cooper in Oorlog en Vrede in de 21ste eeuw (Meulenhoff). Die landen in ‘de boog van instabiliteit’ die zich uitstrekt van de Caraïben over Afrika en het Midden-Oosten tot Zuid-Azië en Noord-Korea, raken geïsoleerd en glijden af naar de tijd dat ze als terra incognita op de wereldkaart stonden.

Intussen maakt de Wetstraat zich druk over het diplomatieke protocolboek. Want mag een minister van Buitenlandse Zaken over een bende struikrovers, die zich aan de leiding van een land als Congo hebben genesteld, publiekelijk zeggen dat zij onbekwaam zijn? Dat is wat minister Karel De Gucht deed tijdens zijn recente rondreis door Afrika.

Diplomatiek is dergelijk taalgebruik niet oirbaar, vinden ze in de Wetstraat. Het contrasteert in elk geval met het vaak oeverloze getetter van zijn voorganger Louis Michel die nu eens met opgeheven vingertje op de Oostenrijkers afstapte omdat die een populistische partij in de regering hadden gestemd, om dan weer automatische wapens te leveren waarmee de Nepalese machthebbers op enthousiaste wijze hun prille democratie mochten verdedigen.

Het sterkste argument voor de directe methode van De Gucht is dat de zo geprezen diplomatieke aanpak van de afgelopen veertig jaar de Congolezen naar de afgrond heeft geleid.

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content