Het is de heiligste plaats van Jeruzalem, zowel voor moslims als voor Joden. Moslims mogen op de Tempelberg gaan bidden, de Joden niet: zij bidden aan de klaagmuur. De radicale rabbijn Yehuda Glick wil de Tempelberg nu ‘heroveren’ en stuit op fel verzet van de Palestijnen. Bij de parlementsverkiezingen op 17 maart is hij kandidaat voor Likoed.

De overgang van de aarde naar de hemel is een bleke rots uit kalksteen, twaalf maal vijftien meter groot, 90 miljoen jaar oud, zeggen geologen. Het beginpunt van de wereld, zeggen de Joden. De plaats vanwaar Mohammed ten hemel steeg, zeggen de moslims. De rots ligt in het midden van een achthoekige ruimte, omringd door zuilen, verborgen onder de vergulde Rotstempel, kroonjuweel van Jeruzalem.

‘Het hart van onze natie’, zegt rabbijn Yehuda Glick, die bijna zijn leven verloor omdat hij ijvert voor wat hij een ’terugkeer’ van de Joden op de Tempelberg noemt.

Om dat te verhinderen, brengt Latifeh Abdellatif elke dag door op de Tempelberg. ‘We zullen deze plek verdedigen’, zegt ze. Beiden geloven dat de Tempelberg hun gemeenschap toebehoort; de ene zet daar zijn leven voor op het spel, de andere haar toekomst. De radicale kolonist en de jonge Palestijnse zijn de twee tegengestelde polen in dit conflict, waarin niet met elkaar gepraat, hooguit tegen elkaar gebruld wordt.

***

Yehuda zit in een woonkamer in West-Jeruzalem. Hij heeft een lange rode baard, draagt een helblauwe pyjama en pantoffels. Wekenlang lag hij in het ziekenhuis, nu heeft hij dagelijks fysiotherapie nodig. ‘Vier kogels vuurden ze op me af, vanaf minder dan een halve meter’, zegt hij. Twee doorboorden zijn buik, de dokters moesten een stuk van zijn long verwijderen. Glicks linkerarm zit in het gips.

De reden waarom men hem van kant wilde maken is de Tempelberg, het dispuut over wie de heiligste plaats van Jeruzalem toebehoort. Dat is die heuvel aan de rand van de oude stad waar de heilsverhalen van drie wereldreligies elkaar overlappen, waarop ooit de tempel zou hebben gestaan die de Joodse koning Salomon liet oprichten. En waarop sinds 1323 jaar een islamitisch schrijn staat: de Rotskoepel, bedekt met goud. Daarnaast verrijst de Al-Aqsamoskee, het belangrijkste heiligdom van de moslims na Mekka en Medina. Ze noemen de berg Haram al-Sharif.

Een kwarteeuw geleden kwam Glick er voor het eerst. ‘Ik stond daar boven en kon me niet meer bewegen’, zegt hij, zo aangedaan was hij. Sindsdien droomt Yehuda Glick (40), geboren in New York, vader van acht kinderen, van de ’terugkeer van de Joden naar de Tempelberg’.

Terugkeer, dat is de diplomatische formulering voor religieuze inbezitneming: de Tempelberg moet opnieuw Joods bezit worden. Bij voorkeur met een nieuwe tempel. En zonder moskeeën. Glick beklom de Tempelberg tot viermaal daags. Meermaals kreeg hij verbod om het terrein te betreden, ook omdat hij in het openbaar bad, wat niet-moslims niet toegestaan is – zo luidt het status-quo dat Israël en Jordanië ooit overeenkwamen. Glick ging in het verweer door te vasten, zijn langste hongerstaking duurde 53 dagen. En hij stichtte de ‘Temple Mount Heritage Foundation’, een van de vele organisaties die de heilige plaats willen heroveren. Zijn stichting organiseert groepsbezoeken van Joden naar de berg.

Dagelijks komen doodsbedreigingen binnen op Glicks Facebookpagina. ‘Ik zal er naartoe blijven gaan’, zegt hij, ondanks het politieverbod wegens provocatie. ‘Desnoods stap ik naar de rechtbank.’

***

Jeruzalem met zijn Tempelberg, dat was al vaker de klip waarop vredesverdragen stukliepen. Toen Ariel Sharon in het jaar 2000 de Tempelberg beklom, lag dat mee aan de basis van de tweede intifada. Vaak is er nog veel minder nodig om de fragiele rust te verstoren: een verkeerde handbeweging van een Palestijn of een gemompelde zin van een Jood. De Tempelberg is de plaats waar religie en politiek een explosieve cocktail vormen, het potentiële nulpunt van verstand, hoop en diplomatie.

De laatste tijd kwam het in Jeruzalem weer geregeld tot botsingen, eerst toen Israëliërs een gemengde Arabisch-Joodse school in brand staken, dan toen Palestijnen met messen op een Jood inhakten of met een auto in een menigte reden. Het ergste was toen al achter de rug, met de moord midden november op vijf Israëliërs door twee Palestijnen in een synagoge in West-Jeruzalem. Dat was de eerste aanval op een Joods gebedshuis.

Het zijn feiten die sommigen deden spreken van een Jeruzalem-intifada, en velen vragen zich af of dit het begin is van een geloofsoorlog. Misschien zijn extremisten juist uit op een geloofsoorlog, omdat men in naam van God verstand en compromis opzij kan zetten. Een foto van de Rotskoepel maakt al lang deel uit van haast elke Palestijnse woonkamer, en Hamas vecht niet pas sinds gisteren in naam van Al-Aqsa. Joodse extremisten waren van plan om de Tempelberg op te blazen. Religie speelde altijd een rol, maar nu lijkt het punt te zijn bereikt waarop het nationale conflict omslaat in religieuze vijandschap.

***

Sinds Israël in 1967 Oost-Jeruzalem veroverde en later annexeerde, staat de hele stad onder Israëlische controle. Palestijnen zijn hier tot nader order geen burgers, maar slechts inwoners met beperkte rechten. Maar de Tempelberg valt nog altijd onder het Jordaanse koninkrijk, bestuurd door de Waqf, een islamitische stichting. Toen al, na het einde van de Zesdaagse Oorlog, zag de vroegere Israëlische defensieminister Moshe Dayan het explosieve potentieel van de berg, hij beschouwde die als een gevaar voor het seculiere zionisme. Amper enkele uren nadat zijn troepen de Tempelberg hadden veroverd op Jordanië, gaf Dayan hem terug.

Het Opperrabinaat bepaalde bovendien dat Joden de heilige site niet mogen betreden, om hun zuiverheid niet in gevaar te brengen. Veel Israëliërs zijn er nooit geweest. Joden bidden daarom alleen aan de Klaagmuur. Moslims daarentegen doen dat op de Tempelberg — zij mogen door elk van de zeven poorten naar binnen, andersgelovigen alleen door de Marokkaanse Poort, na grondige veiligheidscontrole en tijdens beperkte bezoekuren. De moskeeën betreden mogen ze niet; het is hen verboden om op het terrein te bidden, bijbels of andere religieuze voorwerpen mee te brengen. Aan de poorten zien Israëlische veiligheidskrachten en de mannen van sjeik Omar al-Kiswani, hoofd van de Al-Aqsamoskee, erop toe dat de regels worden nageleefd. Elk incident kan de toorn van de gelovigen opwekken.

***

Zoals begin november 2014, toen Jeruzalem allicht ternauwernood ontsnapte aan een catastrofe. Sjeik Omar al-Kiswani toont de foto’s op zijn mobiele telefoon, ze zijn gemaakt in de Al-Aqsamoskee. Op de rode gebedstapijten liggen scherven, er zijn brandvlekken te zien, tientallen rubberkogels en patroonhulzen. Die dag bezocht een groep Joodse extremisten de Tempelberg, beschermd door 300 bewapende politiemannen. Toen Palestijnse jongeren hen met stenen en vuurwerk bestookten, antwoordden de veiligheidstroepen met rubberkogels en traangas. De jongeren verschansten zich in de Al-Aqsamoskee. Daarop drong de politie de moskee binnen, althans volgens Kiswani. De politie ontkent dat.

Dezelfde dag reed een Palestijn op de Westelijke Jordaanoever met z’n auto in op een groep soldaten, een andere deed in Oost-Jeruzalem hetzelfde met een mensenmenigte, waarbij een politieman werd gedood. Hij had het voor Al-Aqsa gedaan, heette het naderhand.

***

Op een zonnige dag in december zat een groep vrouwen onder een olijfboom op de Tempelberg, ergens tussen de achthoekige Rotskoepel met de blauwe tegels en de Al-Aqsamoskee met zijn zilveren koepel. Ze hadden handdoeken en gebedstapijten uitgespreid op de kalksteentrappen, pakten broden uit en dronken thee. De vrouwen behoorden tot de murabitun, de wachters, en maximaal lawaai was hun wapen. Zodra Israëliërs de plek betraden, begeleid door zwaar bewapende politiemannen, staken de vrouwen hun korans omhoog en schreeuwden: ‘Allahu akbar, Allahu akbar.’

Officieel onderwijzen de vrouwen de Koran, waarvoor ze tot zeshonderd euro per maand krijgen van de ‘Islamitische Beweging van Israël’. Hun leider Raed Salah onderhoudt relaties met Hamas en met de Egyptische Moslimbroeders. Kort geleden zei deze man: ‘Als God het wil, zal Jeruzalem gauw de hoofdstad zijn van een wereldwijd kalifaat.’

Latifeh Abdellatif was graag bij de vrouwen op de Tempelberg geweest. Maar de Israëlische politie weigerde haar de toegang tot het terrein, ze was te luid, te agressief. Zoals haar tegenstander Yehuda Glick mag ze de plek waarvoor ze vecht niet meer betreden. Daarom hokte ze met vriendinnen voor de Kettingpoort. Ze deelde taart uit voor haar vierentwintigste verjaardag, die ze graag binnen had gevierd.

Het liep tegen tienen, de bezoektijd voor niet-moslims was ten einde, de bewakers van de Waqf joegen iedereen naar buiten. Een groep jonge kolonisten ging door de Kettingpoort, van de klare weidsheid van de Tempelberg naar de donkere straatjes van de oude stad. Ze deden een paar passen, namen elkaar bij de hand, dansten en zongen. Ze deden wat ze op de Tempelberg niet mochten.

Latifeh en haar vriendinnen sprongen op. ‘Allahu akbar’, brulden ze in de richting van de kolonisten. Toen rende Abdellatif op de groep af, omklemde haar mobiele telefoon en begon te filmen, om de provocatie te bewijzen. De politie hield beide groepen uit elkaar. Israëliërs en Palestijnse vrouwen stonden tegenover elkaar en brulden. Abdellatif maakte foto’s die ze later downloadde op Instagram.

Toen vertrokken de Israëliërs en de vrouwen gingen opnieuw zitten. ‘Vroeger was ik lerares’, vertelt Abdellatif, ze gaf les op een school in Oost-Jeruzalem. ‘Ik hou van wiskunde, ik ben een nerd.’ Zowat een half jaar geleden verloor ze haar job. Officieel, zegt Abdellatif, omdat er niet genoeg werk voor haar was. Maar eigenlijk ontsloeg de Israëlische schooldirectie haar omdat ze opvoeding en politiek vermengd had. Ze ontkent dat verwijt niet, voor haar horen beide samen.

Abdellatif groeide op in de oude stad van Jeruzalem. Als kind maakte ze mee hoe almaar meer Joden huizen opkochten in moslimwijken of omstreden stukken grond toegewezen kregen door Israëlische rechtbanken. Ze maakte mee hoe vrienden moesten verhuizen en de oude stad verlaten. Ze maakte mee hoe de mensen om haar heen vromer en radicaler werden, en ze werd het ook. Sinds ze haar job als lerares verloor, gaat ze bijna dagelijks naar de Haram al-Sharif. Daarnaast studeert ze verder. Ze zou graag een master doen, bij voorkeur in het buitenland. Maar sinds ze haar werk verloor, heeft ze daarvoor het geld niet meer.

***

Vroeger was Glick aan de slag als directeur van het ‘Tempelinstituut’, dat op de plaats van de Rotskoepel de derde Joodse tempel wil bouwen. Sinds de jaren tachtig pleegden Joodse extremisten aanslagen op Palestijnen en planden de vernietiging van de islamitische heiligdommen. Nu huren ze architecten in en laten gedetailleerde bouwplannen opstellen. Daarop is de Rotskoepel doorgekrast met zwarte strepen.

Het gesprek heeft Glick erg vermoeid. Slechts één vraag wil hij nog beantwoorden. Wat is dat nu met de derde tempel? ‘Op een dag zullen de Israëlische staat en de internationale gemeenschap de tempel bouwen.’ Meer wil hij daarover niet zeggen, hij weet hoe netelig het thema is. Het is hem om ’tolerantie’ te doen, zegt hij. De Tempelberg moet een plek zijn voor de leden van alle drie de wereldreligies.

Over een gebrek aan succes van zijn pr-campagne mag hij niet klagen. Naar de jaarconferentie van zijn organisatie kwamen heel wat politici; telkens weer maakten de voorbije maanden afgevaardigden de pelgrimstocht naar de Tempelberg. Bij de verkiezingen straks in maart is Glick opnieuw kandidaat voor het parlement, niet voor een van de rechtse splinterpartijen maar voor de lijst van de regerende Likoed van premier Benjamin Netanyahu.

In de afgelopen jaren sloten veel rechts-nationale activisten zich aan bij Likoed, met de bedoeling om de partij almaar verder naar rechts te drijven. Glick formuleerde tijdens de laatste verkiezingscampagne het partijstandpunt over de Tempelberg: godsdienstvrijheid moet ook op die plek voor Joden gelden.

De vraag of het status-quo fair is, werd al in de Knesset bediscussieerd. Het heeft er de schijn van dat Glick en zijn beweging de sprong van de rand van de maatschappij naar het midden al gemaakt hebben – zonder dat ze hun standpunt moesten veranderen.

Weliswaar verzekerde Netanyahu koning Abdullah II van Jordanië dat hij niet het voornemen had om iets te veranderen aan de bestaande situatie. Bij een escalatie kan hij geen belang hebben. Maar politiek en de Tempelbeweging zijn eng met elkaar vervlochten. De ministeries van Cultuur en Onderwijs steunen organisaties als het Tempelinstituut financieel. En die runnen dan weer door de staat erkende archeologieparken en musea. Het zijn lang niet alleen de radicale nationaal-religieuzen die de heilige plaatsen voor zich opeisen. Zo zei Likoed-afgevaardigde Miri Regev op een van Glicks evenementen dat Joden ‘het recht hebben te bidden op de berg’, evengoed als het ‘recht op het land’. Deze vermenging van politiek en religie blijft niet zonder gevolgen.

***

‘De Tempelberg is intussen een nationaal symbool – voor beide kampen’, zegt godsdienstexpert Tomer Persico van de universiteit van Tel Aviv. ‘De strijd om het land is een strijd om de berg geworden.’ In het middelpunt staat daarbij de messianistische mythe die de Israëlische politiek almaar meer doordringt.

‘Het messianistische element was altijd een deel van het zionistische streven’, zegt Persico. De idee van een heimat voor miljoenen vervolgde Joden omvat in laatste instantie de wens naar verlossing van het volk en de wereld – zoals het in de Heilige Schrift wordt beschreven. Op de Tempelberg komt die mythe zoals nergens anders tot uiting.

De Joodse filosoof Gershom Scholem schreef ooit dat het welslagen van het zionistische project ook afhangt van de mate waarin men die messianistische nostalgie kan weerstaan. Belangrijke denkers van het zionisme als Theodor Herzl of staatsstichter David Ben-Gurion trokken klare grenzen tussen staat en religie. Daarom was Ben-Gurion zelfs voorstander van een verdeling van Jeruzalem, en hield hij zich verre van de Tempelberg. Dat taboe wordt nu doorbroken.

Daarin past het wetsontwerp dat de status van Israël als Joodse natie boven de democratie stelt – en daarmee de bijna twee miljoen Arabische christenen en moslims tot tweederangsburgers verklaart. De ruzie daarover leidde tot de val van de regerende coalitie: in de verkiezingsstrijd zal het debat over de nationale identiteit een cruciale rol spelen. Volgens een enquête van een Palestijns onderzoeksinstituut gelooft inmiddels 86 procent van de Palestijnen dat de Al-Aqsamoskee in gevaar is. En een derde van de Israëliërs is kennelijk voorstander van de bouw van een derde tempel. ‘Welkom in de ondergangstijd’, zegt godsdienstexpert Persico.

***

Een paar dagen later staat Latifeh Abdellatif weer op de Tempelberg, samen met de andere verdrevenen zit ze nu bij de Vergiffenispoort. Ze komt niet voor het eerst van bij de politie. ‘Als je zo voortdoet, beland je in de gevangenis’, had de man van de geheime dienst gedreigd, zo vertelt ze. Ze was rustig gebleven, maar toen ze naar buiten kwam en haar familie zag die stond te wachten, barstte ze in tranen uit.

‘Je maakt je toekomst kapot’, zei haar broer.

De volgende dag zat ze in de stromende regen, rillend, met doorweekte schoenen op een plastic stoeltje voor de politieversperring in de oude stad. Ze droeg een wijnrode abaja, een lang overkleed en las de Koran, zes uur lang. Ze is nu ook een wachter.

DOOR NICOLA ABÉ – © Der Spiegel

In de verkiezingsstrijd zal het debat over de nationale identiteit een cruciale rol spelen.

86 procent van de Palestijnen gelooft dat de Al-Aqsamoskee in gevaar is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content