In Israël wordt weer druk gespeculeerd over een aanval op Iran. Niet over enkele maanden, maar over een paar weken.

De burgeroorlog in Syrië drukte de zorg om het kernprogramma van Iran enkele maanden naar de achtergrond. Een rapport van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) in Wenen leerde vorige week dat het land van die pauze in de aandacht gebruik heeft gemaakt om weer wat stappen te zetten, die de aanmaak van een bom dichterbij brengen. De productiecapaciteit zit bovendien ondertussen zo diep onder de grond, dat ze zelfs met een gericht bombardement nog nauwelijks kan worden uitgeschakeld. Dat zorgt voor toenemende nervositeit – in Israël maar nu stilaan ook in de Verenigde Staten.

Het Weense rapport raakte ook op een voor Iran ongelukkig moment bekend. Het land organiseerde vorige week een top van de organisatie van niet-gebonden landen, om er het voorzitterschap van over te nemen. Die organisatie speelde vooral in de jaren zestig een rol van betekenis, toen ze met de Indonesiër Soekarno, de Joegoslaaf Tito en de Indiër Nehru probeerde om een derde blok te vormen tussen de westerse democratieën en de communistische wereld. De religieuze leider Ali Khamenei had de deelnemers aan de top nog maar net verteld dat het niet de bedoeling is van zijn land om een atoombom te maken, toen hij door de IAEA flagrant werd tegengesproken. Teheran kreeg het deksel helemaal op de neus, toen de Egyptische president Mohamed Morsi – een soenniet in het sjiitische Iran – zei dat de lidstaten de morele plicht hebben om het verzet in Syrië te steunen. Iran staat aan de kant van het regime van Bashar Al-Assad. Het is nu voorzitter van de organisatie van niet-gebonden landen, maar meer dan ooit alleen op de wereld.

Met het nieuwe rapport van de IAEA is stilaan de streep overschreden die Israël in het zand had getrokken. Het moment nadert waarop Iran echt een bom kan maken, terwijl de kans verkleint dat Israël dat proces nog kan stoppen. Voor de aanval die Israël in gedachten heeft, wordt het dan nóg afhankelijker van Amerikaanse steun. Terwijl Washington van zijn kant blijft pleiten voor geduld en voor een sanctiepolitiek: Barack Obama heeft per slot van rekening ook altijd gezegd dat hij niet zou accepteren dat Iran een atoombom bouwt.

Het wordt ondertussen steeds minder waarschijnlijk dat het alsnog tot een diplomatieke regeling komt. Iran wil een bom omdat het zich bedreigd voelt, en dat gevoel wordt niet minder als het straks met Syrië zijn laatste bondgenoot verliest. Het doet zelf ook weinig om het vertrouwen van de internationale gemeenschap te winnen. De toespraken van Iraanse gezagsdragers stonden vorige week weer bol van de anti-Israëlische en anti-Joodse retoriek.

Israëlische media hebben het, als het over een aanval gaat, niet meer over maanden maar nog slechts over weken. In de winter is de zichtbaarheid te slecht voor een goed gemikt bombardement. Het kan voor de Israëli’s ook interessant zijn om nu actie te ondernemen, voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Kan Obama de Israëlische bondgenoot in volle campagne de hulp weigeren die hij nodig heeft? Kan hij het op dat cruciale moment eens worden met premier Benjamin Netanyahu, die openlijk partij koos voor zijn Republikeinse tegenstander? Politiek is uiteindelijk ook mensenwerk.

Door Hubert van Humbeeck

De kans op een diplomatieke regeling over het kernprogramma van Iran wordt klein.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content