Hubert van Humbeeck

Het verhaal is bekend, maar het loont dezer dagen de moeite om het nog eens te vertellen. Het Amerikaanse weekblad Newsweek had vorig jaar wat zo ongeveer de scoop van het decennium moest worden: het hele verhaal van het gestoei van president Bill Clinton met de stagiaire Monica Lewinsky in het Witte Huis. Een medewerker had er maanden aan gewerkt. Alles was klaar en gecheckt. Fit to print.

De redactionele leiding van het blad wikte en woog en besloot te elfder ure tot uitstel: Lewinsky zelf was nog niet om een reactie gevraagd. Daarvoor was absolute zekerheid nodig, want de publicatie van haar naam zou haar leven definitief veranderen. Een week later was Newsweek z’n scoop kwijt, en daarmee ook de extra verkoop die ervan kon worden verwacht. Fatsoen loont in de journalistiek niet altijd. Toch zal het ze daar in Washington niet aan commerciële druk hebben ontbroken: de concurrentie tussen Amerikaanse media is groter dan wij ons nog maar kunnen voorstellen.

Tegelijk met de samenleving is ook het aanschijn van de media in België veranderd. Tot diep in de jaren zeventig werkten kranten in de marge van politiek-filosofische of syndicale bewegingen, of waren ze daar gewoon de eigendom van. Het bestel wist wat er op de redacties gebeurde, het had daar greep op. De lastige Maurice De Wilde werd in de jaren zestig nog naar een uithoek van het omroepgebouw aan het Flageyplein verbannen omdat hij vervelende vragen stelde.

Toen dat tijdperk afliep en kranten op eigen houtje het hoofd boven water moesten zien te houden, bleken journalisten plotseling meer concurrenten dan collega’s te zijn. De marketing deed haar intrede, er werd veelvuldig met de redacties over kijk- en leescijfers overlegd. De journalistiek was een vak van heren, het werd er almaar meer ook een van knokkers. Die onvermijdelijke ontwikkeling was overigens ook niet slecht: voor een aantal media was het de aanleiding om de kwaliteit van de informatie merkelijk te verhogen.

Die vrijgevochten pers, die streed voor een plek onder de zon, kreeg meer aanzien en dus ook meer macht. Dat een vrije pers meetelt in een samenleving, is trouwens maar goed ook: landen waar dat niet het geval is, worden doorgaans autoritair bestuurd.

Dat media macht hebben, is niet het probleem, wél hoe ze daarmee omgaan. Welke afwegingen ze maken in het complexe geheel van maatschappelijke relevantie en verantwoordelijkheid, de commerciële belangen van het blad en zijn uitgever en het ego van het individu dat graag wil scoren. Algemeen hoofdredacteur Yves Desmet van De Morgen vergeleek vorige week het ontslag van een medewerker die in de fout was gegaan met dat van de ministers Johan Vande Lanotte en Stefaan De Clerck na de ontsnapping van Marc Dutroux. De vergelijking loopt mank. Politici oefenen een publiek mandaat uit en dragen daarom verantwoordelijkheid tegenover de natie. Een journalist, hoe belangrijk zijn rol ook is, blijft in de eerste plaats werknemer van een privé-bedrijf, waar hij of zij een functie uitoefent waaraan een bepaalde deontologie is verbonden. Het is overigens mede de taak van een hoofdredacteur om erop toe te zien dat zijn mensen die plichtenleer ter harte nemen.

Omdat ze niet imperatief vastliggen, kan de naleving van die deontologische regels moeilijk worden afgedwongen. Er gaan in politieke en gerechtelijke kringen sinds enkele jaren stemmen op om de media strenger aan te pakken. Daarin speelt, helaas, ook een gevoel van revanche mee. Het is, bijvoorbeeld, niet nieuw dat mensen die zich onheus behandeld voelen, met een schadevordering hun toevlucht nemen tot een rechtbank. Het is wél nieuw dat er daarbij, zoals vorige week, effectief schadevergoedingen worden uitgesproken die voor de individuele journalist vrijwel onbetaalbaar zijn. Als stok achter de deur kan dat tellen.

De Leuvense professor Luc Huyse verdedigt de stelling dat ook de pers verantwoording moet afleggen voor de macht die ze uitoefent. Dat is juist. Maar de overheid moet haar rol daarin goed begrijpen: ze moet de persvrijheid, zoals ze in de grondwet is omschreven, ook garanderen.

Zowel minister van Justitie Marc Verwilghen als Vlaams mediaminister Dirk Van Mechelen lieten vorige week weten dat ze niet aan nieuwe perswetten denken; dat de media hun eigen huishouden in orde moeten brengen. Precies daarom probeert de beroepsvereniging van journalisten om een deontologisch kader te creëren dat voldoende respect afdwingt – binnen en buiten de beroepsgroep. Op veel medewerking van de soms zo verongelijkte overheid kon ze daarbij alvast onder de vorige regering niet rekenen.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content