Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De start van het genocideproces tegen ‘de vier van Butare’ in Brussel zorgt voor onrust in Rwanda.

Groene thee en versgebakken koekjes krijgen de buitenlandse bezoekers van een goedlachse benedictijnenzuster in het klooster van Sovu, op een heuvel net buiten het universiteitsstadje Butare in het zuiden van Rwanda. Er hangt een zalige rust, de zusters onthaasten van nature. Hun specialiteit is de productie van hosties, waarmee ze het hele zuiden van het land bevoorraden.

Maar het maken van het brood waarin het lichaam van Christus regenereert, gebeurt in Sovu niet in een serene sfeer. De zalige rust is gewoon een gevolg van het feit dat er nog slechts zestien zusters in het grote klooster leven – voor de genocide in 1994 waren ze met meer dan veertig.

En het gezicht van Moeder Overste vertoont getormenteerde trekken. Met elf zusters vliegt ze over twee weken naar België, om er te getuigen voor haar medezusters Consolata Mukangango en Julienne Mukabutero: de zusters Gertrude en Maria Kisito die in België gearresteerd werden en in Brussel terechtstaan voor ‘oorlogsmisdaden’ begaan tijdens de genocide in de lente van 1994. Het Belgische parket vliegt 48 getuigen, zowel ter bezwaring als ter ontlasting, vanuit Rwanda naar het genocideproces over. Dat zal in drie shiften gebeuren tussen 21 april en 8 mei.

Wat de twee zusters wordt aangewreven, is uitgebreid gedocumenteerd, onder meer in rapporten van de organisaties African Rights en Terre des Hommes. Ze zouden hebben geholpen bij het in brand steken van een garage waarin zeshonderd vluchtelingen waren opgesloten. Ze zouden met lijsten in de hand hebben gecontroleerd wie er al dan niet dood was. Ze zouden de Interahamwe – de gevreesde Hutumilities die het grootste deel van de genocidemoorden voor hun rekening namen – hebben geïnformeerd over de aanwezigheid van te liquideren mensen.

Moeder Overste richt de blik naar de hemel wanneer ze met deze aantijgingen wordt geconfronteerd. Maar reageren wil ze niet. Daarvoor verwijst ze door naar Monseigneur Philippe Rukamba, de bisschop van Butare, die het verhaal ook maar van horen zeggen kent, want ten tijde van de gebeurtenissen was hij priester aan de andere kant van het land. ‘De zusters hebben het volste vertrouwen in een goede afloop’, stelt hij. ‘Ik spreek mij zelf niet uit over de schuldvraag, ik vertrouw op het oordeel van de Belgische justitie. De Kerk mag zich niet onttrekken aan de rechtspraak. We hebben in Rwanda al een aantal genocideprocessen tegen priesters en zelfs een bisschop achter de rug. In zekere zin is het misschien zelfs beter dat dit proces in België plaatsvindt, want de spanningen kunnen hier nog altijd hoog oplopen.’

DEVOTE BLIKKEN

Dat is duidelijk op het terras van het vermaarde Hotel Ibis in Butare, waar elke avond de lokale intellectuelen de wereld komen verbeteren. ‘Als die nonnen in Rwanda zouden terechtstaan, kregen ze gegarandeerd de doodstraf, hoewel die misschien niet zou worden uitgevoerd om de internationale gemeenschap niet te zeer voor de borst te stoten’, beweert schrijver Servilien Sebasoni. ‘Vele Rwandezen zijn bang dat de Belgische juryleden te weinig vertrouwd zullen zijn met de Rwandese sfeer ten tijde van de genocide, en zich zullen laten inpakken door de devote blikken van de zusters en hun stelling dat ze zich niets te verwijten hebben en dat uiteindelijk alleen God over hen kan oordelen.’

Sommigen zijn ook bang dat kroongetuigen onder druk van de omstandigheden zullen bezwijken en geen samenhangend verhaal zullen brengen. Zo worden er vijf boerenvrouwen van Sovu naar België overgevlogen, vrouwen die zelfs nog nooit in de Rwandese hoofdstad Kigali zijn geweest, die nooit in een auto hebben gezeten, alleen een paar slippers als schoeisel en een plastic zak als handtas hebben. Vrouwen die geen gebenedijd woord Frans spreken, alleen het Rwandees met zijn vele moeilijke nuances. Die rogatoire commissies van de Brusselse gerechtelijke politie en bezoeken van Advocaten Zonder Grenzen en diverse organisaties voor mensenrechten te verteren kregen, aan wie ze altijd opnieuw hun verhaal moesten vertellen, hoe ze met veel geluk aan de moordende milities in het klooster ontsnapten, hoe ze daar hun mannen verloren, welke rol de twee verdachte zusters speelden, hoe ze na de genocide door de teruggekeerde zusters geïntimideerd werden om toch maar niet te getuigen – zo zou zelfs de watervoorziening van hun dorpje geregeld afgesloten zijn geweest.

Het was moeilijker dan verwacht om zusters te vinden die tijdens de genocide in het klooster leefden, maar achteraf de orde verlieten, en die over hun ervaringen wilden getuigen. Na zeven jaar overheerst nog altijd de angst voor represailles: de spoken van de genocide zijn niet dood. Zuster Cathérine werkt nu op het kinderheil van Butare, zuster Annunciata op de Afdeling Pediatrie van het Universitair Hospitaal, maar beiden zoeken uitvluchten en bekennen dat ze te bang zijn om te praten. Iemand die wel naar Brussel zal gaan, is zuster Marie-Bernard, die wegtrok uit Butare en nu een kraampje heeft op de grote markt van Kigali. Ze verloor twee broers in Sovu. Ook haar verhaal is gelardeerd met voorbeelden van intimidaties om toch maar vooral haar mond te houden.

Anderen zijn dan weer overtuigd dat in Brussel niet het proces van de twee zusters, maar dat van de hele Kerk gemaakt zal worden. Het is de Rwandese elite niet ontgaan dat er in België discussies woeden over de maatschappelijke plaats van de kardinaal, het nut van het Te Deum of de aanwezigheid van kruisbeelden in gerechtshoven. ‘De vraag die de Belgische juryleden zich moeten stellen is hoe actief beide zusters – onafhankelijk van het feit dat ze religieuzen zijn – hebben deelgenomen aan slachtpartijen, en hoe vrij ze waren als ze eventueel hebben geparticipeerd’, zegt de Belgische priester Simon Pierre, die recht van spreken heeft, want hij is waarschijnlijk de enige Belgische missionaris die niet vluchtte voor de Interahamwe en die dat overleefde – hij werd beschermd door de honderden weeskinderen voor wie hij zorgt. ‘Hier in Rwanda doet men niet altijd wat men wil. En tijdens de genocide waren vele mensen verlamd van angst waardoor ze dingen deden die ze anders nooit gedaan zouden hebben.’

NEUTRALE EXPERTS

Dat de gemoederen tijdens het proces hoog zullen oplopen, is welhaast zeker. Ten tijde van de Rwandacommissie had zelfs de Belgische Senaat Hutu- en Tutsikampen. ‘Een maand geleden was een Vlaamse televisiejournalist met een kwalijke reputatie in dit dossier in Butare wanhopig op zoek naar getuigen die de zusters uit de wind konden zetten’, fulmineerde een (Franstalige) Belg in Kigali. ‘En het is toch onbegrijpelijk dat het parket als een van de zogenaamd neutrale experts die als inleiding tot het eigenlijke proces een beeld van Rwanda en de genocide moeten schetsen, de Antwerpse hoogleraar Filip Reyntjens uitnodigde. Reyntjens schreef de inleiding in het boek van professor Vincent Ntezimana.’

Ntezimana was hoogleraar wiskunde aan de universiteit van Butare. Samen met fabrieksdirecteur Alphonse Higaniro staat hij centraal in het tweede dossier dat in Brussel behandeld zal worden, en dat in Rwanda als belangrijker wordt beschouwd dan dat van de twee zusters. Het betreft namelijk geen verhaal van al dan niet toevallige deelname aan genocidaire activiteiten, maar van georganiseerde misdaad.

Ntezimana stelde onder meer lijsten op waarin hij opsomde wie van het academisch personeel in Butare Tutsi was, en wie niet. Zelf verdedigt hij zich met de stelling dat hij die lijsten maakte om zo gemakkelijker de evacuatie van het academisch personeel te kunnen organiseren. Een aantal mensen op zijn lijst zou echter zijn vermoord in opdracht van Higaniro, die daartoe leden van de Interahamwe inhuurde. Bij enkele van die moordpartijen zou Ntezimana, al dan niet toevallig, aanwezig zijn geweest. Hij greep in ieder geval niet in om de slachtoffers te helpen – in Rwanda zitten vele mensen in de gevangenis op beschuldiging van het niet verlenen van hulp, sommigen al meer dan zes jaar en zonder dat er enig dossier over hen bestaat.

In de zaak van de twee mannen van Butare zullen nogal wat Rwandese intellectuelen naar Brussel vliegen om er te getuigen. De huidige decaan van de Faculteit Wetenschappen van de universiteit in Butare, Bonfils Safari, deelde een kamer met Ntezimana in Louvain-la-Neuve en stelde daar onder meer vast dat de man een lijst met tien geboden voor een goede Hutu opstelde – afkeer van Tutsi was daarin de grootste gemene deler. Ndoba Gazana is voorzitter van de Nationale Commissie voor de Mensenrechten in Rwanda en verloor diverse familieleden tijdens de moordpartijen in Butare. Hij stelde zich zelfs burgerlijke partij in het proces.

De Rwandese autoriteiten zijn blij met het Belgische genocideproces – al is de gevoeligheid van ons juridisch systeem voor procedurefouten al tot over de evenaar doorgedrongen. Naar aanleiding van de zevende verjaardag van de genocide op 7 april – ondertussen een nationale feestdag in Rwanda – wees sterke man Paul Kagame er in bedekte termen op dat het genocidaire krediet van Rwanda in het buitenland langzaam opraakt. Er rijzen ook steeds meer problemen met de rescapés, de overlevenden van de moorddadige aanvallen, die net als de Vietnamveteranen in de Verenigde Staten een pain in the ass dreigen te worden. Ze eisen een politieke voorkeursbehandeling en sociaal-economische compensaties, geen van beide evident in een straatarm land waarin de politieke constellatie heel wankel is.

Maar vooral in het dossier van de twee mannen wordt op een strenge straf gerekend. Zeker nadat substituut-procureur Bonaventure Habiyarimana in Butare, die ook in Brussel aanwezig zal zijn, er twee weken geleden in slaagde een al lang gezochte sleutelfiguur uit het dossier te arresteren: Innocent – what’s in a name – Munkuyumubatsi. De Belgische speurder Michel Stassin had zijn Rwandese collega’s met klem verzocht deze persoon, die in diverse getuigenverklaringen was opgedoken, op te sporen.

Munkuyumubatsi bevestigde na zijn aanhouding prompt het hele verhaal. Over de lijsten van Ntezimana, over hoe hij werd gerekruteerd door Higaniro, over hoe hij elke ochtend een lijstje met namen kreeg waarmee hij op pad trok en waarop hij aankruiste wie hij vond en vermoordde. Het feit dat hij in Rwanda werd gearresteerd bevestigde de vrees van vele mensen dat de spoken van de genocide in hun omgeving bleven rondwaren. Het is onduidelijk of deze laatste getuigenis alsnog in Brussel aan bod zal komen, maar ze zal in ieder geval op het dossier wegen.

‘We hopen in ieder geval op een eerlijk proces’, stelt de net gepensioneerde vice-rector van de universiteit van Butare, Emmanuel Bugingo, die op de dodenlijsten voorkwam maar tijdig kon ontsnappen, en die ook in Brussel zal getuigen. ‘We hopen dat de Interahamwe nergens rust zullen vinden, dat ze overal zullen worden opgejaagd. We hopen dat andere landen het Belgische voorbeeld zullen volgen. En we hopen dat België zelf nog andere dossiers zal openen. Momenteel leven er heel wat Rwandese moordenaars in de Belgische steden, velen zelfs op kosten van de Belgische staat.’ En prompt citeert hij uit het hoofd een lange lijst namen. Er lijkt werk aan de winkel als ons land dit juridische precedent consequent wil doordrijven.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content