Walter Pauli

De Vlaamse communisten zijn, verdeeld over drie partijen, samen nog goed voor een dik half procent van de stemmen. Toch klinkt het zowel bij PvdA, SAP als KP-Vlaanderen even positief: in deze eenentwintigste eeuw zullen de communisten er weer staan.

Communisten zijn vieze mannen/

met snorren en ’n vette pet,/

ze smeden snode plannen/

en liggen tot ’s avonds in bed./

Hebben de meest ongure koppen/

en rijden met rode Lada’s,/

vrijen het liefst met opblaaspoppen/

kopieën van Micha Mara.

Niet dat Jan De Wilde zuinig omsprong met ironie toen hij zijn “Communisten” schreef, maar dat hoefde ook niet. Dit burleske lied heeft immers een reële grond. Net als in het buitenland waren ook in België jarenlang alle argumenten en strategieën goed om de communisten klein te houden. Het spectaculairste voorbeeld was de moord op de communistische voorman Julien Lahaut in 1950, omdat men aannam dat hij bij Boudewijns eedaflegging “Vive la République” had geroepen – in het verhitte politieke klimaat van de koningskwestie was dat voldoende voor een doodvonnis van een leopoldistisch eskader.

Maar het wantrouwen jegens de communisten was bij de politieke en sociaal-economische beleidsmakers algemeen. Zeker toen bleek dat de kiezer de KPB electoraal beloonde voor haar rol in het linkse verzet. Bij de eerste naoorlogse verkiezing in ’46 klimt de KPB tot 12,7 procent, meer dan een verdubbeling van de 5,2 procent van 1939. Daarmee zijn de communisten ineens de derde politieke formatie, voor de Liberale Partij. In de snel wisselende naoorlogse regeringen worden vier keer KP-ministers opgenomen. Bovendien zijn het aanvankelijk ook communisten die het beleid bepalen in de nieuwe linkse vakbond ABVV.

Maar al in 1947 is die fase voorbij. De Koude Oorlog is nog maar net begonnen of regeringen met communisten zijn in West-Europa niet langer gewenst. De BSP-top kiest niet meer voor ‘linkse’ volksfrontregeringen, maar voor een verbond met de CVP of de liberale partij. Ook binnen het ABVV nemen socialistische vakbondsmensen het roer in handen. Bovendien kan de KPB zichzelf electoraal niet meer bewijzen. De gemeenteraadsverkiezingen van november ’46 worden nog wel voorgesteld als een succes – van 121 gemeenteraadsleden in ’38 naar meer dan 700 – maar wie eerlijk is, voelt dat de Schwung is verdwenen. In ’49 doet het vrouwenstemrecht de KPB de das om. De partij wint wel zo’n 70.000 kiezers bij tegenover ’46, maar ziet haar aandeel haast gehalveerd tot goed zeven procent.

CHROESJTSJOV

In de jaren vijftig zet de aftakeling van de KPB zich snel voort. Verkiezing na verkiezing kruimelt de aanhang verder af. Als Nikita Chroesjtsjov in februari 1956 op spectaculaire wijze de destalinisatie start, is dat voor de West-Europese kameraden geen hart onder de riem. Stalin van zijn voetstuk halen zaait niet alleen twijfel en ontgoocheling in de eigen gelederen, het geeft het Westen ook extra munitie tegen de KP. Het isolement wordt nog versterkt als “anti-stalinist” Chroesjtsjov datzelfde jaar Hongarije binnenvalt. In België betaalt de KP cash voor die internationale ontwikkelingen. Bij de verkiezingen in ’58 behaalt de partij nog nauwelijks 1,89 procent.

Na de woelige stakingen tegen de Eenheidswet van premier Gaston Eyskens in 1961 krabbelde de KP opnieuw overeind. In 1965 was het resultaat 4,5 procent, goed voor zes kamerleden. Maar daarna ging het weer bergaf, ook al luidde de protestbeweging van ’68 wellicht een van de meest linkse decennia in.

Maar die universitaire activisten zochten hun weg liever buiten de KP, die te verouderd overkwam en die zelf de neus ophaalde voor de studentenacties, zeker van de ‘katholieken’ van Leuven. Bij die nieuwe concurrenten buiten de KP had er één nochtans al een behoorlijke leeftijd: al voor de oorlog waren ook in België volgelingen van Leo Trotski actief. De trotskisten, sinds 1938 verenigd in de Vierde Socialistische Internationale, distantiëren zich van Moskou en de KP’s die banden bleven onderhouden met de Sovjet-Unie.

Maar lange tijd blijft hun numerieke aanwezigheid in België erg bescheiden. Vincent Scheltiens, woordvoerder van de trotskistische Socialistische Arbeiders Partij (SAP), legt uit waarom: “Slechts weinig trotskisten van het eerste uur overleefden de oorlog. Bij hen Ernest Mandel. Na de oorlog kiest hij voor de strategie van het entrisme: geen eigen formatie, maar werken binnen de sociaal-democratie. Die episode loopt echter af in het zog van de Eenheidsstaking. In 1964 eist de BSP-leiding van alle leden of trouw aan het regeringsbeleid, of een afscheid van de partij.” Op dat zogeheten ‘Congres der Onverenigbaarheden’ komt het inderdaad tot een breuk met de groep rond het tijdschrift La GaucheLa Gauche is vandaag nog altijd het tijdschrift van de Franstalige trotskisten van de Parti Ouvrière Socialiste (POS). Onder impuls van Marcel Deneckere blijven de Vlaamse geestesgenoten rond hun tijdschrift Links wel binnen de BSP, met de politieke consequenties van dien: de sociaal-democratie wordt omarmd, zij het niet altijd even hartelijk, het trotskisme uitgewuifd, zij het niet altijd even definitief.

Toch komt er een nieuwe impuls met de agitatie van de jaren zestig, en in ’71 wordt de Revolutionaire Arbeiders Liga (RAL) opgericht. De RAL heeft meteen nogal wat aanhang in universitaire kringen. De Leuvense Grote Aula loopt vol voor een debat tussen Mark Eyskens en Ernest Mandel – precies over dat marxisme – gemodereerd door Jos Bouveroux. En de piepjonge Frank Vandenbroucke zal later een aantal jaren lid zijn van het Politiek Bureau van de RAL, tot hij naar de SP overstapt.

DE MINST BUIGZAME

Maar de studentenbeweging, met haar slogans van “de verbeelding aan de macht”, zou vooral de stichting betekenen van de minst buigzame van alle communistische formaties: Alle Macht aan de Arbeiders (Amada), later Partij van de Arbeid (PvdA). Ludo Martens, hoofdredacteur van het Vlaams-katholieke studentenblad Ons Leven, proeft in ’66 van het uit Amsterdam overgewaaide Provo. Hij loopt in compleet witte outfit door Leuven, zoals dat in die dagen hoort voor modieuze provo’s. Maar het vrijblijvend-anarchistische van Provo ebt snel weg. Samen met Paul Goossens en Walter De Bock leidt Ludo Martens de veel ernstigere Studenten Vak Beweging (SVB). In die kringen is Lenins boekje Que Faire (‘Wat te doen?’) al snel verplichte kost. Terwijl Goossens en De Bock de SVB de rug zullen toekeren en carrière maken in de journalistiek, gaat Martens door op het nieuwe élan. Hij vindt een bondgenoot in de jonge dokter Kris Merckx. Onder Martens’ impuls kiest ook Merckx definitief voor het communisme en een reis naar China in 1970 – met een bezoek aan het geboortedorp van Mao – bezegelt die nieuwe marsrichting. Want ook dat is ‘nieuw’ in het Belgische communistische landschap. De nieuwe groep die uit de Leuvense en de Gentse studentenbeweging groeide, oriënteert zich niet langer op Moskou, maar op Peking en Mao Zedong. Solidariteit met de derde wereld staat hoog in het vaandel. Vandaar dat in 1979, toen Amada zich omvormde tot de Partij van de Arbeid, op het stichtingscongres een Zaïrese kameraad de gehate Mobutu de mantel mocht komen uitvegen. Maar toen was Laurent-Désiré Kabila nog een nobele onbekende.

En jawel, in een mum van tijd zal de verdeeldheid die de internationale communistische beweging kenmerkt, ook de Belgische adepten lijnrecht tegenover elkaar brengen. In studentenkringen groeit er bittere naijver tussen trotskisten en maoïsten, die elkaar bekampen met de energie een meer nobele zaak waardig. En de oude KP vindt de verhevigde concurrentie op de linkerflank al helemaal niet leuk.

Onder meer daardoor kreeg al die radicaal-linkse energie nooit een parlementair-politieke vertaling. Samen oefenden ze jarenlang een aantrekkingskracht uit op drie à vier procent van het kiezerskorps – wat perspectieven had geopend op een kleine parlementaire fractie. De RAL bleef altijd bijzonder bescheiden, beneden het procent. De PvdA deed het vaak iets beter, dat wil zeggen: de partij flirtte met die grens van één vol procent van de kiezers. Voorman Kris Merckx miste in ’81 nipt de eerste PvdA-parlementszetel. Een Antwerps provincieraadslid, gemeenteraadsleden in Genk, Hoboken en – tot vandaag – in Zelzate, dat blijft na twintig jaar de oogst aan politieke PvdA-mandatarissen.

De KP zag in de jaren zeventig en tachtig haar achterban langzaam maar zeker verder afkalven, al bleef allemansvriend Louis Van Geyt bij iedereen welkom. Hij was de officiële delegatieleider bij talrijke bezoeken aan Oost-Europese regeringen, stond op betrekkelijk goede voet met socialistische voormannen in België en zelfs koning Boudewijn wilde hem wel ontvangen.

Maar toen in de jaren tachtig de SP en de PS mee in oppositie kwamen tegen de rooms-blauwe regeringen van Wilfried Martens, was de KP niet opgewassen tegen de concurrentie van figuren als Louis Tobback. Het was een van de paradoxen in de geschiedenis van de KP dat die partij uitgerekend bij de verkiezingen van 1985, na een kabinetsperiode gekenmerkt door een streng inleveringsbeleid, geen winst boekte maar integendeel uit het parlement verdween: van 2,3 naar 1,2 procent van de stemmen. En geen vijf jaar later werd Tien-An-Men een begrip en viel de Berlijnse Muur en zag het er bijzonder slecht uit voor de communisten – niet alleen in België, trouwens.

TEKENEN DES TIJDS

Even ziet het ernaar uit dat alles in een paar maanden afgelopen is. KP-voorman Ludo Looze stapt naar de pers met de mededeling dat zijn partij de tekenen des tijds heeft begrepen en zichzelf dus ontbindt. “Een kwakkel die ons nog altijd parten speelt”, zucht Jaak Perquy, secretaris van KP-Vlaanderen. Wat wel klopt, is dat de KP zich grondig reorganiseerde. Perquy: “Vandaag zijn er twee communistische partijen, een Nederlandstalige- en een Franstalige. Die werken compleet onafhankelijk van elkaar. Al is er wel overleg, zeker rond Brussel: we gaan elkaar geen vliegen afvangen. Dat was nodig, want de politieke cultuur in noord en zuid groeide te zeer uit elkaar. De Parti Communiste bleef in Wallonië veel langer dan in Vlaanderen een politieke kracht van enige betekenis, daarom ook dat zij blijft deelnemen aan verkiezingen.” Op 13 juni steunde priester Germain Dufour, ex-Ecolo-senator, de PC-lijst.

“Wij dingen niet meer mee als KP. Waarom ook zoveel energie besteden om alleen het cijfertje na de komma te zien veranderen? En verder is er een vzw met Louis Van Geyt die het beheer op zich neemt van ‘het gemeenschappelijke verleden’. Neem het patrimonium. We verhuren de oude partijgebouwen aan de Brusselse Stalingradlaan. Dat is een goede appel voor de dorst. Maar de jongeren willen het geld soms te snel besteden, en de ouderen manen dan aan tot voorzichtigheid. Die twee generaties vullen elkaar prima aan. Neen, niet alles moet uitgegeven zijn binnen twee jaar, maar het heeft ook geen zin te blijven oppotten.”

De KP doet het vandaag nogal zuinig aan. Anderhalf betaald personeelslid, geen krant meer (partijblad De Rode Vaan en de pluralistische opvolger Markant verdwenen in de jaren negentig), wel nog een tijdschrift, Agora. Perquy: “In theorie zou dat tweemaandelijks moeten verschijnen, in de praktijk is nu net nummer 4 van 1999 uit.” Verder varen alle oude, met de KP gelieerde organisaties vandaag een zelfstandige koers, al blijven de relaties met de KP ‘goed’ en ‘bevoorrecht’: de jeugddienst Graffiti, het Masereelsfonds, de Jong-KP (“Ook die werken relatief onafhankelijk”) en het Vlaams-Marxistisch Tijdschrift. “Er zitten KP’ers in de redactie, waaronder ikzelf, maar de hoofdredacteur is Robert Crevit, die nu aan de slag gaat bij Ploeg, de vormingsdienst van Agalev.”

Bij de KP zouden ze de relatie met Agalev graag beter zien. Concreet: dat KP’ers plaatsen zouden mogen bezetten op Agalev-lijsten. “Als KP’ers, eventueel als onafhankelijke. Dubbellidmaatschap spreekt ons niet zo aan: dat leidt vroeg of laat toch tot gewetensconflicten. Maar Agalev eist van alle KP’ers dat ze hier ontslag nemen en zich bij Agalev aansluiten. Dat hebben Ludo Abicht en Willy Minneboo uit Zwijndrecht, de laatste communistische burgemeester, dan ook moeten doen. Maar er blijft hoop. In Aalst zouden misschien een paar KP’ers op de SP-lijst mogen staan.” Maar ondanks die bleke electorale verschijning, heeft Perquy goede hoop in de toekomst. De KP vaart vandaag uit tegen de adepten van Tina – There is no alternative voor het vrijemarktmodel – en dat slaat wel aan bij sommige idealistische jongeren. Perquy: “We hebben nu 1.500 leden, 200 à 300 meer dan voor een paar jaar.”

GELOOFWAARDIGHEIDSDREMPEL

Dat is meer dan de SAP, de in ’85 gestichte opvolger van de RAL, die werkt met 400 à 500 leden. De oplage van de ledenbladen Rood en La Gauche schommelt: “Als het Franstalig onderwijs staakt, raakt er makkelijk een veelvoud van de gewone oplage verkocht.” Maar met 500 leden is de actieradius natuurlijk beperkt. Vincent Scheltiens: “Daarom nemen wij ook niet meer als SAP deel aan verkiezingen. Het gaat ons om een geloofwaardigheidsdrempel. Blijf je daaronder, dan kun je beter niet meedoen. De SAP is een eervolle instelling, een middel, maar geen doel op zich. Daarom werkt de SAP al jarenlang aan nieuwe politieke verbanden. Bij de Europese verkiezingen van ’89 gaven we een plaats aan Jef Ulburghs, die voor de SP plots had afgedaan. Dat initiatief Regenboog hebben we nog herhaald in ’91. In ’95 volgde dan de Rood-Groene Beweging, waarop we ook heel wat positieve reacties ontvingen. En bij de gemeenteraadsverkiezingen in ’98 is SAP-lid Nadine Peeters verkozen bij de Beweging voor Sociale Vernieuwing (BSV) van Patsy Sörensen, die in een kartel met Agalev zat. Nu blijkt dat Nadine Peeters ook het enige gemeenteraadslid is, buiten het Vlaams Blok, dat altijd consequent heeft gezegd dat dit bestuursakkoord te weinig rood-groene klemtonen bevat, en daarom zit zij ook in de oppositie. Dat is niet comfortabel, alleen naast al die Blokkers, maar het is wel een consequente keuze. En onze Franstalige kameraden, met wie wij overigens één partij vormen, doen hetzelfde met Gauche Unie. En verder zijn onze leden zeer actief in de vakbond, zonder dat ze een eigen fractie vormen, en rekenen we op onze jongerenorganisatie Socialistische Jonge Wacht, die zeer actief is in Leuven.”

Samenwerking met Agalev, werking in de vakbonden, maar geen samenwerking met de gescheiden kameraden van de KP en de PvdA. Met de KP ziet Scheltiens zich nog wel broederlijk discussiëren, met de PvdA al veel minder – al geeft ook hij toe dat de voorbije decennia veel energie werd verkwist in “wederzijdse animositeit”. “Samenwerking goed en wel, maar de historische waarheid heeft ook haar rechten. Wat moeten wij doen als de PvdA Stalin ophemelt en Trotski afschildert als een verrader. Dat kunnen wij toch niet over ons heen laten gaan?”

Die naijver is overigens wederzijds. Bij de PvdA wijzen ze Louis van Geyt nog altijd met de vinger om een opvallende tribune in De Standaard. Van Geyt bepleitte nog tijdens de formatie dat alternatief-links Vlaanderen de nieuwe paars-groene coalitie een kans moest geven, omdat er – ondanks de manifeste lacunes – in zijn ogen toch een aantal interessante nieuwe politieke wegen werden bewandeld.

Kris Merckx, Vlaams woordvoerder van de Partij van de Arbeid, vindt dat er niets communistisch is aan een discours dat Guy Verhofstadt steunt. Van Geyt bleef zijn hele politieke carrière on speaking terms met het politieke establishment, maar aan dat soort waardering is Merckx en de zijnen niets gelegen.

Al tijdens de Amada-voorgeschiedenis was duidelijk dat de PvdA zich op twee punten onderscheidt van de communistische concurrentie. Eén: ideologisch wijken ze geen millimeter van hun marxistisch-leninistische principes af. Partijvoorzitter Ludo Martens schreef nog een boek waarin hij een andere (positieve) kijk op Stalin bepleit, al erkent hij wel bepaalde “fouten en overdrijvingen”.

Twee: hun merkwaardig activisme. Dat begint in 1971, als Kris Merckx samen met zijn jonggestorven kompaan Michel Leyers naar de Antwerpse havengemeente Hoboken trekt om er een socialistische dokterspraktijk te starten. Dat project leidt tot Geneeskunde voor het Volk (vandaag een tiental praktijken in de Brusselse agglomeratie, Antwerpen, Hoboken, Charleroi, Luik, Genk en Zelzate). En anders dan de KP kan de PvdA vandaag bogen op een hele waaier verwante organisaties: het zopas vermelde Geneeskunde voor het Volk en Geneeskunde voor de Derde Wereld, de NGO Anti-Imperialistische Bond (AIB), de daarmee verbonden reisorganisatie Contact en Cultuur, de jeugdbeweging De Pioniers, de scholierenbeweging Rode Jeugd, de studentenorganisatie Marxistisch-Leninistische Beweging (MLB), de vluchtelingenorganisatie Open Grenzen, het tweetalige partijblad Solidair(e), het politieke tijdschrift Marxistische Studies

Kris Merckx: “We hebben onze organisatie kunnen uitbouwen door de inspanningen van onze kleine tweeduizend militanten en leden: allemaal goed gevormd, allemaal met een hoog engagement. En dat is nodig. De wantoestanden bij andere communistische en sociaal-democratische partijen zijn toch een les hoe het fout kan aflopen eenmaal de partijtop zichzelf privileges kan toe-eigenen. Daarom staan de intellectuelen die lid zijn van de PvdA een vrij belangrijk deel van hun inkomen af aan de PvdA. Tot ze uiteindelijk terugvallen op het loon van een modaal arbeidersgezin, zo’n 65.000 à 80.000 frank, te verhogen naar gelang het aantal kinderen. Zo voelen wij alle besparingsmaatregelen en prijsstijgingen even concreet als de modale arbeiders. Als er erfenissen komen van intellectuele leden, gaat een deel daarvan naar de partij: grotere erfenissen beschouwen wij bij uitstek als kapitaal waarvoor men zelf geen inspanning heeft moeten leveren.

Onze dokters werken trouwens met een bediendencontract en worden niet betaald per prestatie. Bovendien hebben we uitgerekend dat al de groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk samen, door geen frank remgeld aan te rekenen, onze patiënten jaarlijks zo’n zestien miljoen frank opleveren.”

INFILTRATIE

Of het nu de strijd is tegen de sluiting van Renault of van Forges de Clabecq, of de stakingen bij Avia en in de Gentse haven, of destijds de grote Limburgse mijnstakingen, of de bezetting van de Boelwerf, je kan er donder op zeggen dat de PvdA-militanten van zich laten horen. Maar is het dan niet ironisch dat de Belgische arbeiders die de PvdA’ers misschien wel een schouderklopje geven aan de fabriekspoort massaal voor het Vlaams Blok kiezen? Merckx: “Ik ga niet ontkennen dat de jongste verkiezingen een mislukking waren, al waren er ook goede resultaten. In Antwerpen, en in Wallonië, met Roberto d’Orazio op de door ons gesteunde lijst Debout!. Die behaalde 1,7 procent in het Waalse kiesdistrict, maar in de arbeiderscentra klom dat tot boven de 4 procent.”

“Goed, de infiltratie van het Vlaams Blok is op vele plaatsen verontrustend groot, vooral in de Antwerpse haven. Maar dat komt omdat daar bijna geen migranten werken. Zo krijgen die racistische vooroordelen natuurlijk vlugger een kans. Meer algemeen heeft onze terugval externe én interne oorzaken. Laten we eerst de hand in eigen boezem steken. Ondanks de prachtige campagne was het resultaat niet goed. Uit een bevraging bij onze achterban komen er duidelijk een aantal minpunten naar voren: te moeilijk taalgebruik, soms te weinig openstaan voor debat, te veel ineens willen bewijzen – we zullen moeten leren ons tot één thema te beperken, en niet meteen telkens de hele wereldanalyse erbij te geven. Niet dat we afzien van onze principes, het is gewoon een kwestie hoe die te brengen. Of neem onze aanvallen op het kapitalisme, bijvoorbeeld in Joegoslavië. In onze kritiek op de NAVO gingen we soms zo ver dat het wel leek of we pal achter Milosevic stonden, wat nooit de bedoeling was. We zullen daaraan moeten schaven. Op dit moment vindt binnen de partij een grote discussie plaats over hoe het verder moet, en ik kan nu al aankondigen dat het uitzicht van de PvdA zal veranderen. Niet de inhoud.”

“En dan is er het externe element, de algemene strijd tégen de PvdA. Toen wij in ’74 als Amada voor het eerst aan verkiezingen meededen, kregen we tien minuten zendtijd op televisie. Dit jaar waren er dat nog twee, helemaal in het begin van de campagne. Ik hoef toch niet uit te leggen dat die mediaboycot in de huidige samenleving een ernstige handicap betekent? Ook de heksenjacht van de ABVV-top hindert de PvdA, zeker met kerels als Herwig Jorissen van de Metaalcentrale.”

Waarmee Merckx meteen zelf de vraag opwerpt hoe ver men kan gaan. Dat Jorissen de PvdA’ers niet lust, is geen geheim. Dat de groep rond Roberto d’Orazio daar voor een groot stuk verantwoordelijk voor is al evenmin: eerst bewerkten d’Orazio’s makkers het gezicht van curator Alain Zenner, later timmerden ze ook twee vakbondssecretarissen in elkaar – één werd afgevoerd met een neusbeenbreuk. De PvdA doet dat af als “spijtige incidenten, maar alleszins een minder groot onrecht dan de kapitalisten de arbeiders aandoen, laat staan de derde wereld.”

De PvdA citeert in dat verband graag haar lid Jan Kap, ex-vakbondsafgevaardigde van de Boelwerf: “De hardste klappen waren hoe dan ook voor de families van de arbeiders van Clabecq.”

Walter Pauli.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content