Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Robert Janssens, de nestor onder de Vlaamse wielerjournalisten, begint aan zijn 43e en laatste seizoen. Ondanks flinke stormen en beangstigende excessen ziet hij de populariteit van de wielersport nooit verminderen.

Volgende zaterdag ontwaakt de wielersport ook in dit land uit zijn winterslaap. Met de traditionele Omloop Het Volk wordt het startschot gegeven voor een nieuw seizoen. Gegarandeerd staat wielerminnend Vlaanderen dan weer enthousiast langs het parcours. Want ondanks diverse uitwassen blijft de wielrennerij voor velen een vlucht uit de werkelijkheid, een hard, meedogenloos en met veel epiek overgoten overlevingsgevecht.

Het is die rauwheid en puurheid die wielerjournalist Robert Janssens (63) zo charmeert. In 1969 ging deze Antwerpenaar aan de slag bij Het Laatste Nieuws. Hij volgde 38 keer de Ronde van Frankrijk, schreef verschillende wielerboeken en maakte de razendsnelle evolutie van deze sport op het terrein mee. Nu begint Janssens aan zijn laatste wielerjaar. In juni 2004 gaat hij met pensioen. Na een carrière van 49 jaar, want op zijn zestiende was hij al begonnen als bediende en later als journalist bij de toenmalige Volksgazet. De draad met de wielersport zal Robert Janssens ook nadien nooit doorknippen. Daarvoor is zijn fascinatie en adoratie voor deze sport te groot. Dat heeft hem evenwel geen oogkleppen bezorgd. Ook Janssens plaatst vraagtekens bij de onfrisse verhalen die het peloton teisteren. Maar hij verbaast er zich vooral over dat het dopingprobleem niet aan de basis wordt aangepakt.

ROBERT JANSSENS: Alles wat in de wielersport is veranderd, heeft te maken met geld. Vroeger waren de renners werklieden die een heel jaar moesten knokken om hun huisje af te betalen, nu hebben ze de mentaliteit van een manager. Maar in wezen zijn ze nog even toegankelijk. Ook al is er soms meer wantrouwen, omdat de media andere klemtonen leggen. Privézaken nemen steeds meer de bovenhand op de sport. Het spektakel wordt daardoor wel eens meer in de media uitgevochten dan in het peloton. Maar de essentie blijft dezelfde.

De grotere belangstelling van de televisie heeft wel voor een andere benadering gezorgd. Vroeger beleefden de mensen alles via de radio, ze moesten hun verbeelding gebruiken. Nu zitten ze er met hun neus op. Als Lance Armstrong economisch begint te rijden en iemand een rit laat winnen, dan roepen ze: die Armstrong, wat doet die nu? Als een etappe van de Ronde van Spanje gedurende drie uur wordt uitgezonden en je ziet het peloton langs eindeloze wegen in een desolaat, dor landschap met een slakkengang rijden, dan vragen de mensen: waar zijn die coureurs mee bezig? Terwijl ze twintig, dertig jaar geleden in dergelijke ritten niet sneller reden. Alleen: niemand zag dat toen. In feite is het anti-reclame voor de wielersport om dat soort wedstrijden in beeld te brengen. Al heeft de televisie anderzijds voor een grotere populariteit gezorgd.

Is het niet vreemd dat de wielersport zo populair blijft, ondanks de wilde dopingverhalen?

JANSSENS: Die verhalen zijn er altijd geweest. Alleen lijkt het erop dat het nu niet om cowboyverhalen gaat. Dat heeft misschien ook te maken met de manier waarop alles wordt benaderd. Toen Tom Simpson in 1967 op de Mont Ventoux stierf, werd dat met een zekere discretie behandeld. Ik herinner me nog goed dat de Franse sportkrant L’Equipe, de organisator van de Ronde van Frankrijk, de dag nadien op de eerste pagina blokletterde: Jan Janssen wint de etappe op de Mont Ventoux. Helemaal onderaan werd in een klein lettertype bericht over het drama van Simpson. Nu zou er aan de zege van Janssen nauwelijks nog aandacht worden besteed.

In de jaren zestig werd ook over doping gesproken, maar dat gebeurde een beetje in het wilde weg, omdat niemand er iets van wist. Vroeger was het ook alsof de renners iets nodig hadden, het leek er allemaal bij te horen. Als de renners gecontroleerd werden, waren ze geshockeerd. Want ze vonden dat ze niet ‘pakten’, wel dat ze zich verzorgden. Met amfetamines die trouwens van de verzorgers kwamen. Ik zit meer dan veertig jaar in het vak, ik heb van alles gehoord, ze hebben me van alles verteld. Maar de grens tussen noodzakelijke middelen en doping, tussen goed en kwaad, is nog niet scherp afgebakend.

Er is toch een lijst van verboden middelen.

JANSSENS: Maar over de schadelijkheid van de producten spreken zelfs medici elkaar tegen. Ik vraag me soms af hoe renners nog het onderscheid moeten maken. Als iemand hen iets geeft en zegt dat ze daar beter van gaan rijden en dat het niet schadelijk is voor de gezondheid, wat doet een renner dan? Zeker nu het niet meer de verzorgers zijn die zich daarmee bezighouden, maar de universiteiten en de farmaceutische nijverheid. Want epo groeit natuurlijk niet aan de bomen. Waar komt dat vandaan? Het is blijkbaar een substantie die alleen aan ziekenhuizen wordt geleverd, voor nierpatiënten. Hoe geraakt dat dan bij een renner? Dat is iets dat blijft verbazen: als een renner wordt betrapt met epo, dan wordt nooit onderzocht hoe dat zijn weg heeft gevonden in het peloton. Als je daar een beetje over nadenkt, dan moet je tot de conclusie komen dat daar een lobby achter zit waar ze niet durven aankomen.

Twee jaar geleden doken er in de Giro zelfs experimentele en levensbedreigende middelen op.

JANSSENS: Ik zie het zo: een duursport, zoals het wielrennen, is voor een aantal geneesmiddelen in een experimentele fase een uitzonderlijk testterrein. Terwijl amfetamines vroeger alleen op de geest inwerkten, is het nu duidelijk dat er door bepaalde producten fatale dingen aan je lichaam kunnen veranderen. Daarom is doping ook zo gevaarlijk en verwerpelijk. Maar ze hebben met de renners wel gemakkelijke slachtoffers. Omdat die heel bevattelijk zijn voor dat wat je hen aanreikt. Hoe kan je nu tegen een renner die met 90 kilometer per uur een col afdondert zeggen dat het gevaarlijk is als hij een pilletje pakt?

De grote verantwoordelijkheid ligt bij de medische wetenschap. Die weten dat je van iets over vijftien jaar een hartinfarct kunt krijgen. En als ze het niet weten, dan moeten ze er niet aan beginnen. De hele machinatie die daar achter zit, die blijft me integreren. Ze pakken de vrouw van Raimondas Rumsas op, omdat er bij haar middelen zijn gevonden. Ze zit daarvoor maanden in de gevangenis. Maar ik heb nergens gehoord waar ze dat spul vandaan heeft.

Zoals met het geval van Frank Vandenbroucke?

JANSSENS: We weten nog altijd niet wat er precies gebeurd is, uiteindelijk werd er tegen Vandenbroucke niets hard gemaakt. Anders zou hij door zijn ploeg niet zijn opgevist. Net zoals Dario Frigo weer bij Fasso Bortolo zit en de aanvankelijk ontslagen Rumsas nog altijd voor Lampre rijdt. Pas op, ik hoop uit de grond van mijn hart dat Vandenbroucke terugkomt. Maar als je eerlijk bent, moet je zeggen dat je van hem niets meer kunt verwachten. Ooit heeft een filosoof gezegd: ‘Ik kan aan alles weerstaan, behalve aan verleidingen.’ Die uitspraak is perfect op Vandenbroucke van toepassing.

Hij is wat dat betreft de antipode van Johan Museeuw. Begint die niet aan zijn jaar te veel?

JANSSENS: Dat geloof ik niet. Museeuw zou dat ‘jaar te veel’ niet kunnen verdragen. Toen hij in Lugano wereldkampioen werd, heeft hij zich de hele daaropvolgende winter te pletter getraind. Omdat hij zich in die regenboogtrui wilde tonen, omdat hij zelfs tijdens de Ruta del Sol niet in de tweede waaier wilde zitten. Natuurlijk heeft hij wat al te vaak gezegd dat hij zou stoppen. Maar: als ze met een koffer vol geld komen aandragen, en je weet dat je het mentaal nog kunt opbrengen, waarom zou je dan niet doorgaan? Dat is bijvoorbeeld het verschil met Laurent Jalabert: die besefte dat het echt niet meer kon. Wat heeft Jalabert vorig seizoen trouwens gedaan? Voor een paar stunts gezorgd in de Tour. In de eerste bergrit aanvallen, lang standhouden en vervolgens op twintig minuten finishen, terwijl iedereen voor hem applaudisseert, je moet het maar doen.

Wat verwacht je van het komende seizoen?

JANSSENS: Ik ben vooral benieuwd of Tom Steels terugkomt. Dat is een renner met zoveel potentieel. Alleen: de gezondheidsproblemen van zijn gehandicapt dochtertje spoken constant door zijn hoofd. Hij zegt wel van niet, want ten aanzien van zijn sponsor kan hij dat niet toegeven. Tom is onvoorstelbaar gevoelig. Anderzijds zit hij nu bij Landbouwkrediet in een heel goeie ploeg. Die Gérard Bulens is een uitstekende ploegleider, een wat onderschat man. Hij is rustig, laat renners groeien. Voor Steels is dat ideaal om terug te komen. Dat hij in het prille voorseizoen al eens een massaspurt heeft gewonnen, moet hem goed doen. Hoe is Robbie McEwen er vorig jaar weer bovenop gekomen? Door in het begin van het seizoen een paar overwinningen te boeken. Vergeet niet dat de twijfels heel groot waren toen McEwen bij Lotto kwam. Ik hoor Christophe Sercu, de manager, nog zeggen dat het gelukkig om een risicoloze overgang ging. Omdat hij McEwen als een koopje kon krijgen.

Een ander vraagteken is Jan Ullrich.

JANSSENS: Ik denk dat we weer een goeie Ullrich gaan zien. Gewoon omdat hij moet. Hij heeft namelijk veel geld verloren. Onder meer door dat ongeval dat hij heeft veroorzaakt, toen hij met zijn Porsche in een fietsenstalling knalde. In Duitsland lachen ze daar niet mee. Bij de boete houden ze daar rekening met je jaarinkomen. Ullrich zou 500.000 euro hebben moeten betalen. Ik vind Ullrich een renner van een uitzonderlijk niveau. Als je ziet welke kracht hij kan ontwikkelen, hoe gestroomlijnd hij op die fiets zit, dat is een streling voor het oog. Hij doet me denken aan Jacques Anquetil. Alleen, hij komt dus uit de DDR en kon de overstap naar een wereld van luxe niet aan.

Als Ullrich op het niveau blijft rijden waarmee hij in 1997 de Ronde van Frankrijk domineerde, zie ik Lance Armstrong nooit vier keer de Tour winnen. Ook al heb ik een grote bewondering voor Armstrong, die de wielersport weer een beetje naar het kleine verzet heeft gebracht. Armstrong is de man van de souplesse. Als je een hele klim met dat kleine verzet rijdt, wat moet dat hart niet meemaken? Hoe kleiner je trapt, hoe hoger je hartslag. Terwijl Ullrich dus puur kracht is.

De overgang van Ullrich van Telekom naar Coast zorgde voor veel beroering in Duitsland.

JANSSENS: Maar uiteindelijk is de rust snel hersteld. Dat heeft te maken met de manier waarop Walter Godefroot die ploeg leidt. Godefroot is een van de sterkste persoonlijkheden uit het peloton. Om een Duitse ploeg zo te dirigeren, moet je van een heel hoog niveau zijn. Om als buitenlander overeind te blijven als iemand als ex-renner Uwe Ampler komt vertellen dat er in de ploeg doping wordt gebruikt, je moet het maar doen. Maar wat er ook gebeurt, Godefroot staat bij Telekom nooit ter discussie. Alleen loopt hij daarmee niet te koop. Maar hij zet de renners wel naar zijn hand. Toen hij een paar jaar geleden aan Erik Zabel vroeg om de E3-Prijs van Harelbeke te rijden, haalde die zijn schouders op en vroeg of dat een koers was. Maar Zabel stond wel aan de start. Net zoals alle andere Duitsers.

Nog iemand met uitstraling is Mario Cipollini.

JANSSENS: Het is een geschenk uit de hemel dat die wereldkampioen is geworden. Vooral dan voor de Italianen. Na alle dopingverhalen konden ze daar een kampioen met charisma wel gebruiken. Al moet je vaststellen dat al die dopingzaken in wezen de mensen niet interesseren. Sponsors als Mapei willen dat weleens als reden geven waarom ze afhaken, maar zelf geloof ik daar niets van. Dopingzaken doen de interesse van de sponsors niet afnemen. Dat heeft ook te maken met de duidelijke structuur die er in deze sport zit.

Het werk van Hein Verbruggen.

JANSSENS: Absoluut. Er zijn twee mensen die de wielersport een nieuw gezicht hebben gegeven: Félix Lévitan en Hein Verbruggen. Lévitan omdat hij de Tour – die voordien door poëten geleid werd – heeft gecommercialiseerd, die wedstrijd een management gaf en daardoor veel geld naar de Tour sluisde. Verbruggen omdat hij een echte structuur heeft aangebracht, een wereldbeker heeft georganiseerd, een duidelijke lijn bracht in het wedstrijdenschema en voor verbeteringen zorgde qua infrastructuur. Verbruggen moet heel veel wind vangen, maar later zal blijken welke belangrijke rol hij heeft gespeeld in de evolutie van deze sport.

Als u op uw carrière terugkijkt, wie heeft dan op u de meeste indruk gemaakt?

JANSSENS: Zonder enige twijfel Eddy Merckx. Door zijn uitzonderlijke atletische kwaliteiten natuurlijk, maar ook door het respect dat hij steeds voor de tegenstanders opbracht. Zelfs nadat hij Parijs-Roubaix na een solotocht van honderd kilometer met acht minuten voorsprong had gewonnen, zei hij dat de anderen hem pijn hadden gedaan. Het probleem van Merckx was dat hij nooit kon genieten tijdens zijn carrière. Zelfs op het podium was hij al met de daaropvolgende koers bezig. Terwijl hij een heel vrolijk iemand is. In het Gentse wordt nog ieder jaar een tentoonstelling gehouden over Merckx, door iemand die alles van hem heeft bijgehouden. Eddy gaat daar altijd naartoe. De zaal zit stampvol, je kunt je nauwelijks bewegen. En Eddy praat met die mensen, het geluk staat op zulke momenten op zijn gezicht. Het is vooral die eenvoud die me altijd in hem heeft aangesproken.

Jacques Sys

‘Vroeger waren de renners werklieden die een heel jaar moesten knokken om hun huisje af te betalen, nu hebben ze de mentaliteit van een manager.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content