Het Italiaanse Hof van Cassatie besliste om het proces van de gewezen SS-officier Erich Priebke over te doen. Zijn rechters waren hem begin augustus wat te gunstig gezind.

HEEL ITALIE, president Oscar Luigi Scalfaro voorop, reageerde verontwaardigd toen een Romeinse militaire rechtbank begin augustus de 83-jarige oorlogsmisdadiger Erich Priebke vrijsprak. Over zijn deelname aan de moord op 335 Italianen in 1944 lieten de vijf rechters nochtans geen twijfel bestaan. Maar ze waren het niet eens met militair aanklager Antonino Intelisano, die uitriep dat de massamoord ?met extreme wreedheid en met voorbedachte rade? werd uitgevoerd. Daardoor vielen de feiten onder de verjaringswetgeving voor oorlogsmisdaden. Als verzachtende omstandigheden golden het argument dat Priebke een bevel van hogerhand opvolgde, zijn goed gedrag tijdens zijn voorarrest, en zijn gevorderde leeftijd.

De feiten zijn gekend. Na een bomaanslag van de Italiaanse partizanen op 23 maart 1944, waarbij 33 Duitse reservisten om het leven kwamen, organiseerde SS-kapitein Priebke één dag later in opdracht van Hitler en onder leiding van zijn rechtstreekse overste, HerbertKappler, een vergeldingsactie. Hij stelde een lijst op van de slachtoffers, die hij selecteerde onder gevangenen en burgers. 330 mannen, onder wie 75 joden, werden verzameld, conform het door Hitler vooropgestelde compensatiecijfer van tien gijzelaars voor elk Duits slachtoffer. Ze werden met vrachtwagens naar de grotten langs de via Adreatina gebracht. Daar werden ze in groepen van vijf, knielend bij de lijken van hun voorgangers, in het achterhoofd geschoten. Het uiteindelijke dodenaantal liep op tot 335 : uit voorzorg werden vijf onvrijwillige ooggetuigen eveneens om het leven gebracht. Priebke zelf executeerde twee burgers.

De felle reactie van de Italianen op het vonnis onderstreept de eigengereide aard van het oorlogsverleden. Waar bij het begin van de oorlog de fascistische leider Mussolini zijn landgenoten aan de zijde van de Duitse agressor schaarde, sloeg de balans in juli 1943, kort na de landing van de geallieerden op Sicilië, over in het voordeel van de hoofdzakelijk communistische partizanenbeweging. Het land trad uit de oorlog als een republiek, met een christen-democratisch bestuur maar cultureel begeesterd door het linkse gedachtengoed. Zo ook de geschiedschrijving, waarin de massa-executie aan de Ardeatijnse grotten geboekstaafd staat als het symbool van de Duitse agressie.

Volgens rechts denkend Italië daarentegen werd deze gebeurtenis opzettelijk uit de context gelicht om het tweeslachtige Italiaanse oorlogsverleden te verdoezelen. Italiaanse militaire historici verklaren dat de aanslag van de partizanen een opportunistische daad was, gericht op het uitlokken van een zware vergeldingsactie, waarna de Italiaanse bevolking zich ongetwijfeld tegen de Duitse bezettingstroepen zou keren.

Achter het vonnis van het militair gerechtshof schuilt dit intern conflict.

MORELE KEUZE.

Priebkes proces was van bij de aanvang omstreden. Krijgsauditeur Agostino Quistelli voorspelde het vonnis nog voor de rechtszaak begon. Hij maakte geen geheim van zijn mening dat de familieleden van de slachtoffers en de joodse gemeenschap slechts op wraak uit waren. Zijn vooringenomenheid kwam tijdens het proces tot uiting in zijn houding tegenover openbare aanklager Intelisano. Van de zeventig getuigen op wie deze zich wilde beroepen, liet hij er slechts negen toe.

Gedurende het proces weerstonden Quistelli en zijn collega’s twee pogingen om hen te laten vervangen. Het Hof van Cassatie keert nu op deze beslissingen terug. Behalve de vooringenomenheid van de rechters, tastten nog andere feiten de integriteit van het verdict aan. Zo ondersteunde één van de kroongetuigen ten laste, Karl Hass, gewezen afdelingshoofd van de Gestapo, plotseling de thesis van de verdediging. Daar kwam hij pas bij nadat hij uit het raam van zijn Romeinse hotelkamer gesprongen en in een militair ziekenhuis opgenomen was.

Quistelli’s vonnis gaat bovendien uit van de verzachtende omstandigheid dat Priebke gedwongen werd de orders van commandant Herbert Kappler uit te voeren. Een omstreden beoordeling, aangezien de Duitse reservisten die de bomaanslag overleefden, zonder gevolg weigerden aan de vergeldingsactie deel te nemen. Als hogere in rang moet ook Priebke de ruimte gehad hebben voor een morele keuze.

Dat de militairen iets te verbergen hebben, werd duidelijk toen bekend raakte dat Priebke in de jaren zestig en zeventig ongehinderd naar Italië kon terugkeren en één keer voor intern vervoer een militair vliegtuig mocht gebruiken. En ook is er de sensationele ontsnapping, in augustus 1977, van Herbert Kappler. De SS-Obersturmbannführer werd in 1948 tot levenslang veroordeeld voor zijn aandeel in het bloedbad aan de Ardeatine. Negen jaar na Kapplers vlucht bekende generaal Ambrogio Viviani, de voormalige chef van de geheime dienst en militair attaché in Bonn, dat die mogelijk werd gemaakt door een samenwerking tussen de Italiaanse en West-Duitse geheime diensten. Kort voor zijn verdwijning ondertekende Kappler een protocol over een hoeveelheid goudstaven, die hij tijdens de oorlog uit de kelders van de Banca d’Italia in beslag had genomen. Aangenomen werd dat hij die had overgemaakt aan Wilhelm Funk, de Reichsminister van Financiën. Kappler onthulde 32 jaar later dat de schat in een Zwitserse bankkluis belandde. Van de vijftig kilo goud die de SS-commandant uit joods-Italiaanse handen had gerukt, werd niet gesproken.

Het Italiaanse militaire gerechtshof is hoe dan ook niet van Priebke verlost. Er loopt namelijk ook nog een ander onderzoek tegen de man, dat tot een nieuw proces kan leiden : zijn aandeel in de moord, op 4 juni 1944, op veertien vakbondsleiders, onder wie Bruno Buozzi, de stichter van het democratisch syndicalisme. De familie van Buozzo eist de waarheid, en met hen heel Italië.

Karel Degraeve

Erich Priebke : Italië wil de waarheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content