Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De explosie in de kerncentrale van Tsjernobyl op 26 april 1986 was de grootste nucleaire ramp tot nu toe. En de gevolgen zijn nog altijd merkbaar.

Het leek een eenvoudige proef. De ingenieurs van de watergekoelde grafietreactor in het Oekraïnse plaatsje Tsjernobyl wilden weten wat er zou gebeuren bij een plotse stroomonderbreking in de installatie. Ze vroegen zich meer in het bijzonder af of de stilgelegde generatoren voldoende stroom zouden blijven leveren om de pompen voor koelwater te laten draaien tot de reservegeneratoren zouden zijn opgestart. Om een antwoord te vinden begonnen ze op 25 april 1986 om 1 uur ’s nachts met een experiment. Ze verminderden geleidelijk het vermogen van Tsjernobyl 4, de nieuwste reactor van het kerncentralepark, die twee jaar eerder in werking was gesteld.

Wat volgde was een opeenstapeling van flaters, al dan niet teweeggebracht door hoogmoed, door het gevoel de kracht van kernsplijting volledig in de hand te hebben. De nachtmerrie waarvoor activisten tegen kernenergie jarenlang hadden gewaarschuwd en die door nucleaire ingenieurs hautain als absurd werd weggewuifd, werd nu werkelijkheid: de centrale explodeerde en besmette een goed deel van Europa met radioactieve neerslag. De kernenergie zou nooit van de klap herstellen. Na Tsjernobyl durfde geen enkele politicus de sector nog hardnekkig te promoten. Overal in de wereld, ook bij ons, worden nu plannen gemaakt om kerncentrales te ontmantelen.

De eerste flater in Tsjernobyl kwam er een halve dag na de start van het experiment. Het vermogen van de reactor was toen al tot de helft teruggevallen. Om te vermijden dat de resultaten onduidelijk zouden zijn, legden ingenieurs de noodkoeling van de centrale stil. Vervolgens kwam er van de autoriteiten uit de hoofdstad Kiev het verzoek om te wachten met het vervolg van de proef tot de volgende nacht, omdat de stroomvoorziening in grote delen van het land in het gedrang dreigde te komen. Daar hadden de wetenschappers niet aan gedacht. Ze stelden hun experiment uit, ondanks het feit dat toen al bekend was dat een grafietreactor die te lang op halve kracht draait, zijn “alertheid” verliest en met vertraging reageert.

Om 23 uur ’s nachts werd de proef hervat. De “automatische piloot” werd uitgeschakeld en de ingenieurs bestuurden de centrale manueel. Ze begonnen jammer genoeg met een manipulatiefout, waardoor het vermogen van de reactor in enkele seconden tot ver onder de kritische minimale waarde dook. Om dit euvel op te vangen haalden de operatoren meer controlerende regelstaven dan toegestaan is uit de reactorkern. In principe moest die ingreep volstaan om het vermogen weer hoog genoeg op te trekken, maar omdat de reactor nog sluimerde na zijn teruggeschroefde activiteit, lukte het niet.

TWEEHONDERD PRIMITIEVE ATOOMBOMMEN

Twee uur na de hervatting van het experiment – 26 april om 1 uur ’s nachts – verloor de reactor zijn stabiliteit. Desondanks werd de proef gewoon voortgezet. De reservekoelpompen werden ingeschakeld. Omdat het vermogen weer begon te dalen, werden nog meer regelstaven uit de reactor getrokken. Uit vrees dat de proef alsnog zou mislukken, schakelden de ingenieurs ook de laatste beveiliging uit: de automatische noodstop.

Een kwartiertje later was het zo ver. De reactor sloeg op hol. In enkele seconden steeg zijn vermogen van 200 tot bijna 300.000 megawatt. Niemand kon onmiddellijk ingrijpen want de noodstop was geblokkeerd, en er waren te veel regelstaven uit de kern gehaald. Om 01.23 uur precies explodeerde de reactor, eerst de splijtstofstaven in de kern, vervolgens de centrale zelf. De gevolgen waren niet te overzien. Pas op 6 mei kon er een einde worden gemaakt aan de uitstoot van zwaar radioactieve stoffen. In een zone met een straal van dertig kilometer rond de centrale moest iedereen worden geëvacueerd. Later zou blijken dat de nacht van de explosie naar schatting 140 miljoen curie aan radioactiviteit de atmosfeer werd ingeblazen – dat is tweehonderd keer de hoeveelheid die bij de ontploffing van de atoombom boven Hiroshima vrijkwam.

Pas in november 1986 kon een betonnen “sarcofaag” rond het puin van de vernielde reactor worden afgewerkt. Die blijft ook nu nog zorgen baren, want niemand kan met zekerheid zeggen of hij sterk genoeg is om de zaak bijeen te houden. Er werden al scheurtjes in de constructie ontdekt, waarschijnlijk omdat het puin van de reactor eronder inzakt. Er komen geregeld onheilstijdingen uit Tsjernobyl. De sarcofaag zou een tijdbom zijn, die ooit moet ontploffen. In 1997 had de nieuwe directie van de centrale naar eigen zeggen nog 100 miljard frank nodig om de installatie “helemaal veilig” te maken. De meest essentiële ingrepen zouden 25 miljard kosten. Dat geld moest grotendeels door het buitenland worden opgehoest.

Meestal bleken de berichten ingegeven door de wens van de Oekraïners om meer subsidies binnen te rijven. Veel buitenlands geld belandde overigens in de zakken van corrupte lui. Een Oekraïnse onderzoekscommissie maakte in 1996, bij de tiende “verjaardag” van de ramp, bekend dat naar schatting 130 miljoen frank aan humanitaire hulp misbruikt was voor snoepreisjes en privé-bouwprojecten door lokale amtenaren. Ook de Europese Commissie deed in deze zaak haar kwalijke reputatie eer aan, door dure projecten te lanceren die grotendeels geldverspilling bleken te zijn.

HET REGENDE RADIOACTIVITEIT

Wetenschappers menen ondertussen te begrijpen wat er zich in de centrale tijdens het fatale experiment concreet heeft afgespeeld. De accumulatie van hitte in de kern van de reactor leidde tot een onhoudbaar hoge druk. Die lokte eerst een explosie van stoom en vervolgens van waterstof uit. Het waterstof kwam vrij uit watermoleculen, onder impuls van het metaal zirconium dat als een huls rond de splijtstofstaven zat. De waterstofexplosie was zo hevig dat ze het dak van de reactorkern blies, waardoor zuurstof in contact kwam met de gloeiende grafietstaven. Die vlogen in brand en lieten een massa radioactieve stofdeeltjes in de atmosfeer los.

De eerste dagen wist amper iemand dat er iets aan de hand was. Naar aloude communistische gewoonte werd het Westen niet over de ramp ingelicht. Toch duurde het niet lang voor er in West-Europa een lichtje ging branden. Op 28 april registreerden stralingsmeters in een Zweedse kerncentrale abnormaal hoge radioactiviteit aan de schoenen van de werknemers. De besmetting bleek neer te komen met de regen. Onderzoek van de aard van de straling wees onmiddellijk uit dat het niet om de fall-out van een ondergrondse kernproef kon gaan. De weerdiensten werden ingeschakeld en die konden snel aantonen dat de regenwolken kwamen aandrijven uit de richting van de Zwarte Zee. Pas die avond maakte het Russische persbureau Tass bekend dat er een ongeluk was gebeurd in de centrale van Tsjernobyl. Meteen zat de wereld met een enorm probleem.

Op het eind van de Tweede Wereldoorlog, met de atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki, had kernenergie zijn kracht bewezen. Vanaf 1970 ongeveer nam de elektriciteit geleverd door kernenergie op wereldniveau sterk toe, ondanks het feit dat er zich in 1957 twee incidenten hadden voorgedaan. In het Russische plaatsje Kyshtym leidde een brand tot de ontploffing van zwaar radioactief afval in een splijtstoffabriek. In het Britse Windscale – het huidige Sellafield – brak brand uit in de kern van een luchtgekoelde grafietreactor. Gelukkig (?) kreeg men de brand tijdig onder controle.

Van 1975 tot 1985 beleefde de kernenergiesector zijn gloriejaren, ondanks een incident in 1979 met de centrale van Three Mile Island in het Amerikaanse Harrisburg. Daar liep een foutje tijdens een onderhoudsbeurt uit de hand en bleek niemand te weten hoe de op hol geslagen reactor weer onder controle te krijgen was. Twee dagen lang kwam radioactieve straling in de atmosfeer, voor de reactor kalmeerde. Gelukkig voor de Amerikanen hield de betonnen mantel rond de reactor stand – anders hadden zíj een nucleair trauma opgelopen en was Tsjernobyl in 1986 alleen de bevestiging geweest van wat iedereen toen al wist: dat kernenergie te veel risico’s inhield om betrouwbaar te zijn.

EEN EXTRA-RONTGENFOTO

De Russische centrales waren jammer genoeg geen toonbeeld van veiligheid. In Harrisburg kon een ramp vermeden worden omdat de reactor in een betonnen blok was gebouwd. Belgische kernreactors zitten zelfs in twee betonnen omhulsels, in plaats van één zoals internationale normen voorschrijven. Zo’n mantel moet de reactor zelf ook beschermen tegen een ongeval van buitenaf, zoals een neerstortend vliegtuig. Maar voor de Russen hoefde dat beton niet. Niet één van hun centrales had ooit in het Westen gebouwd mogen worden. Daarenboven was het staal van de reactorkern in vele Russische centrales te zwak, zodat het onder invloed van de straling aan kracht verloor.

De ramp bleef niet beperkt tot de directe omgeving van de brandende centrale. Een radioactieve wolk dreef de dagen volgend op de catastrofe in een achtvormige lus over Europa. Sommige regio’s kregen meer neerslag te verwerken dan andere, vooral afhankelijk van het feit of het regende op het ogenblik dat de radioactieve wolken er overheen dreven. België had geluk. Het bleef droog in de eerste dagen van mei 1986, toen de wolken over ons land waaiden. Elke Belg kreeg gemiddeld een extra-dosis radioactiviteit te verwerken, die maar een fractie betrof van deze uitgestraald door natuurlijke mineralen of medische apparaten. Niet meer dan een extra-röntgenfoto, beweerden sommige experts. Op 2 mei om 4 uur ’s ochtends overschreden de meetwaarden bij ons de veilige drempel. De maximale waarden werden om 11 uur opgetekend.

Schotland en Wales kregen het zwaarder te verduren. Tien jaar na de ramp waren duizenden schapen nog altijd te radioactief om verkocht te kunnen worden. De dieren namen de radioactiviteit met het gras op hun weiden in hun lichaam op. In 1986 werden vierhonderd boerderijen met 220.000 schapen aangeduid om regelmatig te worden gecontroleerd. In 1987, op het hoogtepunt van de besmetting in Groot-Brittannië, moesten 23.000 schapen wegens te hoge radioactiviteit worden afgekeurd voor consumptie.

Maar de gevolgen waren natuurlijk vooral dramatisch voor de mensen uit de omgeving van de centrale. Tijdens de bluswerken stierven 32 brandweermannen. In totaal werden 650.000 arbeiders, onder wie argeloze afgezwaaide soldaten uit Afghanistan, ingezet in de strijd tegen de ramp. Ongeveer 200.000 van hen kregen zware doses radioactiviteit te verwerken. In 1998 lieten de Oekraïnse autoriteiten weten dat meer dan 12.500 van deze mensen ten gevolge van blootstelling aan radioactiviteit gestorven waren. Ruim 83 procent van de rest zou min of meer ziek zijn. Naar schatting vijf miljoen inwoners van Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland waren met zware doses radioactiviteit in aanraking gekomen. Bijna duizend kinderen zouden ondertussen kanker aan de schildklier gekregen hebben. Ook leukemie neemt toe. Een zone drie keer zo groot als België werd zwaar besmet. Daaruit moesten 350.000 mensen worden geëvacueerd.

DE VERGETEN PSYCHISCHE SCHADE

Voor de natuur was de ramp niet noodzakelijk een drama. De dertig-kilometerzone rond Tsjernobyl is een “radioactief reservaat” geworden. Wolven, beren en elanden hebben hun weg naar de mensenvrije zone gevonden en blijken er te floreren. Lynxen en wisenten zijn opvallende nieuwkomers in de streek. Toch zijn slechts weinig natuurliefhebbers in een bezoek geïnteresseerd. Ramptoerisme brengt hier haast geen geld op.

De Wit-Russische autoriteiten berekenden in 1996 dat ze 21 jaarbegrotingen (uit 1991) – dat is ongeveer 7000 miljard frank – nodig zouden hebben om alle gevolgen van de ramp uit te wissen. Afgezien van de oweerlegbare toename van schildklierkanker en leukemie, wordt er door deskundigen nog altijd heftig gedebateerd over de vraag hoe erg de totale medische schade uiteindelijk zal zijn. En over de psychische schade rept haast niemand, behalve lokale autoriteiten. Het leven van een volledige generatie mensen is verwoest, omdat ze niet weten wat hun lichaam te verduren heeft gekregen. Of nog moet verduren, want niemand kan precies zeggen hoeveel straling de bewoners nu binnenkrijgen met de voeding en op andere manieren.

Ondertussen smeult er in Tsjernobyl een tweede ramp. Experts schatten dat er in de vernielde reactor onder de sarcofaag ongeveer 135 ton gestold radioactief materiaal ligt. Dat zal minstens 100.000 jaar lang amper straling verliezen. De zusterreactor van de ontplofte centrale (Tsjernobyl 3) is overigens nog altijd operationeel, hoewel hij in juni 1998 moest worden stilgelegd wegens een radioactief lek. En dat ondanks het feit dat er een jaar aan gewerkt was, omdat er scheurtjes in de leidingen zaten.

Deze reactor leunt tegen de steeds brozer wordende sarcofaag rond zijn ontplofte tweelingszus. Europa eist dat de Oekraïners de centrale tegen het jaar 2000 sluiten, wegens het groeiende gevaar voor een nieuwe catastrofe. De Oekraïners houden het been stijf. Ze willen alleen sluiten als Europa met meer geld over de brug komt om de gevolgen van de ramp op te vangen, en de energievoorziening in hun land, die sterk van de centrale afhangt, niet in het gedrang te laten komen. Een pijnlijke patsituatie.

Tien jaar na de ramp vond Viktor Broechanov, ten tijde van de ontploffing directeur van de centrale, dat hij zichzelf niets te verwijten had. Samen met vijf collega’s werd hij veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf wegens nalatigheid bij het opzetten van het fatale experiment. Maar in 1990 werd hij vervroegd vrijgelaten, omdat hij ziek was. Sindsdien werkt hij als adjunct-directeur op het Oekraïns ministerie van Energie. Geen enkele van zijn collega’s bleef lang in de gevangenis. Twee van hen stierven aan de gevolgen van de ramp.

Volgende week: de tv-mens.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content