Belgische soldaten getuigen over de Koreaanse oorlog.

Rwanda was niet het eerste land waar Belgische militairen in het kader van een actie van de Verenigde Naties (VN) werden ingezet. Meer dan veertig jaar eerder trokken honderden soldaten naar het Verre Oosten, om in Korea de communisten te bevechten. Niet voor een vredesmissie, maar om te schieten. Dit was de Koude Oorlog op zijn warmst.

Nadat het Koreaanse schiereiland bij het einde van de Tweede Wereldoorlog was bevrijd van de Japanse bezetting, kwam het noordelijke gedeelte onder Sovjetrussische voogdij, het zuidelijke onder Amerikaanse. Het land werd verdeeld langs de welhaast willekeurig gekozen 38ste breedtegraad. De VN planden een democratische hereniging, maar tevergeefs. Op 25 juni 1950 waagde het communistische noorden, met Russische en Chinese steun, een militaire inval in het zuiden.

Omdat de Sovjets verzuimden hun vetorecht te gebruiken, konden de VN krachtig reageren: onder Amerikaanse leiding zou een VN-troepenmacht Zuid-Korea weer bevrijden. Alle lidstaten werd om deelname verzocht. Ook België stuurde een bataljon, samengesteld uit vrijwilligers. Daar was een politieke reden voor (het was lastiger beroepssoldaten of dienstplichtigen zo ver weg te laten sneuvelen) en bovendien moest de binnenlandse legersterkte op peil worden gehouden.

Brussel deed het zonder enthousiasme en pas na enig aansporen van de Amerikanen. Tenslotte had het land in die tijd, zomer 1950, wel wat anders aan het hoofd: de Koningskwestie was op haar hoogtepunt. Minister van Buitenlandse Zaken Paul Van Zeeland beloofde duizend soldaten, maar het Vrijwilligerskorps Korea (VKK) zou nooit meer dan 650 manschappen tellen. Ze vertrokken eind 1950 per schip naar Korea, waar ze pas op 31 januari 1951, na 43 dagen op zee, arriveerden.

SECONDE NA SECONDE

Over de geschiedenis van de Belgische deelname aan de Koreaanse oorlog is weinig gepubliceerd. Nog minder bekend is de alledaagse, individuele ervaring van de oorlog als zodanig, die vaak mijlenver af staat van de heroïek van militaire dagorders. Om die realiteit te reconstrueren, verzamelde de historica Petra Gunst in haar boek Operatie in Korea, dat ze samen met de VKK-leden Armand Philips en Benoît Verhaegen schreef, een groot aantal gedetailleerde getuigenissen van soldaten die naar Korea waren uitgestuurd.

Het boek is niet te best geschreven, oogt rommelig en mist een krachtige auctoriële visie. Maar de getuigenissen zelf stralen een grote, soms aangrijpende authenticiteit uit. De dominerende ervaringen zijn die van verwarring, angst en desoriëntatie. Strategie en zelfs tactiek komen er aan het front nauwelijks aan te pas. Het gaat alleen om schieten, meestal in het wilde weg, in de hoop om de volgende seconde nog in leven te zijn. En zo seconde na seconde.

Die existentiële grenservaringen staan in schril contrast met de abstracte politieke en militaire berekeningen aan de top. Die ene keer dat het bataljon echt aan een slag deelnam, bleek het, zoals voorzien, te weinig manschappen te tellen en kreeg het een “absurde” stelling toegewezen. Dat heeft levens gekost. Maar het zijn de generaals die achteraf de geschiedenis van de oorlog bepalen en daarmee ook hun fouten, carrièrisme of cynisme kunnen wegmoffelen. Een “Korea-commissie” is er nooit geweest.

Petra Gunst, Armand Philips, Benoît Verhaegen, “Operatie in Korea”, Lannoo, Tielt, 238 blz., 595 fr.

M.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content