Van maaltijdcheque en bedrijfswagen tot groepsverzekering en gsm. De Belgische werkgever is erg vindingrijk wanneer het erom gaat de werknemer ‘meer te betalen met minder geld’. Fiscus en sociale zekerheid binden nu de strijd aan tegen al die bovenwettelijke voordelen.

Bedrijfsvoorheffing, sociale werkgevers- en werknemersbijdragen, bijzondere bijdragen… nadat de kassa van minister van Financiën Didier Reynders en die van zijn collega van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke hebben gerinkeld, houdt de werknemer van elke honderd frank die zijn werkgever betaalt netto 43 frank over. België is daarmee de recordhouder, de loonlasten zijn de hoogste van de wereld.

De ondernemingen morren daarover en krijgen in naam van de werkgelegenheid steeds meer kortingen op hun sociale bijdragen. Dat ook de werknemers klagen dat ze minder dan de helft overhouden van hun zuurverdiende loon dringt niet tot in de Wetstraat door. Integendeel, na een periode van loonstop is er nu zelfs loonmatiging en de economie voelt zich daar zo goed bij dat overheid en sociale partners daar nog een tijdje mee willen doorgaan.

Maar dat is macro-economie. In de dagelijkse werkelijkheid van fabriek en kantoor is het voor werkgevers wel degelijk bijna onmogelijk om hun medewerkers financieel te motiveren. “Onze mensen verdienen niet te veel, de sociale kosten op hun verdiensten zijn te hoog”, klinkt het eensgezind in werkgeversland. Onder druk van de loonmatiging bedraagt de koopkrachtstijging niet meer dan één procent per jaar en het salaris gaat dankzij de automatische indexkoppeling nog met twee procent omhoog omdat de prijzen eerder evenveel gestegen zijn. Pakweg een opslag van 1.800 frank op een bruto-maandloon van 60.000. Fiscus en sociale zekerheid doen daar hun voordeel mee, zodat de kans groot is dat de werknemer van de netto-koopkrachtstijging op zijn loonbriefje in het geheel niets merkt.

Wegens die zware loonwig vlucht het land in de zwarte economie. Naar schatting vijftien tot twintig procent van onze economie is ‘zwart’. Ook een record, alleen het vrolijk-anarchistische Italië doet beter in Europa. Het bonafide bedrijfsleven zoekt andere wegen om zijn werknemers te belonen, zonder dat de overheid en de sociale zekerheid mee-eten. Legale trucs, die de werknemers weten te appreciëren.

MAALTIJDCHEQUES VOOR EEN NIEUW BANKSTEL

Maaltijdcheques zijn zo een middel om medewerkers extra te motiveren. Ze zijn al een hele tijd gemeengoed en razend populair. Maar de tijd dat een werknemer met zijn opgespaarde maaltijdcheques een nieuw bankstel kocht of de zomerse sportvakantie van zijn kinderen betaalde, is alweer voorbij. De overheid sloot de poort voor dat bovenwettelijk loon dat aan belastingen en sociale bijdragen ontsnapte. De wetgever maakte er opnieuw echte maaltijdcheques van; het moet gaan om de betaling door de werkgever van de maaltijd van zijn arbeiders en bedienden die niet kunnen genieten van de voordelen van een bedrijfsrestaurant. Maar omdat niemand verplicht is ’s middags te eten, of daar onvoldoende tijd voor heeft of geen restaurant in de industriezone vindt, mogen er ook etenswaren mee worden gekocht. En dat begrip wordt door de warenhuizen nogal ruimdenkend geïnterpreteerd.

Die ene maaltijdcheque per werkdag, van maximum 180 frank, waarop de werkgever 44 frank bijpast, geldt wel als loon, maar is niet onderworpen aan sociale en fiscale bijdragen. Die extra motivatie van de werknemers kan wel oplopen tot 60.000 frank per jaar.

Aangezien heel veel werknemers maaltijdcheques krijgen, zien de fiscus en de sociale zekerheid enkele tientallen miljarden aan hun neus voorbijgaan. De financiering van die sociale zekerheid ligt de vakbonden dan weer na aan het hart, ze beschouwen dat een beetje als hun eigen winkel. Voor pensioenen, werkloosheid, gezondheidszorg, enzovoort is het bovendien elk jaar weer goochelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Vakbonden houden niet van die handigheidjes die werkgevers en werknemers verzinnen om het netto-inkomen op te voeren. Hun secretarissen en militanten te velde zijn evenwel rekkelijker en vinden altijd wel een onbelastbaar voordeeltje om in een collectieve arbeidsovereenkomst te schuiven.

140.000 BEDRIJFSWAGENS

Bedrijfswagens zijn zeer in trek omdat je er ook ‘privé-kilometers’ mee kunt rijden. Werkgevers weten het: sommige categorieën werknemers zoals kaderleden, hogere bedienden en specialisten kunnen zij niet houden, laat staan aantrekken, zonder hen een auto van het bedrijf aan te bieden. Sommige bedrijven voeren concurrentie voor elkaars werknemers met luxewagens. Er rijden nu 140.000 werknemers in bedrijfswagens rond, tien jaar geleden werden niet meer dan 35.000 auto’s op lange termijn verhuurd.

Dat heer van bedrijfswagenrijders heeft drie gemeenschappelijke belagers: de fiscus, de sociale zekerheid en al wie bezorgd is om de mobiliteit – de milieubeweging die klaagt dat de auto’s met hun koolstofuitstoot verantwoordelijk zijn voor het gat in de ozonlaag nog buiten beschouwing gelaten. Het mobiliteitsprobleem – en niemand kan ontkennen dat autowegen en wegen dichtslibben – maakt de bedrijfswagen als voordeel in natura bijzonder kwetsbaar. Bij een ordinaire belastingverhoging lijkt het dan zelfs niet om het geld te gaan maar wel om een bijdrage tot die mobiliteit. De belastingcontroleur die de werknemer als het ware de tram of trein in duwt.

Fiscus en sociale zekerheid hebben zich fel geroerd. Zo vielen al snel minstens 5000 privé-kilometers van de werknemer onder de belastingmeter. En sedert 1 januari 1997 betalen bedrijfswagens zelfs sociale zekerheid, 33 procent op het gratis privé-gebruik. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid rekende uit dat dit wel vier miljard frank moest opbrengen maar inde slechts anderhalf miljard frank sociale autobijdragen. Wat bleek? Elke fleetmanager vertelde aan fiscus en sociale zekerheid dat de gelukkigen met een bedrijfswagen privé niet meer dan het wettelijk minimum van 5000 kilometer per jaar reden.

De belastingcontroleurs doen daar nu lastig over, of sommigen toch. Ondernemingen melden dat tot hun verrassing de fiscus hun bedrijfsakkoord opzegt en meer informatie eist over de verhouding privé- en beroepsgebruik van de bedrijfswagens, hij wil het werkelijke privé-gebruik kennen en belasten. De meeste werknemers rijden algauw meer dan twintig kilometer per dag in het woon-werkverkeer. In nieuwe bedrijfsakkoorden trekken belastingcontroleurs het pakket privé-kilometers op tot 7000 of 8000 kilometer en nog meer. Vooral op de poolcars hebben zij het gemunt. Officieel staan die auto’s ter beschikking van iedereen die ze tijdens het werk nodig heeft, maar het komt voor dat de directie ze als privé-wagen gebruikt. Een belastinginspecteur kan er nog mee lachen dat hij een bedrijf ontdekte met een pool van één Porsche en twee zware BMW’s.

Het valt niet te achterhalen of daar een politieke beslissing achter zit of een richtlijn van de hoofddirectie van de belastingen. Zeker is dat de overheid verleden jaar bij de sociale secretariaten die het loon- en personeelsbeheer voor een groot aantal ondernemingen verwerken officieel heeft geïnformeerd naar het effectieve gebruik van bedrijfswagens en het werkelijke gewicht van het voordeel in natura ervan. De sociale secretariaten antwoordden unisono dat zij dergelijke details niet uit hun computers konden halen.

UITHOLLING

De actie van de fiscus kan evengoed het persoonlijke initiatief zijn van een aantal belastingcontroleurs. De nieuwe, jonge generatie wil een en ander kordater aanpakken. Ondernemingen klagen dat het verwerpen van het forfaitair aantal privé-kilometers voor hen een zware administratieve last is: ze moeten dan de kilometertellers van de bedrijfswagens bijhouden. In sommige werkgeversverenigingen hebben ze daar al over geconfereerd. La revanche du petit, luidt de conclusie. De belastingambtenaren pakken wat ze kunnen pakken, ook al is het sop de kolen niet waard. KB Lux en andere affaires tonen aan dat de fiscus wel ander dringend en meer renderend werk te verrichten heeft. Wat de zwarte economie betreft, zijn haar mogelijkheden ver van uitgeput.

Hoe dan ook, het reële voordeel van de bedrijfswagen wordt verder uitgehold. De werknemer zal dat als een belastingverhoging op rekening van paars-groen noteren. In het gestremde verkeer geniet hij nog altijd van meer comfort in zijn auto dan in de bus of in de komt-ie-of-komt-ie-niet-trein. In het mobiliteitsdebat liggen theorie en praktijk ver uit elkaar. De vorige minister van Verkeer Michel Daerden – zelf een Porschefanaat – durfde om die reden vlak voor de verkiezingen de fiscale aftrekpost van zes frank per kilometer voor woon-werkverkeer niet af te schaffen. Als de overheid ooit aan rekeningrijden denkt, zal ze het moeilijk hebben de werknemers uit te leggen waarom zij op de autowegen plaats moeten maken om het hun rijdende werkgever gemakkelijker te maken. Maar met de Ecolo-minister van Mobiliteit en Vervoer Isabelle Durant weet je maar nooit.

Bedrijfswagens zijn niet het enige middel voor ondernemingen om hun personeel te plezieren. Een elektrozaak lijmt haar medewerkers met een fikse korting op een nieuw televisietoestel. Een kledingzaak rekent evenmin het volle pond aan voor de nieuwe winterjas van haar medewerker. Het oliebedrijf schuift zijn werknemers een goedkope tankkaart toe. Fijn is dat, en de begunstigden weten niet eens dat de werkgever de winstderving fiscaal mag aftrekken. Fiscus en sociale zekerheid beschouwen die kleine winst nog niet als te belasten loon, behalve wanneer het voordeel uitzonderlijk is, of het product onder de kostprijs weggaat. Dat hangt een beetje af van inspecteur tot controleur.

Autobedrijven mogen zelfs tot twintig procent korting geven op de wagen voor een werknemer. Maar zij hebben een sterk bijkomend argument: het is zeer arbeidsmotiverend als de werknemer met het soort wagen kan rijden dat hij dagelijks in elkaar helpt te zetten. Iets soortgelijks geldt niet langer voor de bankbedienden. Het feest met de goedkope hypotheken om een huis te bouwen of een appartement te kopen, is grotendeels uit: het verschil tussen de marktrente en de goedkopere rente die de bank zijn bedienden gunt is een belastbaar voordeel.

De ene werkgever is creatiever dan de andere, sommigen goochelen werkelijk met sociale voordelen. Het hangt ook een beetje af van de waakzaamheid van het lokale belastingkantoor. Maar over computers thuis, Internetaansluiting inbegrepen en gsm’s bestaat weinig discussie. Ze gelden niet eens als een klein plezier voor de werknemers, aangezien ze alleen voor het werk horen te dienen. Voor de kosten die de werknemer maakt omdat hij bijvoorbeeld privé enige stijl en stand hoog heeft te houden, steekt de fiscus nu wel een stokje. Volledig schrappen is te vergaand, maar bedrijven hebben wel goede argumenten vandoen om hun controleur te overtuigen.

DE ARTSEN PROFITEREN MEE

De hospitalisatieverzekering en de groepsverzekering zijn bovenwettelijke voordelen die duidelijk in de lift zitten. Een ietwat modern human resources-beleid kan ze niet negeren. De overheid heeft ze een keurslijf van wetten en reglementen aangemeten.

Zowat 630.000 mannen en 280.000 vrouwen, bedienden vooral, zitten in een stelsel van groepsverzekering of bedrijfspensioenfonds waarbij hun werkgever en meestal ook zijzelf (maar in geringere mate) sparen voor een aanvullend pensioen. Het beleid van de overheid is gericht op de uitbreiding van die tweede pensioenpijler. Hoewel de vorige regering er niets dan lof voor had blokkeerde zij de nieuwe groepsverzekeringen door de werkgeversbijdragen onder te brengen in de wettelijke loonmatiging. Binnen de enkele procenten toegelaten loonkostenstijging bleef geen marge over voor nieuwe pensioenbijdragen. Dat is niet veranderd, maar de nieuwe loonmatiging is minder dwingend en over een nieuwe groepsverzekering valt een sociaal inspecteur niet meer.

Zelfs de wet op het multi-ondernemingspensioenfonds is goedgekeurd, zodat straks ook werknemers van kleinere ondernemingen aanspraak kunnen maken op een aanvullend pensioen. Maar de fiscus eist zijn deel. Gepensioneerden schrikken niet weinig bij de vaststelling dat van het verwachte pensioenkapitaal 16,5 procent afgaat op het deel dat de werkgever heeft bijeengespaard, 10 procent op het werknemersdeel en 3,5 procent op de winstdeelname.

De hospitalisatieverzekering, waarmee sommige ondernemingen de niet-terugbetaalde ziekenhuiskosten van hun werknemers en hun familie dekken – de eenpersoonskamer is populair -, heeft als miraculeus neveneffect een bovenwettelijk voordeel te zijn voor ziekenhuizen en artsen. Ze vullen hun facturen aan met allerlei ereloontoeslagen. Daardoor zijn de premies die de ondernemingen voor die verzekering betalen in feite te duur.

Zelfs met doodgewone verzekeringen kunnen ondernemingen hun werknemers een pleziertje gunnen. De verzekeraars zien brood in de affinity market. Het bedrijf treedt dan als het ware op als makelaar voor de privé-verzekeringen van de medewerkers. Aangezien het geen commissieloon int en de verzekeraars scherpe prijzen geven voor grote volumes, valt er profijt van te trekken. Helemaal netto.

“Meer belonen met minder geld” zoals het NCMV van de zelfstandige ondernemers dat formuleert, is nu wel erg moeilijk. Als de wetgever het al niet gereglementeerd heeft, sluiten de ambtenaren van de belastingen en de sociale zekerheid de ‘achterpoortjes’ wel. Alleen voor de opties op aandelen van de eigen onderneming zijn het voorspoedige tijden. Een kleine belasting bij de toekenning van de opties en helemaal niets meer bij de uitoefening van het kooprecht. Met de huidige florerende beurs is grote winst gewaarborgd bij het aankopen van de aandelen tegen een lage prijs en het prompt verkopen tegen de veel hogere koers. Een recent koninklijk besluit beschouwt die winst niet als loon waarop bijdragen betaald dienen te worden.

Het Verbond van Belgische Ondernemingen jubelt dat de nieuwe regelgeving voor de bedrijven een kostbaar middel is om bekwame en dynamische medewerkers aan te trekken. Dat was ook nodig, want topmanagers en informatici konden in het buitenland veel meer verdienen. Met de financiële participatie van de werknemers staat het nog nergens, ondanks de aankondiging ervan in het regeerakkoord en het wetsvoorstel van senator Jean-Luc Dehaene, die nu in het bedrijfsleven zijn draai vindt. Maar zoals bekend zijn de vakbonden tegen, zelfs de werknemers moeten niet trachten te ontsnappen aan de financiering van de sociale zekerheid.

Behalve het loonkostenprobleem zorgt ook de nieuwe spanning op de arbeidsmarkt voor gemor bij de werknemers over de loonwig. Onder de bedrijven groeit de concurrentie om de broodnodige werknemers aan te trekken. En de lagelonentrekkers 1.500 frank belastingverlaging per maand toekennen om sommige werklozen aan te zetten toch aan de slag te gaan – hun armoedeval te verlaten – zal dat probleem niet oplossen.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content