Patrick Depuydt was de Manager van 1989. Zijn Belgisch industrieel rijk is nu gesloten.
PATRICK DEPUYDT wou vooraan staan. Zijn hout-holding Abelor werd niet naar zijn vader genoemd en was evenmin A Belgian Organisation. Alleen, op de Brusselse kontantmarkt kan geen aandeel Abelor voorbij in de alfabetische rangschikking. Zo’n dertig procent van de effekten liggen onder het publiek verspreid. Het beleeft er weinig plezier aan. Het aandeel verkommert op de beurs, er is geen handel in, de laatste notering beliep 352 frank. Bij de kapitaalverhoging in 1992, toen Trends’ Manager van het Jaar 1989, Depuydt, nog volle glorie genoot, betaalden beleggers 2.100 frank per stuk.
Rond die tijd van de kapitaalverhoging ligt ergens de turn around van de nog steeds mistige ?Groep Depuydt”. Moeilijkheden, reddingspogingen en noodoplossingen volgden mekaar in snel tempo op. Het rijk van Depuydt leek uiteen te vallen. Althans zijn industriële belangen, want er is bitter weinig bekend over wat hij in de wereld uitricht aan herstrukturering van ondernemingen, bemiddeling bij overnames en fusies en internationale handel.
De nu 55-jarige Kortrijkse ingenieur en ekonomist had zich sedert het einde van de jaren zeventig een stevige reputatie opgebouwd als bedrijvenchirurg. Hij redde de Def-radiatorenfabriek in het Waalse Roucourt, zijn eerste suksesnummer. Nog meer applaus kreeg Depuydt omdat hij als Vlaming de totaal ontredderde, maar prestigieuze en politiek gevoelige kristalfabriek Val-Saint-Lambert uit de modder haalde. Hij was gemoeid bij het weer opstarten van de Waalse tennisracketsfabriek Donnay. En in Limburg verwierf hij de status van industriële held nadat hij erin slaagde de zitmeubelgroep Velda weer op de rails te zetten.
Met een dergelijke erelijst was het niet verwonderlijk dat Depuydt in één adem werd genoemd met de Franse tycoon Bernard Tapie en met Joep van den Nieuwenhuyzen van de Nederlandse Begemann Groep. Tapie doet nu alleen nog rechtbanken aan en Van den Nieuwenhuyzen, die sedert het faillissement van de Boelwerf in Temse in Vlaanderen een grote negatieve populariteit geniet, is handelsreiziger voor de verkoop van zijn eigen bedrijven. Even weinig suksesvol is het industriële rijk van Patrick Depuydt. Afgelopen week riep zijn holding Abelor een buitengewone algemene vergadering bijeen. Dat moest wettelijk, want het vermogen is tot de helft van het maatschappelijk kapitaal gedaald. De aandeelhouders beslisten de aktiviteit voort te zetten. In Frankrijk en in Polen, want in België is er niets meer.
LIMBURG.
In maart 1989 koopt Depuydt, met vermoedelijk enkele partners, de meubelgroep Velda uit Opglabbeek van de oprichtersfamilie Veldeman. Hij betaalt één frank, trouw aan zijn principe ?dat we slechts zaken overnemen voor een symbolische frank ; we hebben nooit betaald voor een overname en zijn ook niet van plan dat te doen.” Hij krijgt een dik miljard schulden mee. Maar zoals dat gaat in reddingsoperaties die de overheid in naam van de werkgelegenheid steunt, schenken banken en leveranciers hem een pak schulden kwijt, stopt de Vlaamse overheid zachte leningen toe en doen de werknemers afstand van premies en andere voordelen. Er verdwijnen 160 van de 600 arbeiders in de werkloosheid.
Vriend en vijand geloven dat Velda klaar staat voor een trotse toekomst. Het lukt echter niet. Vorige zomer bekent Patrick Depuydt : ?Ik verlies bij Velda 600.000 frank per dag.” Alleen beursanalisten hebben eerder vastgesteld dat de verlieslatende Velda-bedrijven uit de holding Abelor zijn weggesaneerd. Velda gaat in vrijwillige vereffening, maar op 1 september vorig jaar verklaart de handelsrechtbank Velda (salons) en Vediwood (schrijnwerkerij) failliet. Op dagvaardiging van de banken volgen nauwelijks drie maanden laten Vedifoam (schuimrubber) en Velda International (vastgoed en participaties). Tenslotte gaat Luxor (luxe-salons), in duistere omstandigheden door een brand vernield, in vrijwillige vereffening. De Belgische Velda-groep bestaat niet meer.
Intussen is het de andere geredde bedrijven niet beter vergaan. Val-Saint-Lambert is met 200.000 bezoekers per jaar aktiever als toeristische attraktie dan als kristalproducent. Depuydt wil ervan af en zet zijn vroegere trots in vereffening. Maar de koop tegen één frank mag hem nog wel wat geld opbrengen. De pogingen van het management om nog eens met het Waalse gewest met de Val te herbeginnen, stokken op een prijs van tegen de tweehonderd miljoen en vooral op de eis van de mislukte redder dat geen juridische akties tegen hem worden gevoerd. Depuydt staat sterk : hij bezit in een Nederlandse stichting de merknaam Val-Saint-Lambert. Van de redding van Donnay, onder leiding van Bernard Tapie trouwens, is nooit iets in huis gekomen. En de Def-radiatorenfabriek verkocht Depuydt voor een onbekende prijs aan een Franse groep, waar ze wegens zwaarwegende overnamekosten snel in het faillissement sukkelde.
INDUSTRIE.
Goeverneur Alfons Verplaetse van de Nationale Bank haalde zich enkele jaren geleden de wrevel van het bedrijfsleven op de nek met zijn eclatante verklaring dat nog weinig toekomst voor de industrie overblijft. België moet, net zoals andere Europese industrielanden, overschakelen naar dienstenaktiviteiten. Dat is of was niet de stelling van Patrick Depuydt. De voormalige Manager van het Jaar gelooft in industriële aktiviteit, als grondslag van de ekonomie en de werkgelegenheid. De Groep Depuydt hanteert dan ook als doelstelling : nieuw leven inblazen in laagtechnologische bedrijven, ondernemingen met merken die grote series produceren.
Dat ligt Depuydt. Hij beschreef zichzelf ooit als ?een troubleshooter, die lastige karweitjes opknapt en ook van afdankingen niet wakker ligt.” Bovendien steekt het land in de jaren tachtig vol bedrijven en bedrijfjes met een traditioneel management, die hun verouderde strukturen onvoldoende aanpasten en niet voorbereid geraakten op de revolutie van Europa ’92. Het is de glorietijd voor bedrijvenchirurgen.
Voor Depuydt dus. Na enkele jaren in de Verenigde Staten, start hij in 1976 met TMC Europe als advizeur voor bedrijven in moeilijkheden. Van hem was tot zijn industriële avonturen met Val en Velda niet veel meer bekend dan dat hij met een hoog tempo de wereld rondvloog en referenties van bedrijvenbijstand aandiende als Côte d’Or, Uco en PRB. Waarnemers geraken snel verdwaald in steeds weer nieuwe herstruktureringen van de eigen diskrete business : Temco, Redasco in Zwitserland… Waar de Groep Depuydt voor staat, is evenmin duidelijk. Al ontgaat de bestuursaktiviteit van zijn Britse echtgenote Elaine Thomas en zijn zuster Ida Kerckhof-Depuydt niemand, net als de trouw van een kleine groep medewerkers, van wie alleen zijn rechterhand Michel Van de Vyvere uit de Velda-saga bekend is.
Had het kunnen lukken ? Bedrijvenredders zijn kreatieve financiers, die wonderen verrichten met verborgen activa van versleten ondernemingen, cash flow oppompen en aan schuldfinanciering doen. Zo zegde Depuydt ook : ?bedrijven moeten hun balans op een dynamische Angelsaksische manier bekijken in plaats van via de klassieke balansverhoudingen, zoals eigen vermogen tegen vreemd vermorgen. Zo hebben merknamen een waarde en dat blijkt niet uit de balans.” Met die manier van financieren en balansen schrijven valt te werken, als de ekonomie goed draait. Maar sedert het openbreken van Oost-Europa en de groei van de globale ekonomie ziet Europa er anders uit. De bedrijvenchirurgen kunnen hun schone liedjes niet uitzingen.
AFZETMARTEN.
Voor de meubelgroep Velda krimpen de afzetmarkten en bijgevolg de winstmarges. De loonkost verricht ravages. In vergelijking met wat konkurrenten in Frankrijk betalen, en zeker konkurrenten met fabrieken in het vroegere Oostblok, is België te duur. De sterke Belgische frank is katastrofaal voor een groep die nogal wat salons op de Britse en de Italiaanse markt kwijt moet. En bovendien blijken de bange konsumenten niet meer gehaast om hun meubels te vernieuwen. Velda kan tweehonderd salons per dag maken, maar krijgt er slechts zestig verkocht. Dat kan de gevallen topmanager van de KS, Peter Kluft, die een tijd in Opglabbeek als topverkoper verscheen, niet verhelpen. De hele Belgische meubelsektor verkeert in krisis, des te meer een groep die nog op de operatietafel van een bedrijvenchirurg ligt.
In 1994 komt dan ook een minder sociaal minzame Depuydt op het toneel. Nooit had hij nagelaten de vakbonden te loven voor hun medewerking bij zijn herstruktureringen. ?Ik beschouw mijn délégués en vakbondsvrijgestelden als middenkaders.” Maar nu plotseling blijken de Limburgse vakbondslui onverantwoord te zijn en de Limburgse arbeiders bekonkurreren hun eigen bedrijf niet alleen in het zwart, zij verlanterfanten vijftien tot twintig procent van hun arbeidstijd. In Opglabbeek gaan de toiletten op slot, de sleutel is te bevragen bij de ploegbazen. Ondanks nieuwe inleveringen van de werknemers, tijdelijke werkloosheid en andere inspanningen gaat het de Velda-groep niet beter. De werknemers, die nooit anders dan reddingspogingen meemaakten, geloven niet langer in de toekomst. Zij mikken op een royaal sociaal plan.
De eerder bejubelde Depuydt, die als eerste een Limburgs bedrijf op de beurs bracht en intussen weer weghaalde, is in de zomer van vorig jaar de kop van jut. De evenementen rond de vereffening en de fallissementen in de groep verlopen incidentrijk. De gevallen redder, die zich met lijfwachten ?mijn Chippendales” omringt, klaagt zijn werknemers aan : zij willen niet de jobs van tweehonderd mensen redden, zij azen puur op geld, besmet als ze zijn door de hoge premies voor de werkloze mijnwerkers en de gigantische afscheidsvergoedingen voor de Boelarbeiders. Dat de vereffenaar suggereert dat Depuydt Opglabbeek dicht wil om er geen konkurrentie van te krijgen in zijn buitenlandse fabrieken, maakt de sfeer alleen grimmiger.
Bij herhaling betreurt Depuydt dat een grote groep als Velda niet naar lagere loonlanden te delokalizeren valt. Maar hij heroriënteert (zonder sukses) zijn Limburgse groep op de lokale markt en bouwt een buitenlands net op in Frankrijk (zitmeubelbedrijf Sufren, matrassenfabriek Dorlaine en Velda Bedding) en in Polen ( Velda Polska), met de medewerking van de Vlaamse overheidsholding Gimv.
Patrick Depuydt heeft nu België als industrieel en investeerder verlaten. Maar de Kortrijkzaan delokalizeerde eerder al zichzelf. Op zijn 45ste verjaardag kreeg hij het domicilierecht in Zwitserland, waar hij sindsdien officieel woont. In België bewijst hij zijn fiskaal gunststatuut ongegeneerd met een Zwitserse nummerplaat op zijn Mercedes.
De Velda-groep zelf kwijnt nu in de schaduw van de beruchte mijn van Zwartberg weg. De enige toekomst van het grote bedrijfsterrein ligt wellicht bij het er naast gelegen Fenix-projekt. Dit gekontesteerde mega-winkelcentrum is daar nu de enige hoop op werkgelegenheid.
Guido Despiegelaere
Bedrijvenchirurgie hielp Velda niet.
Patrick Depuydt schrijft België af.