Hij was nog minister onder Franco en wil op zijn 82e van geen wijken weten. Manuel Fraga, de man die zichzelf steeds weer opnieuw uitvindt, een van ’s werelds langst regerende politici, gaat zondag voor zijn vijfde termijn als minister-president van Galicië.
In november wordt hij 83, maar op de verkiezingsaffiche ziet Manuel Fraga Iribarne er een jaar of twintig jonger uit. ‘Facelift! Bedrog!’, kraaien zijn politieke tegenstanders. ‘Niet geretoucheerd maar gemaakt door een goede fotograaf’, bromt Fraga, en hij nodigt alle twijfelaars uit om naar de making of-video te komen kijken. Vijftien jaar lang is Fraga nu al onbedreigd koning van Galicië, de noordwestelijke hoek van Spanje, een bolwerk van de Partido Popular. Vier ambtstermijnen als minister-president, telkens met een absolute meerderheid. Hij moet een van de oudste ministers ter wereld zijn. En hij wil dat zo houden, tijdens de regionale verkiezingen zondag gaat hij voor zijn vijfde termijn. Hij is steeds moeilijker te been, werd vorig jaar onwel tijdens een parlementszitting, maar dat deert hem allerminst. ‘Ik voel me beter dan ooit.’
Bij elke stembusgang opnieuw wordt Fraga’s franquistische verleden bovengehaald. Op zijn website begint zijn politieke loopbaan pas in 1977. Geen woord over de Falange Española de las Jons, Franco’s eenheidspartij, waar Fraga zich al als student bij aansluit. Geen woord over zijn carrière in de jaren vijftig wanneer hij parlementslid en topambtenaar wordt. En vooral geen woord over de zeven jaar dat hij deel uitmaakt van Franco’s regering.
El Caudillo haalde hem in 1962 binnen als minister voor Informatie en Toerisme. Fraga was relatief jong, hij kreeg de naam een vernieuwer te zijn. Zijn Pers- en Drukwet, ook de wet-Fraga genoemd, schafte de censuur af en luidde een voorzichtige liberalisering van de media in. De ministers bleven nog steeds ongelimiteerd ingrijpen wanneer hen iets niet beviel, maar het viel op dat er iets meer mocht. ‘ Con Fraga hasta la braga‘, zei men toen, met Fraga tot op het slipje.
Dat de Spaanse kusten tegenwoordig elke zomer door buitenlanders overspoeld worden, is eveneens Fraga’s werk. Het is onder zijn bewind dat het Spaanse toerisme zijn grote boom begon. ‘ Spain is different‘, was de slogan. Dat klonk als: de burgeroorlog is nu ondertussen al heel lang geleden, zo’n vaart loopt het nu ook niet meer met die dictatuur, kom u dus warmen aan onze zon. De horden buitenlandse toeristen betekenden een belangrijke impuls voor de Spaanse economie en maakten vooral een gat in de Pyreneeën, een opening naar Europa die Spanje uit zijn isolement zou halen en het einde van de dictatuur zou bespoedigen.
Fraga ontpopte zich toen al tot een door de wol geverfde propagandist. In 1966 verloor een Amerikaanse B-52 vier kernbommen tijdens een bevoorradingsmanoeuvre boven de Zuid-Spaanse kust. Drie bommen kwamen op het dorpje Palomares terecht, met radioactieve straling als gevolg, de vierde viel in zee. Grote onrust vanzelfsprekend, maar die was onterecht, zei Fraga, en hij ging enkele weken later samen met de Amerikaanse ambassadeur in de zee voor Palomares zwemmen.
‘La la la’
Een voorzichtige hervormer, maar wel in een repressief regime. Folteren en executies waren toen nog schering en inslag. Op 20 april 1963 was Fraga aanwezig toen de regering de doodstraf van de communistische leider Julián Grimau goedkeurde. Het buitenland protesteerde. Fraga reageerde met de publicatie van twee brochures die de executie moesten rechtvaardigen. Ook na Franco’s dood liet hij zich van zijn hardste kant zien. Als minister voor Binnenlandse Zaken was hij in 1976 verantwoordelijk voor het genadeloze politieoptreden tegen een manifestatie in het Baskische Vitoria. Vijf arbeiders werden gedood, tweehonderd raakten gewond, verscheidene zwaar. ‘ La calle es mía‘, riep Fraga, de straat is van mij. Nauwelijks twee maand later eindigde de jaarlijkse anti-franquistische mani- festatie op de Montejurra in Navarra in een bloedbad, twee deelnemers werden gedood door een extreem-rechts commando. De Guardia Civil liet begaan. De daders werden nooit gepakt.
Maar het democratiseringsproces was nu niet meer te stoppen. In 1977 hergroepeerde Fraga de conservatieve partijtjes in de Alianza Popular, samen met andere franquistische kopstukken. De AP begon sputterend, maar na de ontbinding van Adolfo Suarez’ centrumrechtse UCD in 1981 ging het ineens snel. In 1982 won de socialist Felipe Gonzalez wel de verkiezingen, maar de Alianza Popular werd veruit de grootste oppositiepartij. Fraga begon aan zijn tweede politieke leven. De franquistische ex-minister verkocht zichzelf zo goed dat hij ineens het fatsoenlijke gezicht van het postfranquistische rechts werd, zijn eerste facelift. De charismatische Gonzalez mocht dan wel de ideale schoonzoon zijn, Fraga bleef de norse vader van Spanje. De behoeder van de eenheid van het vaderland. In 1989 herdoopte hij zijn alliantie in de Partido Popular en duidde hij een besnorde belastinginspecteur uit Castilië aan als zijn opvolger. Een goede zet, in 1996 werd José Maria Aznar, want zo heette de inspecteur, eerste minister van Spanje.
‘Posfranquismo’
Tijd voor Fraga om aan zijn oude dag te denken. Hij trok zich terug in Galicië, zijn geboortestreek, waar hij eind 1989 de leiding over de Xunta, de regioregering, in handen kreeg. Opnieuw deed zich een gedaanteverwisseling voor. De man die eerst als Franco-minister en vervolgens als partijleider te keer was gegaan tegen alles wat links en nationalistisch was, kwam nu woorden te kort om zijn autonome regio te bezingen. In 1968 had hij nog zijn veto gesteld toen Joan Manuel Serrat zijn liedje op het Eurosongfestival in het Catalaans wilde zingen (waardoor Massiel in allerijl werd opgetrommeld en nog won ook met ‘La la la’), twintig jaar later bleek hij ineens Galicisch te praten en schoten hem de tranen in de ogen wanneer de gaiteros hun doedelzakwijsjes ten gehore brachten.
Manuel Fraga werd voor Galicië wat Jordi Pujol voor Catalonië was. Symbool van een eeuwig lijkende macht, synoniem bijna met de streek die hij bestuurt. Don Manuel laat hij zich graag noemen, nooit verlegen om een sterke uitspraak, in de goede traditie van het Spaanse politieke machismo dat hem veertig jaar geleden in Palomares zijn zwembroek deed aantrekken. Nooit in zijn leven had hij een condoom gebruikt, bezwoer hij vorig jaar, toen de regering van José Luis Zapatero zich druk maakte over het aids-standpunt van de Rooms-Katholieke Kerk. ‘En ik denk ook te sterven zonder een condoom gebruikt te hebben.’ Zijn socialistische tegenkandidaat in deze campagne noemt hij zonder verpinken een ‘clown’. Minder humor legt hij aan de dag als het over de zopas goedgekeurde wet op het homohuwelijk gaat: een ‘walgelijke wet’, noemt hij dat. En het Baskisch, dat vindt hij maar ‘een prehistorische taal, die in het museum thuishoort.’
In de peilingen voor deze Galicische verkiezingen doet Fraga het niet zo goed. Zijn partij blijft de grootste, maar de absolute meerderheid dreigt hij kwijt te spelen. De leeftijd misschien. En het zijn ook de eerste regioverkiezingen na de ramp met de Prestige, de olietanker die de Galicische kusten onder een zwarte smurrie bedekte. De ecologische ramp luidde in 2003 het einde van Aznar in. De oorlog in Irak en de aanslagen van 11 maart 2004 in Madrid zouden de rest doen.
Maar misschien zit de oorzaak van Fraga’s tanende succes nog dieper. De 82-jarige Galiciër belichaamt als geen ander de paradox van het posfranquismo. Dertig jaar geleden werd de bladzijde van de dictatuur bijna geruisloos omgeslagen. Meteen na Franco’s dood begonnen de Spanjaarden een nieuw land te bouwen. De kopstukken van het oude regime werden nooit vervolgd. Er was niets veranderd. Een modern land vol oude spoken. De Partido Popular haalde vorig jaar nog 10 miljoen stemmen. Nu pas begint te dagen dat het land nog een rekening heeft openstaan. Drie maanden geleden verklaarde onderzoeksrechter Baltasar Garzon, de schrik van de Zuid-Amerikaanse ex-dictators, dat het stilaan tijd wordt dat ook Spanje een waarheidscommissie krijgt. Zondag beslissen alvast de Galliciërs aan welke waarheid ze de voorkeur geven.
Rudy Pieters
Dat de Spaanse kusten tegenwoordig elke zomer door buitenlanders overspoeld worden, is Fraga’s werk.