Wie beveelt in de Palestijnse opstand? Arafat? De ’tanzim’? Een speurtocht naar de nieuwe opstandelingen.

In Ramallah is het even zoeken naar het kantoor van de Union of Palestinian Medical Relief Committees. De voorzitter ervan, dokter Mustafa Barghouti, hoort bij de derde trend in de Palestijnse politiek: ‘Je hebt Fatah, je hebt de islamitische trend, en je hebt de democratische trend. Dat zijn wij. Nog niet goed georganiseerd, maar sterk aan het groeien.’ In zijn kantoor, veteranen uit vroegere veldslagen: ‘We wisten wel dat de nieuwe explosie er aankwam, maar zo snel misschien niet…’

Voor Mustafa Barghouti is de opstand een politiek fenomeen. Natuurlijk wordt er wel geschoten, maar dat mag het punt niet zijn, daar zijn de Israëli’s beter in. Het punt is dat de opstand de regels van het spel veranderd heeft, de eisen van de Palestijnen zijn duidelijker geworden. De Palestijnse Autoriteit, lees Yasser Arafat, die zich door het Oslo-proces had laten binden aan bepaalde gedragsregels en procedures, kan nu niet meer terug naar de oude manier van doen, de oude onderhandelingen. Nu moet het gaan over onafhankelijkheid, einde van de bezetting, terugtrekking van Israël en van zijn kolonies, en recht op terugkeer van de vluchtelingen.

‘In de eerste dagen’ zegt Barghouti, ‘had men het over de Al Aqsa-intifada. Maar dat was fout, het liet vermoeden dat het om een religieuze opstand ging, en het kon de indruk geven dat, als het Al Aqsa-probleem opgelost zou worden, alles opgelost zou zijn. We hebben er de ‘ Istiqlal-intifada‘ van gemaakt: de onafhankelijkheidsopstand.’

Mustafa Barghouti: ‘Arafat die zegt te stoppen met schieten, daar zitten twee kanten aan. Enerzijds waren mensen kwaad omdat er geschoten werd vanuit bewoonde wijken. Dat moest afgelopen zijn. Anderzijds is er een algemeen akkoord tussen al de politieke groepen – van Hamas tot Fatah, iedereen – dat er niet geschoten mag worden tijdens betogingen. Ten eerste omdat dat gevaarlijk is voor de mensen, en ten tweede omdat het de intifada in een slecht daglicht stelt. De consensus is dat het populaire karakter van de intifada bewaard moet blijven, dat het geen militaire confrontatie mag worden. Dat zou Israël in de kaart spelen, want dat probeert de intifada voor te stellen als een strijd tussen twee legers. Israël heeft een heel machtig leger dat zit te wachten op elk excuus om zijn Apache-helikopters in te zetten, tanks te gebruiken… Ze gebruiken ze zonder excuus natuurlijk, en niets kan hun acties rechtvaardigen. Maar we moeten ons niet in die richting laten meeslepen.

Zijn er groepen die militaire operaties organiseren en de Israëli’s precies dat soort voorwendsel geven? Het is evident dat bepaalde mensen denken dat dat een efficiënte methode is…

Als Arafat oproept om het akkoord van Sharm-el-Sheikh, of het akkoord dat hij met Shimon Peres sloot, te respecteren, dan is dat een politieke oproep, en een gevaarlijke. Want dat beoogt de stopzetting van de intifada. Er is een vacuüm aan de top hier, omdat bepaalde mensen die geacht worden beslissingen te nemen, niet écht beslissingen nemen: ze laten dat over aan de verschillende pressiegroepen.’

MACCABEE OF TAIBEH

De volksopstand? Twee blokken verder in de straat, discreet op een eerste verdieping, een bar. De barman, misschien zestien jaar oud. Wat zal het zijn, Maccabee? Nee, zeg je, Taibeh. De jongen lacht, het was een strikvraag. Maccabee is Israëlisch bier, hij heeft het wellicht geeneens. De opstand lijkt ver, in vredig Ramallah na de middag, maar hij is overal.

Er is moeilijk uit wijs te raken. Er is ook zonder opstand al moeilijk wijs te raken uit de wirwar van Palestijnse instellingen. De Palestijnse Autoriteit is de regering. Arafat is de baas. Fatah, de partij van Arafat, is de regeringspartij. Maar Arafat heeft twaalf verschillende veiligheidsdiensten, politiekorpsen. Grapje: ‘Met twaalf politiediensten behaalde hij 88 procent van de stemmen bij de verkiezing. Als hij er elf afschaft en maar één behoudt, behaalt hij zeker 99 procent…’ Een tweesnijdend grapje: één tekenend aspect van die twaalf diensten is dat ze elkaar beconcurreren en dat Arafat ze, naar verluidt, tegenstrijdige bevelen geeft. En dat ze twee volledig uitgebouwde bevelsstructuren hebben, een in Ramallah voor de Westoever, onder leiding van Jibril Rajoub. Een in Gaza voor de Strook, onder leiding van Mohammed Dahlan. Twee heren die door de Israëli’s al jaren als waarschijnlijke opvolgers voor Arafat worden bestempeld, en met wie de Israëlische veiligheidsdiensten in het kader van Oslo een paar jaar zeer nauw hebben samengewerkt. Niemand raakt in de centrale gebouwen van de Israëlische veiligheidsdiensten binnen, maar Mohammed Dahlan heeft er rustig kunnen rondkijken. Toen een paar weken geleden een bom ontplofte in het Israëlische deel van een gemengde politiepost in Gaza was de verontwaardiging bijgevolg ook groot: die bom kon alleen door hun Palestijnse collega’s gegooid zijn. Dat zegt ook Yohanan Tzoreff van het Institute for Counter-Terrorism in Herzliya. Jaren heeft hij in Gaza gewoond, Dahlan was een vriend. En nu zijn het Dahlans mannen die bomaanslagen beramen. Hij kent ze allemaal. De teleurstelling. Een vriendelijke man, Tzoreff, het komt geen seconde bij hem op dat wat de Israëli’s als zo vanzelfsprekend ervaren – dat ze de Palestijnen infiltreren en bespioneren bij de ‘samenwerking’- de Palestijnen misschien ook al ingevallen is.

Intussen stelt IDF-luitenant-kolonel Gal Luft na een maand opstand zijn rapport voor over de Palestijnse politie die een waar leger geworden is: met 41.000 manschappen, bergen binnengesmokkelde, gestolen of van de maffia gekochte wapens, met ‘snipers’ en antitankwapens en tal van in de Oslo-verdragen expliciet verboden tuigen. Aan wapens komen, is niet echt een probleem in het Midden-Oosten. Gal Luft is een expert, hij heeft hier al eerder over geschreven. Waar hij niet uit raakt, is het feit dat dat Palestijnse ‘leger’ eigenlijk geen schot gelost heeft tijdens de eerste weken van de opstand. De verboden wapens werden niet gebruikt. De snipers zijn thuisgebleven. Hij schrijft (14 november): ‘In tegenstelling tot de rellen van september 1966, waarin Palestijnse politiemannen veertien Israëlische soldaten, onder wie enkele hoge officieren, wisten te doden, is tijdens de Al Aqsa-intifada geen enkele Israëlische soldaat gesneuveld in gevechten met Palestijnse politiemannen.’ Hij vraagt zich af waarom. Hij weet het niet: misschien is het een duivels plan van Arafat om de schuld op Israël te schuiven.

Maar zijn rapport wijst op grootscheepse verwarring, contradicties en chaos in het Palestijnse kamp, waar niet alleen de twaalf politiediensten elkaar voor de voeten lopen, maar er ook nog eens de officiële concurrentie van de tanzim is. ‘Tanzim’ betekent ‘organisatie’, en dat is dan de ‘veldorganisatie’ van Fatah. In de praktijk is het de militie van de partij, die wordt geleid, in de Westoever, door weer een Barghouti, Marwan. (Wat de verwarring voor de Israëli’s nog groter maakt, ook al zijn ze de beste kenners van de Palestijnse structuren, is de factor dat alle ‘verticale’ PA-instellingen, alle politieke beslissingen en verdelingen ten spijt, op een horizontale manier doorkruist worden door de hamoula, de traditionele clanstructuren. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat er in Gaza een machtige Dahlan- hamoula is en in de Westoever een Rajoub-clan, en dat je in Ramallah overal op de Barghouti’s stoot, en dat Arafat ze allemaal kent.) Het zijn de tanzim die de opstand organiseren. Omdat ze officieel bij Fatah horen, zweren de Israëli’s dat ze volledig door Arafat gecontroleerd worden. Maar horen ze wel bij Fatah?

INTERNE EN EXTERNE LEIDING

Ze werken met plaatselijke commandanten, die lokale groepen organiseren. Die worden nu door de Israëli’s opgejaagd. Ze bestaan in grote lijnen op de breuklijn tussen de ‘interne leiding’, dat wil zeggen de leiding die in de bezette gebieden groot werd en de eerste intifada voerde, en de ‘externe leiding’, dat wil zeggen de PLO van de diaspora, de mannen die met Arafat uit Tunis gekomen zijn. Die na Oslo rijk geworden zijn, terwijl de Palestijnen armer werden. De tanzim-leiders – maar ook die van de veiligheidsdiensten – zijn meestal ‘internen’. Zij hebben de Israëli’s leren kennen tijdens hun jeugd onder de bezetting, en daarna tijdens hun jaren in de Israëlische gevangenissen, waar ze Engels en Hebreeuws geleerd hebben, ze kennen hun vijand tot in de intieme details. En de vijand kent hen. Zij zijn de nieuwe lichting, die klaar is voor de échte guerrilla.

Vergelijk het met voetbalploegen. De begrafenis is de wedstrijd. En het treffen daarna: de samenhorigheid van een bende sportieve jongelui die een maat te wreken hebben. En die, omdat het moslims zijn, niet dronken zijn. Een nationale competitie.

Al die jaren, zeggen Palestijnse intellectuelen, hebben de Israëli’s ons niet eens zien staan, omdat we slecht georganiseerd waren. Toen werden ze door de hezbollah uit Libanon geschopt. De Hezbollah, daar hadden ze wél respect voor.

Gaza, en in een stoffig kantoor in de stad de ‘Jeugdorganisatie’ van de Volkspartij. Ihab Ahmad is 17 jaar, Ahmad Bousha 19. Ze wonen in het vluchtelingenkamp van Jabalia, hun school ligt naast een nederzetting. Ze vertellen hoe het gaat: er zijn straatgroepen, elke dag komen die samen in Jabalia, en de chefs van de groepen stellen een actieplan op – confrontaties, begrafenissen, nachtwachten, hulpcomités enzovoort. Eigenlijk was het een bestaande organisatiestructuur voor sociaal dienstbetoon, met zomerkampen en EHBO-cursussen en zo, die nu een beetje omgebogen is. Er is een algemene organisatie, van alle nationalistische en islamistische groepen, daar worden de grote lijnen uitgetekend. Op de grond vullen de straatcomités de details in. Vrienden zijn al doodgeschoten, ja. Wat daarbij in hen omgaat? Dat zouden ze niet kunnen zeggen, tenslotte hebben ze nog nooit met journalisten gepraat.

En nog jonger: de kinderen. Ze zijn niet weg te houden van de conflictpunten, dat zegt iedereen, hun moeders, hun leraars, hun vaders. Ze lopen weg, wie controleert een kleine die op straat speelt?

Toch wordt toegegeven dat de comités tegenwoordig niet meer de scholen afgaan om vrijwilligers te ronselen, en de meningen zijn verdeeld tussen mensen die zeggen dat men de kinderen moet opvangen en ze weghouden van de hot spots, en anderen die verontwaardigd ontkennen dat ze ze zouden laten gaan. Je rijdt naar het Netzarim-kruispunt, het punt bij Gaza waar al zoveel doden vielen: je ziet een pick-up met vijftien jongens erop die wordt tegengehouden en teruggestuurd door een Palestijnse politiepatrouille; je ziet, honderdvijftig meter verderop, vijf dertien- veertienjarigen die op weg zijn, te voet. Wie zal ze tegenhouden? Volgens de statistieken van Dr. Mustafa Barghouti is dertien procent van de dodelijke slachtoffers onder de zestien jaar oud, twintig procent tussen zestien en achttien, de helft tussen achttien en dertig. Veel kinderen, maar ‘een kinderkruistocht’? Nee. Iets anders. Gewoon de volgende lichting, op héél lange termijn.

Foto’s Maria Fialho

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content