DE NAZI-ERFENIS VAN CORNELIUS GURLITT

Jaren lang bewaarde Cornelius Gurlitt in zijn appartement in München een kunstschat die zijn vader, een kunsthandelaar, in de nazitijd in dubieuze omstandigheden had bijeengebracht. Meer dan 1400 werken lagen er, van onder meer Marc Chagall, Pablo Picasso en Henri Matisse, goed voor een slordig miljard euro. Nu spreekt Gurlitt voor het eerst.

In februari 2012 deed de Duitse douane een inval in het appartement van Cornelius Gurlitt (80) in Schwabing bij München. Wat de speurders vonden, overtrof hun stoutste verwachtingen. De woning was volgestapeld met ongeveer 1400 kunstwerken die Gurlitt had geërfd van zijn vader, de kunsthandelaar Hildebrand Gurlitt, opgebouwd in de jaren dat de nazi’s de plak zwaaiden in Duitsland. Ging het om roofkunst? Om zogenaamde ‘ontaarde’ kunst die de nazi uit de musea weerden? Of klopt de uitleg van Gurlitt junior dat zijn vader de werken op eerlijke wijze had verkregen? Hoe dan ook zal het juridisch heel moeilijk zijn om te bewijzen welke werken al dan niet het legitieme bezit zijn van Gurlitt. Kenners berekenden alvast dat de Chagalls, Picasso’s en Liebermanns samen meer dan een miljard euro waard zijn.

‘Vreemden’ noemt Gurlitt de douanerechercheurs en beambten van het parket in Augsburg die zijn appartement binnenvielen. Zijn woning was zijn wereld. Maar nu waren de vreemden daar, en ze waren met veel, wel met dertig – en ze bleven. Vier dagen lang wikkelden ze zijn leven in doeken, verpakten het in kartonnen dozen en droegen ze één voor één weg, meer dan duizend kunstwerken.

Ondertussen moest Cornelius Gurlitt in een hoek zitten en stil zijn. Dus zweeg Gurlitt en zag hij hoe ze zijn Liebermann van de muur namen, de Ruiters aan het strand, die daar jaren had gehangen. De Chagall uit de vergrendelde houten kast, de Klavierspeelster uit de hal. Ze namen alles mee. Ook de kleine koffer met zijn lievelingsbeelden, de werken op papier die Gurlitt elke avond uitpakte om ze te bekijken, jaren lang. Nu waren ze weg, en Gurlitt was alleen.

Opgejaagd wild

Sinds die dag is Cornelius Gurlitt alleen in zijn kille, witte huis, in een stad die hij zijn gevangenis noemt, München. En sinds het magazine Focus twee weken geleden de inbeslagname onthulde, verdringt de wereldpers zich voor zijn deur. Durft hij zijn kop te tonen, dan wordt hij haast blind geflitst, als was hij een oorlogsmisdadiger. Zonder ophouden kloppen vreemden op de deur, stoppen brieven door de gleuf.

De werken – schilderijen van Marc Chagall, Max Beckmann, Franz Marc, Pablo Picasso, Henri Matisse en René Magritte – zijn een sensationele kunstschat. De raadselachtige verzameling stamt uit de erfenis van zijn vader Hildebrand Gurlitt, die in 1956 stierf. Hij was kunstcriticus, museum-directeur, handelaar, een van de mannen die de moderne kunst ingang hadden doen vinden in Duitsland en die na 1933 zaken deden met de nazi’s. Het gaat er ook om of Hildebrand Gurlitt die werken onrechtmatig verwierf. Hoeveel er aan de zoon toe-komen, weet voorlopig niemand – niet het parket, niet de wetenschappers, niet de politiek, en ook Cornelius Gurlitt niet. Het enige wat hij weet, is dat hij weg wil van de plek waar hij opgejaagd wild is.

Zo veel beelden, zo veel raadsels. Roofkunst? ‘Ontaarde kunst’? Aan wie behoren ze toe? Hoe kwamen ze in de woning in München? En hoe gaat men met alles om: met de erfgenamen die ze opeisen? Met het onrecht dat toen is geschied? En met het onrecht dat hem misschien wordt aangedaan, Cornelius Gurlitt, erfgenaam van een verzameling van twijfelachtige origine?

Hij sprak met zijn schilderijen, ze waren zijn vrienden, de trouwe gezellen die hij in het echte leven niet had. Hij beschouwde het als zijn levens-opdracht de schat van zijn vader te behoeden. In de loop der jaren verloor hij daarbij het gevoel voor de werkelijkheid.

‘Ik had helemaal geen rekening met hen gehouden’, zegt hij, en hij bedoelt de vreemden. Wel heeft hij zelf een beetje schuld aan dat ‘fatale ongeluk’, het afscheid van het erfgoed van zijn vader. Hij had het moeten beschermen, zegt hij, zoals zijn vader het had gedaan, tegen het vuur van de nazi’s, tegen de bommen, tegen de Russen, tegen de Amerikanen. Voor Cornelius Gurlitt was zijn vader een held, en hijzelf is nu een mislukkeling.

Hij was zijn leven lang zoon en erfgenaam. Hij rekende het tot zijn opdracht de nalatenschap van zijn vader te bewaren. Hij stond er nooit bij stil dat in zijn honderd vierkante meter grote huis kunst opgestapeld lag die hem misschien niet helemaal toe-behoorde en die misschien kon helpen om iets goed te maken van wat het nationaalsocialisme had aangericht.

‘Had ik elders gewoond, dan was me dat allemaal niet overkomen.’ Ergens ver weg van de Zwitserse grens, waar de douanerechercheurs hem in 2012 opmerkten op de trein. Weg van de Münchenaars, die hij eigenlijk nooit vertrouwde. De schuld van alle ellende lag bij zijn moeder. Die wilde na de dood van zijn vader naar München verhuizen. Ze droomde van de bohème, van welgestelde lieden die niet naar het geld van de anderen kijken. Cornelius was toen 27, een jongeman die geen beslissingen nam, geen doener, helemaal anders dan zijn vader.

Oude wortels

Voor hem is München ‘de oorsprong van al het onheil’. ‘Hier werd de beweging opgericht’, zegt hij. Hij bedoelt de nazipartij NSDAP, in 1920. Hij spreekt over de redevoering van Adolf Hitler in de feestzaal van de bierkelder in München, waar hij het programma van de NSDAP verkondigde. Voor Gurlitt lijkt het onheil sindsdien de stad nooit meer te hebben verlaten.

Gurlitt heeft veel moeten achter-laten in zijn leven. De dood van zijn vader in een auto-ongeval, de dood van zijn moeder, de kanker van zijn zus. ‘Het pijnlijkste was het afscheid van mijn schilderijen’, zegt hij. ‘Hopelijk raakt alles snel opgeklaard en krijg ik eindelijk mijn schilderijen terug.’ Hij blijft die zin maar herhalen.

Hij begrijpt niet waarom het parket zoveel kabaal maakt over een oude zaak. De razzia, de overval op zijn wereld, is toch al anderhalf jaar geleden. ‘Nu zijn de schilderijen ergens in een kelder, en ik ben alleen. Waarom hebben ze de schilderijen niet laten hangen en alleen die werken meegenomen die ze wilden onder-zoeken? Dan was het hier niet zo leeg.’

Hij vertelt veel over vroeger. Toen hij geen verantwoording moest afleggen, geen beslissingen moest nemen. Toen zijn vader de zaak nog in de hand had, een voorvechter van de moderne kunst, die evenwel toch zaken deed met de nazi’s, ‘ontaarde kunst’ in het buitenland verkocht en ook wel geroofde kunst. En die een deel daarvan kennelijk voor zichzelf hield.

Cornelius Gurlitt herinnert zich zijn jeugd in de Alte Rabenstrasse in Hamburg, op een paar meter afstand van de stroom, de Alster. Hij vertelt over de camouflagebouwsels voor de luchtafweerkanonnen aan de Alster, die Hamburg moesten beschermen tegen de bombardementen. Hij wil nog eens naar Hamburg, hij zou zijn doopakte willen hebben, voor zijn privé-archief. Een beetje verbondenheid, oude wortels, dat is mooi, dat heeft een mens nodig.

De familie verhuisde vaak, vader achterna. Die had het niet gemakkelijk, omdat hij ‘raciaal niet zuiver op de graat was’, maar hij vocht zich overal doorheen en was behoorlijk gehaaid. In Hamburg had hij zijn kunsthandel in de Klopstockstrasse 35 op de naam van zijn vrouw gezet, hijzelf stond ingeschreven als bediende. Later, in Dresden, had hij de zaak zelfs niet meer laten registreren, hij bewaarde de kunstwerken thuis en deed van daaruit zaken. ‘Mijn vader werd vaak verjaagd, hij ging vaak onderuit, maar hij stond altijd weer op.’

Cornelius Gurlitt woonde eerst bij zijn ouders. Later bij zijn zuster, dan alleen met zijn moeder. Waar hij ook woonde, hij bleef een fantoom. Een voorkomend mens, maar wanneer technici voor de deur stonden om een glasvezelkabel te leggen, moesten ze vechten om binnen te mogen. Hij wilde toch alleen zijn schilderijen beschermen tegen vreemde blikken.

Al in zijn kindertijd speelde hij tussen Liebermann, Beckmann en Chagall, de kunstwerken gingen met hem mee van stad tot stad, ze hingen in de woonkamers, in de vestibules. Vader beroerde en koesterde ze allemaal, ze dragen allemaal zijn sporen. Boven het bed van Cornelius hing vader het ‘groene aangezicht’ van Ernst Ludwig Kirchner. ‘Hitler hield niet van groene aangezichten’, zegt Gurlitt. Thuis werd er weinig goeds verteld over de Führer. Zijn vader bestreed hem, maar wel zo verdekt dat niemand het merkte, zegt Gurlitt.

Hildebrand Gurlitt kocht nooit iets van privépersonen. De werken kwamen uit Duitse musea of van handelaars. Vader zou enkel hebben samengewerkt met de nazi’s omdat hij wilde verhinderen dat de werken in vlammen opgingen. En dan zegt de zoon: ‘Het is mogelijk dat mijn vader soms iets privaats aangeboden kreeg, maar dat nam hij zeker niet aan. Dat ware hem slecht bekomen.’

Nu staat de anonieme zoon in het licht van de openbaarheid. Het gaat om de verwerking van Duitse geschiedenis, maar het gaat ook om hem. Hij is de zoon die een schat erfde maar zich nooit afvroeg waar die vandaan kwam. Hij moest verantwoordelijkheid opnemen, maar dat is moeilijk voor iemand die nooit verantwoordelijkheid wil opnemen. ‘Het parket zal wel uitmaken wat ik terugkrijg’, zegt hij. ‘Ik heb nog nooit iets strafbaars gedaan, en had ik dat gedaan, dan was het allang verjaard. Als ik schuldig zou zijn, dan hadden ze me toch in de gevangenis gestopt?’

Groene staar

Hij wil gewoon zijn beelden terug. Maar wanneer? En welke zullen het zijn? En zijn lievelingswerken?

Cornelius Gurlitt heeft vrienden nodig, een familie en vooral advocaten. Maar hij blijft besluiteloos. ‘Ik heb er nooit één nodig gehad.’ Hij moet zo veel vragen beantwoorden waarop hij geen antwoord weet. ‘Ik had nooit iets te maken met de aanschaf van de werken, alleen met hun redding.’ Hij hielp zijn vader toen-tertijd al in Dresden, toen ze de kunstwerken uit de handen van de Russen moesten houden. De mensen zouden hem dankbaar moeten zijn. ‘Ik ben niet zo moedig als mijn vader. Hij leefde en vocht voor de kunst. Het parket moet mijn vader eerherstel geven.’

Het toeval wilde dat Cornelius Gurlitt de enige van de familie was die alles overleefde. Toeval ook toen hij op een dag op de trein stapte met 9000 euro op zak en in het vizier van de douanerechercheurs geraakte. Toeval dat hij ze eerst iets op de mouw speldde en dan op het toilet bij de fouillering door de mand viel. De zaak met Zwitserland ergert hem ten zeerste. Twintig jaar geleden verkocht hij daar een werk, en het geld plaatste hij op een Zwitserse rekening. De kunsthandelaar had het transport voor zijn rekening genomen, zodat hij zich nergens zorgen over hoefde te maken. ‘Ik heb nooit iets illegaals tolvrij over de Zwitserse grens gebracht’, zegt hij. In Zwitserland had hij nooit inkomsten, streek er geen rentes op.

Zijn gezondheidstoestand is de jongste jaren verslechterd. Opnamen in het ziekenhuis. Groene staar. Gurlitt betaalde de dokters altijd contant. In de herfst van 2011 bracht hij de Leeuwentemmer naar het veilinghuis Lempertz. De rechtsadviseur was zeer voorkomend. Ook met de erfgenamen was alles geregeld. Het schilderij werd verkocht voor 725.000 euro, waarvan Gurlitt 400.000 overhield, en de erf-genamen de rest.

Cornelius Gurlitt ziet zijn beelden in de kranten. Hij is ontzet. ‘Wat is dat voor een staat die mijn privébezit te kijk zet?’ Hij heeft tranen in de ogen. Hij fluistert: ‘Dat ze me die maar gauw teruggeven.’ Eentje wil hij dan nog verkopen, misschien de Liebermann, voor de ziekenhuiskosten. De rest moet weer bij hem thuis. Chagall opnieuw in de kast, het werk met de klavierspeelster in de gang, waar zijn moeder het altijd hing.

‘Ik mis de beelden erg, dat merk ik nu.’ Het is nu wel genoeg geweest met de publieke aandacht, voor hem en voor zijn werken, en hij zal ze aan geen enkel museum ter wereld nog uitlenen. Die hebben genoeg andere dingen om te tonen. ‘Als ik dood ben, kunnen ze ermee doen wat ze willen.’ Tot dan wil hij ze voor zichzelf alleen. Dan komt er eindelijk opnieuw een beetje ‘stilte’.

©Der Spiegel

DOOR ÖZLEM GEZER

Gurlitt sprak met zijn schilderijen, ze waren zijn vrienden, de trouwe gezellen die hij in het echte leven niet had.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content