Minister van Justitie Marc Verwilghen heeft de voorbije maanden naar eigen zeggen hard gewerkt. Vroeger dacht hij al eens dat het voldoende was ‘enkele uitspraken te doen’, maar de werkelijkheid is anders.

In de Kamercommissie voor Justitie is deze week de begroting van Justitie voor 2001 aan de orde. Minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) kondigt nieuwe initiatieven aan, waarmee hij onder andere het algemene gevoel van straffeloosheid en onveiligheid wil tegengaan.

Marc Verwilghen: Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen straffeloosheid en een gevoel van onveiligheid. Straffeloosheid heeft niets te maken met een gevoel. Ofwel wordt een misdrijf vervolgd en leidt het tot een straf. Ofwel niet. In dat laatste geval is het wel belangrijk de burger te informeren over de gerechtelijke beslissing. Pas dan zul je bij de rechtzoekenden de gevoelens van onveiligheid, of de indruk van straffeloosheid, kunnen wegnemen.

Zelfs indien er voldoende parketmagistraten zouden zijn om het personeelsbestand aan te vullen, dan nog zouden wij de vraag kunnen stellen of die volstaan om het Openbaar Ministerie optimaal te laten functioneren. Die vraag hebben wij nog nooit gesteld. In Frankrijk leidt 55 procent van de opgestarte onderzoeken nergens toe. Bij ons zou dat percentage wel eens hoger kunnen liggen en ook daar moeten wij een antwoord op vinden. Grote agglomeraties zoals Brussel, Luik en Antwerpen hebben te kampen met een tekort aan parketmagistraten – 53 in totaal. Alleen in Charleroi en Gent zijn de tekorten minder erg.

Om jonge juristen aan te trekken, proberen wij nu de functie van parketmagistraat financieel aantrekkelijker te maken. De regering heeft vorige week een wetsontwerp terzake goedgekeurd. Bovendien zullen de parketmagistraten in de vijf grote agglomeraties iets meer verdienen omdat zij vaak de meest complexe dossiers te verwerken krijgen. Ik heb ook een wetsontwerp klaar om de benoemingsvoorwaarden in de magistratuur aan te passen. Dan kunnen we meer kandidaten naar de parketten sturen en daar ook houden. Intussen heb ik op verzoek van de parketten zoveel mogelijk parketjuristen tijdelijk benoemd. Zij helpen de parketmagistraten, en velen stappen later over naar de magistratuur.

Wat wordt er precies bedoeld met de ‘werklastmeting’ waarop in de regering wordt aangedrongen?

Verwilghen: De werklastmeting moet nagaan hoe de instroom van dossiers verwerkt wordt met het huidige aantal mensen en middelen. Gesprekken met de professoren Roger Depré en Annie Hondeghem van het Instituut voor de Overheid (KU Leuven) en eindredacteurs van het recente boek Management, bestuur en beleid in de rechterlijke organisatie leerden mij dat er afdoende methodes bestaan om de werklast in de magistratuur wetenschappelijk te meten. De regering wil geen personeelsuitbreiding in de magistratuur meer toestaan zonder voorafgaande werklastmeting. Bovendien zal dan binnen de magistratuur duidelijk worden wie hard werkt en wie niet en waar de problemen rijzen.

Als minister van Justitie hebt u wel toezicht op de parketmagistraten, de staande magistratuur zoals dat heet, maar niet op de zittende magistratuur, de rechters en raadsheren. Nochtans zijn vooral laatstgenoemden verantwoordelijk voor de gerechtelijke achterstand.

Verwilghen: Er is inderdaad ook een werklastmeting nodig bij de zittende magistratuur.

Het parket kan klachten seponeren en zo het gerechtelijk apparaat ontlasten. Hebt u al zicht op het seponeringsbeleid in de 27 gerechtelijke arrondissementen?

Verwilghen: Wij hebben daar nog onvoldoende zicht op omdat de 27 parketten pas sinds de toepassing van de wet-Franchimont in 1998 verplicht zijn de betrokkene te melden waarom zij seponeren. De periode is te kort om reeds duidelijke beleidslijnen te zien.

Intussen blijkt wel dat de Autonome Politie-Afhandeling (APA) – waarbij de politiediensten bepaalde soorten misdrijven vrijwel autonoom kunnen afhandelen – een ideaal systeem is om de parketten te ontlasten. De APA werkt prima in Oost-en West-Vlaanderen, maar ik stel vast dat de Waalse parketten-generaal er ronduit tegen zijn. Ik laat dit thema echter niet los.

Een aantal misdrijven die niet voor APA of een sepot in aanmerking komen, kunnen in de toekomst ook louter administratief afgehandeld worden. Dat spoor volgt Binnenlandse Zaken nu. Het Federaal Veiligheidsplan stelt dat een aantal zaken buiten-gerechtelijk opgelost moeten kunnen worden door een administratief sanctierecht in te voeren. Een hele reeks verkeersinbreuken zouden bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau administratief afgehandeld kunnen worden. Op voorwaarde dat de behandeling dan in alle gemeenten dezelfde is en wij daar niet geconfronteerd worden met de ongelijke vervolgingen die wij precies op het niveau van de parketten proberen weg te werken.

Hoe verklaart u dat het snelrecht dat u voor Euro 2000 hebt ingevoerd nog maar in een vijftigtal gevallen werd toegepast? Zo zal het de rechtsgang niet ontlasten.

Verwilghen: Snelrecht heeft niets te maken met het wegwerken van de gerechtelijke achterstand. Het beoogt een snelle maatschappelijke reactie op welbepaalde misdrijven. Het snelrecht wordt inderdaad nauwelijks toegepast en moet dringend geëvalueerd worden. Er hapert daar iets. Daarom heb ik de parketten gevraagd alle mogelijke opmerkingen te formuleren om de toepassing van het snelrecht te optimaliseren. Op 21 november heb ik een vrij omstandige analyse gekregen van de – vooralsnog informele – raad van de procureurs des konings. Zij stellen een aantal wetswijzigingen voor om de parketten als Openbaar Ministerie toe te laten het gebruik van het snelrecht te sturen. Dat is wenselijk omdat de onderzoeksrechter met de wet-Franchimont een nog grotere onafhankelijkheid geniet dan voorheen.

Als de procureurs echter zeggen dat de toepassing van het snelrecht meer mensen en middelen vergt, herinner ik er toch aan dat er al 250 miljoen frank geïnvesteerd werd om precies met het oog op de toepassing van het snelrecht de personeelsformatie van de rechtbanken uit te breiden. Die toegevoegde rechters zijn er, maar worden niet ingezet waarvoor ze in dienst zijn genomen. In Frankrijk is nochtans bewezen dat het snelrecht werkt. Daar wordt nu al 60 procent van de zaken via snelrecht afgehandeld. Voormalig minister van Justitie Elisabeth Guigou wou zelfs tot 90 procent gaan.

De haast waarmee die rechtszaken in Frankrijk worden afgehaspeld, doet ook wel vragen rijzen naar de rechten van de verdediging. Bovendien worden door de snelrechtprocedure mensen veroordeeld die vroeger niet eens voor een rechter zouden zijn verschenen.

Verwilghen: Dat is een van de redenen waarom ik het snelrecht nooit als een doel op zich heb gezien, maar slechts als een middel dat in bepaalde omstandigheden aangewend kan worden. U bent het toch met mij eens dat de rellen naar aanleiding van de voetbalmatch Antwerp-Germinal Beerschot en de videobeelden die de politie als bewijs kan voorleggen, het gerecht moeten toelaten de daders op korte termijn te straffen. Als hier geen snelrecht toegepast kan worden, dan weet ik niet wanneer het wel kan.

Agalev wil bij monde van senator Frans Lozie en zelfs van minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet het gebruik van alle drugs uit het strafrecht halen. Welke manoeuvreerruimte hebt u – nationaal en internationaal – bij het uitwerken van een drugsbeleid?

Verwilghen: Het Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 zegt duidelijk dat de verdragslanden, waaronder België, zich engageren om de handel en het gebruik van drugs te beperken tot wetenschappelijke en medische doeleinden. Anderzijds is er artikel 71 van het Schengen-verdrag uit 1990 waarin de handel in verdovende middelen expliciet wordt verboden. De verdragslanden verbinden er zich toe de handel en het gebruik van onder andere cannabis te bestrijden. Dit is in september op de bijeenkomst in Portugal van de Raad van Europa inzake drugsgebruik nog eens bevestigd. We kunnen het gebruik van en de handel in drugs dus niet zomaar legaliseren.

Het is wel de vraag of zoveel politieke commotie nodig is omtrent cannabis. Er is een richtlijn van de toenmalige minister van Justitie Tony Van Parys (CVP) en de procureurs-generaal van 8 mei 1998. Iedereen zegt dat die richtlijn duidelijker kan. Misschien wel, al zie ik – enkele zeldzame uitzonderingen niet te na gesproken – weinig cannabisgebruikers voor de rechtbank verschijnen, laat staan veroordeeld worden.

Het rapport van collega Aelvoet moet nog in de regering besproken worden. De enige manoeuvreerruimte lijkt mij de verfijning van de richtlijn van het college van procureurs-generaal om te zien wat juridisch-technisch mogelijk is: welke bevoegdheden kunnen worden ondergebracht bij Volksgezondheid en welke dan de prioriteiten blijven op het strafrechtelijke vlak. Onderschat de impact van de drugshandel op de samenleving niet. Vijftien procent van alle gerechtelijke onderzoeken met betrekking tot georganiseerde misdadigheid is gelieerd aan soft en hard drugs.

In uw begrotingsnota besteedt u veel aandacht aan de bestrijding van de georganiseerde misdaad, maar het blijft bij plannen.

Verwilghen: De wetten moeten inderdaad nog goedgekeurd worden, maar ik heb wel de ontwerpen klaar. Zij kunnen aan de kabinetsmedewerkers van de andere departementen, aan de ministerraad en daarna aan het parlement voorgelegd worden. Ook de teksten ter bescherming van getuigen zijn klaar. Net zoals het wetsontwerp dat de omkering van de bewijslast mogelijk maakt.

Het wetsontwerp op de bijzondere politietechnieken zal pas in januari klaar zijn. Intussen is er op de justitiebegroting voor 2001 bijna een half miljard frank uitgetrokken voor de installatie van een nationale telefoonafluisterkamer. Dat is een machtig wapen tegen elke vorm van misdaad.

Verwacht u geen protest van de Waalse socialisten en de groenen? Het gaat toch om delicate materies: politiemethodes die ieders privacy kunnen schenden; de omkering van de bewijslast, die breekt met het aloude rechtsprincipe dat de aanklager de schuld bewijst maar dat niemand zijn onschuld hoeft te bewijzen.

Verwilghen: Of de wetsontwerpen op de korrel zullen worden genomen, zullen we pas weten wanneer de ministerraad ze bespreekt. Maar we kunnen allemaal lezen wat het regeerakkoord en het Federaal Veiligheidsplan daaromtrent zeggen. Beide zijn bovendien door het parlement goedgekeurd. Het wordt dus moeilijk om daar nu, in naam van grote principes, op terug te komen.

De Europese Unie moest een half jaar wachten op het Belgische rapport over de georganiseerde misdaad. Het verslag over de georganiseerde misdaad anno 1999 is nog altijd niet publiek, terwijl er sprake is van een verontrustende stijging.

Verwilghen: Het rapport-1999 werd naar de Senaat doorgestuurd en toont aan dat de omvang van de georganiseerde misdaad in België niet te onderschatten is. Vorig jaar ging het om een tweehonderdtal dossiers: in 118 van de dossiers werden vermogensonderzoeken uitgevoerd en de transacties die daarin werden nagetrokken, zijn samen goed voor zo’n 30 miljard frank. Als de gerechtelijke diensten gebruik kunnen maken van de nu voorgestelde wettelijke middelen, dan zullen we wellicht vaststellen dat het om nog grotere misdaadorganisaties en bedragen gaat.

Intussen wordt duidelijk dat de hervorming van politie en justitie die de acht Octopuspartners twee jaar geleden uittekenden, niet zo eenvoudig te realiseren is.

Verwilghen: Octopus was een politiek akkoord waarbij een aantal krachtlijnen werden uitgezet. Deze regering heeft beloofd dat akkoord uit te voeren. In de huidige politieke constellatie zie ik geen enkele van de oorspronkelijke Octopuspartners die het akkoord afzweert, zelfs de christen-democratische oppositie niet.

Bij de implementatie ervan worden we wel met problemen geconfronteerd. Denk aan de gebrekkige controle op het geplande federaal parket. Het is evenwel aan het parlement om daarover te beslissen, nu de procureurs-generaal, de procureurs des konings en anderen werden gehoord. Hun kritiek betreft niet zozeer de installatie van een federaal parket dan wel de controle erop.

U hebt toch zelf een verslag over de gerechtelijke pijler van de politiehervorming ondertekend waarin de bevoegdheden van dat federaal parket zeker niet worden aangevochten?

Verwilghen: Die bevoegdheden roepen niet zoveel weerstand op, wel de kans op bevoegdheidsconflicten tussen de federale procureur en de procureurs des konings. De Octopuspartners waren het daarover eens. Een andere vraag betreft de mogelijke controle van de procureurs-generaal op de federale procureur. Sommigen menen dat deze controle niet uitvoerbaar is. De commissie Justitie van de Kamer zal daarover een beslissing moeten nemen. Zij zal ook moeten bepalen in welke mate de parketten nu verticaal en horizontaal geïntegreerd worden. Dit plan is er tijdens de Octopusonderhandelingen in allerijl aan toegevoegd. Na enkele fundamentele discussies wordt nu een nieuwe tekst opgesteld. Ook daar zijn wij nog niet uit.

Op 1 januari 2001 moet er wel een federale procureur zijn die de bevoegdheden waarneemt die hem of haar worden toegekend in het kader van de federale politie die op die dag van start gaat.

Verwilghen: In afwachting van de installatie van een federaal parket werken wij verder met de nationale magistraten. Zo bekeken, zit ik in een betere positie dan collega van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL) die tegen die datum rijkswacht en gerechtelijke politie tot één federale politie moet samensmelten.

In bovengenoemd document over de gerechtelijke pijler van de hervorming staat dat ‘de voorziene recherchecapaciteit, op federaal en lokaal vlak samen, niet volstaat om aan de behoeften van de opsporings- en onderzoeksmagistraten te voldoen’. Is dat niet pijnlijk voor een minister van Justitie?

Verwilghen: Die vraag houdt mij vanaf het eerste ogenblik bezig. De leden van de gerechtelijke politie bij de parketten en hun collega’s van de BOB van de rijkswacht waren niet talrijk genoeg om het gerechtelijk werk verder uit te voeren. Daar werden dan 550 rijkswachters binnen de federale politie aan toegevoegd. Anderzijds zijn er nog altijd de rechercheploegen van de lokale politiekorpsen, die samen met een aantal rijkswachters uit de brigades geleidelijk nieuwe korpsen zullen vormen. Of zij nu met z’n allen voldoende recherchecapaciteit kunnen leveren, weet ik niet. Wij zullen dat vanaf 1 januari voortdurend moeten nagaan en zonodig bijsturen. Sinds 16 november is er in elk geval een document dat duidelijkheid verschaft over de integratie van de nieuwe diensten van de gerechtelijke politie. En er volgen nog andere richtlijnen.

De rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten kunnen nog altijd niet met elkaar communiceren: noch via radio noch via computer. Maar vanaf 1 januari vormen ze wel samen de federale politie. Hun systemen zijn ook niet compatibel met die van de gemeentelijke politiekorpsen.

Verwilghen: Er zijn inderdaad verschillende systemen in gebruik. Het is de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken om deze vorm van logistieke ondersteuning te verzekeren, ook voor de gerechtelijke opdrachten. Men verzekert mij dat de nodige apparatuur tijdig ter beschikking zal zijn.

Uw begroting stijgt volgend jaar met drie miljard (tot 49,329 miljard). Dit is een forse stijging, maar bij nader toezien blijken het veel druppels op een hete plaat.

Verwilghen: Dat is niet zo. Naast de initiatieven ter bestrijding van de georganiseerde misdaad, is er ook wat ik de uitbouw van de e-justice noem: de modernisering van justitie met de nieuwste communicatiemiddelen, gaande van de politierechtbanken tot en met het Hof van Cassatie, met inbegrip van videoconferenties voor televerhoor. Per jaar worden 600.000 manuren van politiemensen besteed aan het overbrengen van gevangenen naar politiekantoren, rechtbanken en griffies. De digitale archivering moet ons in staat stellen kilometers archieven op diskette vast te leggen. Ook de weergave van de zittingen door de griffiers zal in de toekomst via audioreporting kunnen. Zo zal in de toekomst elk woord letterlijk opgenomen en uitgeschreven worden.

Bovendien wil ik rechters en raadsheren de technische en wettelijke mogelijkheden bieden om aan case management te doen. Zij moeten immers de kans krijgen zelf de snelheid van de rechtsgang te bepalen, en die niet langer over te laten aan de partijen in het geding. Als wij grosso modo de artikels 730 tot 755 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigen, dan zouden alle betrokkenen zich aan de vooropgestelde termijnen moeten houden.

Zo staan er wel dertig initiatieven in uw begrotingsnota waarvoor u nog de goedkeuring van de regering en het parlement nodig hebt.

Verwilghen: Tijdens het voorbije anderhalf jaar zijn al het snelrecht, de nieuwe wet op de Belgische nationaliteit, de wet ter bestrijding van de informaticacriminaliteit, de voogdijwet en de strafrechtelijke bescherming van de minderjarige totstandgekomen. En voor alle aangekondigde initiatieven hebben we al ontwerpteksten klaar.

Minister Verwilgen is de voorbije maanden dus niet in zijn schelp gekropen, zoals sommigen beweren, maar heeft in stilte zijn huiswerk gemaakt?

Verwilghen: Dat was een bewuste keuze. Ik wou met degelijke wetsontwerpen komen. Mijn kabinetsmedewerkers hebben tijdens de vakantieperiode keihard gewerkt.

Er waren op uw kabinet meningsverschillen tussen een paar medewerkers die u verder wilden profileren als de populaire voorzitter van de commissie-Dutroux en de andere medewerkers die u daarentegen voornamelijk zien als minister van Justitie?

Verwilghen: Dat is diplomatisch gesteld. Mensen hebben vaak de indruk dat een minister van Justitie een soort toverstok bezit en dat het volstaat dat hij de problemen even aanraakt om ze op te lossen. De werkelijkheid is anders. Ik heb moeten leren minister te zijn en ervaren dat een minister met documenten moet uitpakken. Aanvankelijk dacht ik al eens dat het volstond enkele uitspraken te doen. Dat is niet zo.

Verklaart dat een aantal ongelukkige uitspraken in individuele dossiers? En krijgen we dan nu een minister van Justitie nieuwe stijl?

Verwilghen: Een minister van Justitie moet beleid voeren en zich niet inlaten met een individueel aspect van wat dan ook. Veel mensen zien de rol van een minister van Justitie nog op een andere manier. Ik heb echter liever belangstelling naar aanleiding van beleidsinitiatieven dan naar aanleiding van incidenten. Ik heb intussen ook leren zwijgen.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content